Update
Uitspraken van 18-01-2023 tot 30-01-2023
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 2 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Pařízek heeft lange tijd een heel lage huur voor zijn woning betaald, omdat die onder een rentecontrolesysteem viel. Na een wijziging van rechtspraak van het Tsjechische Constitutionele Hof is de huur flink omhooggegaan. Het EHRM oordeelt dat de wijziging weliswaar niet het gevolg was van bijzondere wetgeving, maar dat de constitutionele rechtspraak voldoende duidelijk en voorspelbaar was om als rechtsbasis te kunnen gelden. De aanpassingen waren gericht op het gelijktrekken van het huursysteem in Tsjechië ten voordele van woningeigenaren die lange tijd geen marktconforme huur konden rekenen. Dat is gerechtvaardigd en niet strijdig met art. 1 EP EVRM.
12-01-2023
(Zaaknaam: Parizek t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2023:0112JUD007628614, EHRC-2023-0035) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Verschillende rechters in het Constitutionele Hof van Oekraïne zijn in 2014 vanuit het parlement ontslagen, na de massale protesten tegen de vorige regering. Volgens het parlement hadden de rechters hun ambtseed geschonden door een aantal constitutionele amendementen ongrondwettig te verklaren en door een aantal andere uitspraken. Het EHRM stelt vast dat art. 8 EVRM op dit ontslag van toepassing is. De wettelijke basis voor het ontslag voldeed in de bijzondere omstandigheden van het geval niet aan de te stellen hoge voorzienbaarheidsvereisten. Ook zijn uitspraken hierover onvoldoende gemotiveerd. Strijd met art. 6 en 8 EVRM.
12-01-2023
(Zaaknaam: Ovcharenko en Kolos t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2023:0112JUD002727615, EHRC-2023-0033) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Vanwege slechte hygiënische omstandigheden zijn de kinderen van het echtpaar Kılıc via een noodmaatregel uit huis geplaatst. De oudsten konden later terugkeren, maar de jongste twee zijn in een pleeggezin geplaatst. Vanwege het gedrag van de ouders zijn de bezoekmogelijkheden beperkt. De maatregelen zijn volgens het EHRM zorgvuldig genomen en zijn in het belang van de kinderen. Het pleeggezin was niet islamitisch, maar zo’n gezin was ook niet voorhanden. Er zijn geen aanwijzingen dat het belang bij behoud van religieuze, taalkundige en culturele banden tussen ouders en kinderen is geschonden. Art. 8 en 9 EVRM zijn dan ook voldoende gerespecteerd.
12-01-2023
(Zaaknaam: Kilic t. Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2023:0112JUD002770015, EHRC-2023-0028) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Franse journalist en politicus Zemmour – die in de meest recente presidentsverkiezingen kandidaat was – heeft in 2016 tijdens een praatprogramma uitspraken gedaan die beweerdelijk aanzetten tot moslimhaat. Hij is daarvoor door de Franse rechter veroordeeld tot een geldboete. Het EHRM benadrukt dat er grenzen aan de uitingsvrijheid zijn als het gaat om het welbewust aanzetten tot haat en discriminatie. De door de nationale rechter gegeven kwalificatie van Zemmours uitspraken als haatzaaiend was redelijk; het ging volgens het EHRM zelfs om het doelbewust ondermijnen van de sociale samenhang. De veroordeling is dan ook niet in strijd met art. 10 EVRM.
20-12-2022
(Zaaknaam: Zemmour t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:1220JUD006353919, EHRC-2023-0039) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een asielzoeker heeft in Malta gesteld dat hij in zijn herkomstland Bangladesh risico voor vervolging loopt vanwege uitingen die hij als journalist heeft gedaan. Zijn asielrelaas werd echter onvoldoende geloofwaardig gevonden, zodat hem een terugkeerbesluit is opgelegd. Het EHRM stelt dat asielzoekers recht hebben op juridische bijstand. Als ze die niet krijgen, moet hen het voordeel van de twijfel worden gegeven als een asielrelaas niet helemaal sluitend is. Mede gelet op andere onvolkomenheden in de Maltese asielprocedure oordeelt het Hof dat art. 13 jo. 3 EVRM is geschonden.
20-12-2022
(Zaaknaam: S.H. t. Malta, ECLI:CE:ECHR:2022:1220JUD003724121, EHRC-2023-0037) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Roemenië gold tot voor kort een verschillende pensioenleeftijd voor mannelijke en vrouwelijke ambtenaren. Het EHRM overweegt dat voor zo’n onderscheid naar leeftijd zeer zwaarwegende redenen moeten worden aangevoerd. Die zijn er in een geval als dit echter niet. Het Hof oordeelt dat de verschillende pensioenleeftijden leiden tot het voortzetten van een gestereotypeerd beeld van genderrollen. Ook behandelt de absoluut en algemeen geformuleerde regelgeving vrouwen ten onrechte als een homogene groep zonder eigen zeggenschap over hun beroepsleven en carrièrewensen. Gelet daarop oordeelt het EHRM dat de wetgeving een schending oplevert van art. 1 P12 EVRM.
20-12-2022
(Zaaknaam: Moraru en Marin t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:1220JUD005328218, EHRC-2023-0030) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een minister heeft een tweet geplaatst waarin hij zich heel kritisch uitsprak over een parlementslid. Het parlementslid deed aangifte van laster, maar onder de Griekse Grondwet kan alleen het parlement zelf een strafvervolging jegens een minister initiëren. Nu het parlement dat niet deed, was er voor het parlementslid geen mogelijkheid om de aantasting van haar goede naam via een uitspraak recht te zetten, nu alleen strafrechtelijke uitspraken tegen private individuen worden gepubliceerd. Het EHRM oordeelt dat daardoor het recht op toegang tot de rechter is geschonden.
20-12-2022
(Zaaknaam: Bakoyanni t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2022:1220JUD003101219, EHRC-2023-0025) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een procedure over oneerlijke handelspraktijken heeft een onderneming de rechtbank verzocht om prejudiciële vragen voor te leggen aan het HvJ EU over de juiste uitleg van een EU-richtlijn. De nationale rechter heeft dit verzoek zonder enige motivering terzijde gelegd. Het EHRM oordeelt in overeenstemming met zijn vaste rechtspraak dat dit in strijd is met art. 6 lid 1 EVRM, zeker nu het verzoek voldoende was onderbouwd met feiten en argumenten en het niet kennelijk irrelevant of overbodig was.
15-12-2022
(Zaaknaam: Rutar en Rutar Marketing C.O.O. t. Slovenië, ECLI:CE:ECHR:2022:1215JUD002116420, EHRC-2023-0040)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een zelfstandige programmamaker heeft op basis van kortlopende dienstverleningsovereenkomsten een aantal activiteiten verricht voor de nationale publieke televisieomroep. Op zeker moment is geen nieuwe dienstverleningsovereenkomst gesloten, beweerdelijk vanwege de seksuele geaardheid van de programmamaker. Het HvJ oordeelt dat het niet opnieuw sluiten van een dienstverleningsovereenkomst met een zelfstandige als ‘ontslag’ in het licht van richtlijn 2000/78/EG kan worden gezien. In de contractvrijheid van art. 16 Hv kan geen rechtvaardiging worden gezien voor onderscheid naar seksuele geaardheid bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten.
12-01-2023
(Zaaknaam: TP (Monteur audiovisuel pour la télévision publique), ECLI:EU:C:2023:9, EHRC-2023-0038) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In het hoofdgeding zijn vragen ingediend over het recht op inzage in persoonsgegevens. Met name wil de verzoeker concrete informatie ontvangen over de ontvangers van door een verwerkingsverantwoordelijke verzamelde gegevens. Het HvJ oordeelt dat het recht van inzage belangrijk is om andere rechten te kunnen uitoefenen, zoals het recht op rectificatie, vergetelheid en verwerkingsbeperking. In verband daarmee is een verwerkingsverantwoordelijke verplicht om de identiteit van ontvangers mee te delen, tenzij dit onmogelijk of dispoportioneel zou zijn.
12-01-2023
(Zaaknaam: Österreichische Post, ECLI:EU:C:2023:3, EHRC-2023-0032) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een derdelander heeft een asielaanvraag ingediend omdat, na een zakelijk conflict in zijn thuisland, hij op beweerdelijk corrupte wijze strafrechtelijk is vervolgd. De vraag is opgekomen of daarbij sprake is van een vervolging wegens ‘politieke overtuiging’. Het HvJ wijst erop dat dit begrip ruim moet worden uitgelegd, in lijn met rechtspraak van het EHRM en aanwijzingen van de UNHCR. Het oordeelt dat van zo’n vervolging ook sprake is in omstandigheden als die in het hoofdgeding, zij het dat daarbij wel aannemelijk moet worden gemaakt dat die zich inderdaad zo hebben voorgedaan.
12-01-2023
(Zaaknaam: Migracijos departamentas (Motifs de persécution fondés sur des opinions politiques), ECLI:EU:C:2023:13, EHRC-2023-0029)