I.W., R.W. t. Bank BPH S.A., HvJ EU 29 april 2021, zaak C-19/20
Art. 6, lid 1, van richtlijn 93/13, gelezen in samenhang met art. 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat het aan de nationale rechter is om, wanneer hij vaststelt dat een beding in een overeenkomst tussen een verkoper en een consument oneerlijk is, de consument in het kader van het nationale procesrecht en na een debat op tegenspraak in kennis te stellen van de rechtsgevolgen die de nietigverklaring van een dergelijke overeenkomst kan hebben, ongeacht of de consument wordt vertegenwoordigd door een professionele gemachtigde.
Hof van Justitie van de Europese Unie, 29-04-2021