Update
Uitspraken van 21-12-2022 tot 17-01-2023
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 1 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na een moord zijn twee mannen strafrechtelijk vervolgd. Hoewel zij stelden een aantal getuigen à décharge te willen horen, werd dat verzoek geweigerd omdat er al voldoende bewijsmateriaal was. Uiteindelijk werden de mannen veroordeeld tot 22 resp. 25 jaar gevangenisstraf. Het Hof oordeelt dat er geen goede redenen waren om de verklaringen van de getuigen à décharge te weigeren. Daardoor werd de veroordeling in essentie gebaseerd op de lezing van de feiten zoals het openbaar ministerie die heeft gepresenteerd. Dit is in strijd met art. 6 lid 1 en lid 3 (d) EVRM.
15-12-2022
(Zaaknaam: Vasaráb en Paulus t. Slowakije, ECLI:CE:ECHR:2022:1215JUD002808119, EHRC-2023-0022) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klagers namen in juli 2015 deel aan een demonstratie tegen een stedelijk ontwikkelingsproject ‘Panorama Tbilisi’, dat zou leiden tot het bouwen van vier nieuwe stadswijken. Zij toonden daarbij spandoeken en stukken papier waarop met een tekening de gelijkenis van de nieuwe wijken met een penis werd benadrukt, en waarop de tekst ‘Panorama, m’n lul’ stond. Vanwege obsceniteit en ordeverstoring werden zij aangehouden en veroordeeld. Het EHRM beoordeelt de zaak onder art. 11 EVRM. Nu geen specifieke personen werden beledigd en ook vulgaire en controversiële uitingen worden beschermd onder het EVRM, is die bepaling door de veroordeling geschonden.
15-12-2022
(Zaaknaam: Peradze e.a. t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2022:1215JUD000563116, EHRC-2023-0016) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Martiri ontdekte in 2009 dat zij slachtoffer was geworden van frauduleuze praktijken van een bank, die zich in de periode tot 2005 afspeelden. Een in 2012 ingediende strafklacht leidde wegens verjaring niet tot vervolging. Een civiele procedure tegen de bank was evenmin succesvol vanwege het faillissement van de bank. Het Hof wijst er echter op dat Martiri ook het nodige te verwijten viel, omdat ze de strafklacht erg laat indiende en heeft nagelaten om de individuele bankmedewerkers aansprakelijk te stellen. De staat heeft haar in ieder geval voldoende procedurele mogelijkheden geboden, dus art. 1 EP EVRM is niet geschonden.
15-12-2022
(Zaaknaam: Gherardi Martiri t. San Marino, ECLI:CE:ECHR:2022:1215JUD003551120, EHRC-2023-0005) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een Bulgaarse gemeente is een informatiebrochure verspreid om te waarschuwen tegen een aantal religieuze gemeenschappen, waaronder de evangelische beweging. Volgens de brochure gaat het om een gevaarlijke sekte die een risico vormt voor de mentale gezondheid en de openbare orde. Het EHRM benadrukt dat art. 9 EVRM ruimte laat voor het bekritiseren van specifieke religieuze functionarissen, maar dan moet daar een concrete aanleiding en een voldoende rechtvaardiging voor zijn. Algemene kritiek waarin de legitimiteit van een geloofsovertuiging ter discussie wordt gesteld, zoals hier, is niet aanvaardbaar en in strijd met art. 9 EVRM.
13-12-2022
(Zaaknaam: Tonchev e.a. t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2022:1213JUD005686215, EHRC-2023-0021) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een consumentenbelangenorganisatie heeft een civiele procedure tegen een verzekeringsmaatschappij gevoerd in verband met vermeende leeftijdsdiscriminatie. In hoger beroep heeft de rechter hierover een aanvullend deskundigenbericht gevraagd. De geraadpleegde deskundige bleek later voorzitter te zijn van een samenwerkingsverband tussen de verzekeringsmaatschappij en een universiteit. Toch baseerde het beroepshof zijn oordeel in doorslaggevende mate op het deskundigenbericht. Het EHRM oordeelt dat in deze situatie redelijkerwijs twijfel aan de objectiviteit van de deskundige kan opkomen, zodat art. 6 lid 1 EVRM is geschonden. Het beginsel van een procedure op tegenspraak is daarentegen niet aangetast.
13-12-2022
(Zaaknaam: Test-Achats t. België, ECLI:CE:ECHR:2022:1213JUD007703912, EHRC-2023-0020) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Op grond van de ‘Doorlichtingswet’ in Albanië zijn twee openbaar aanklagers ontslagen omdat zij de rechtmatige verkrijging van bepaalde bezittingen niet konden aantonen. Ook is hen een beroepsverbod opgelegd. In lijn met zijn eerdere uitspraak in Xhoxhaj oordeelt het EHRM dat de Albanese doorlichtingsprocedure voldoet aan de eisen van art. 6 EVRM. De opgelegde sancties acht het t.a.v. de eerste openbaar aanklaagster proportioneel. In de andere zaak (waarin het EHRM op dezelfde dag uitspraak deed; zie Sevdari t. Albanië, nr. 40662/19, ECLI:CE:ECHR:2022:1213JUD004066219) concludeert het Hof dat het proportionaliteitsvereiste wel is geschonden, in strijd met art. 8 EVRM.
13-12-2022
(Zaaknaam: Nikehasani t. Albanië, ECLI:CE:ECHR:2022:1213JUD005899718, EHRC-2023-0012) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een vertegenwoordiger mag voor zijn werk gebruikmaken van een bedrijfswagen. Hij mag de auto ook voor privégebruik inzetten, maar moet de kosten daarvan vergoeden. Om het privégebruik van de bedrijfswagens te controleren heeft de werkgever in 2011 GPS-systemen laten installeren. De nationale gegevensbeschermingsautoriteit heeft dat gebillijkt. Later bleek uit het systeem dat de vertegenwoordiger misbruik maakte van de privégebruiksmogelijkheid, waarop hij werd ontslagen. Het EHRM oordeelt dat deze inzet van het GPS-systeem geen onredelijke inbreuk maakt op het privéleven en dat de verkregen gegevens in de ontslagprocedure mochten worden gebruikt. Geen strijd met art. 6 en 8 EVRM.
13-12-2022
(Zaaknaam: Florindo de Almeida Vasconcelos Gramaxo t. Portugal, ECLI:CE:ECHR:2022:1213JUD002698616, EHRC-2023-0004) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Op twee openbare basisscholen in Noord-Macedonië is sprake van een oververtegenwoordiging van Romakinderen. Op een andere basisschool zijn juist etnische Macedoniërs oververtegenwoordigd. Het EHRM oordeelt dat in alle gevallen sprake is van segregatie of segregatietendensen. Er is een positieve verplichting voor de staat om effectieve maatregelen te treffen om segregatie tegen te gaan. Dat is hier niet gebeurd, onder meer door verzet van ouders. Dit levert volgens het EHRM een schending op van art. 14 jo. 2 EP EVRM. Ter bescherming van het fundamentele discriminatiebeginsel adviseert het Hof onder art. 46 EVRM dat alsnog de nodige desegregatiemaatregelen worden getroffen.
13-12-2022
(Zaaknaam: Elmazova e.a. t. Noord-Macedonië, ECLI:CE:ECHR:2022:1213JUD001181120, EHRC-2023-0003) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Samen met medegevangenen is Yakovlyev in 2018 in hongerstaking gegaan uit protest tegen de slechte gevangenisomstandigheden. Na een week besloot een rechter dat hem dwangvoeding moest worden toegediend vanwege zijn gezondheidstoestand. Het EHRM oordeelt dat de rechter niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een medische noodzaak bestond voor de dwangvoeding. Ook heeft de dwangvoeding plaatsgevonden zonder dat er duidelijkheid bestond over de te volgen handelwijze. Zeker nu het doel van de dwangvoeding leek te zijn om een legitiem protest te onderdrukken, is art. 3 EVRM hierdoor geschonden.
08-12-2022
(Zaaknaam: Yakovlyev t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD004201018, EHRC-2023-0024) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Het echtpaar Pejřilová kon niet via natuurlijke weg een kind krijgen. Zij vroegen daarom IVF aan, waarbij sperma van de echtgenoot werd ingevroren voor latere bevruchting. Beide partners ondertekenden een toestemmingsverklaring hiervoor. Zes maanden later overleed de echtgenoot, nog voor de IVF-behandeling kon worden uitgevoerd. Die behandeling kon niet worden voortgezet vanwege het overlijden van de partner. Gelet op hun ruime beoordelingsmarge acht het Hof het aanvaardbaar dat staten in het algemeen belang duidelijke regels stellen over reproductieve technieken. Staten hebben geen verplichting om post mortem kunstmatige bevruchting toe te staan. Art. 8 EVRM is dan ook niet geschonden.
08-12-2022
(Zaaknaam: Pejřilová t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD001488919, EHRC-2023-0015) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een aantal asielzoekers kon na aankomst in Frankrijk niet worden opgevangen doordat de opvangcentra overvol waren. Naar Frans recht hebben zij niettemin een recht op opvang. Een nationale rechter – waarvoor de autoriteiten geen verweer voerden – gaf een voorlopige voorziening die de autoriteiten tot huisvesting verplichtte, maar daaraan werd geen gevolg gegeven. In de omstandigheden van het geval is volgens het EHRM sprake van een geschil over een burgerlijk recht in de zin van art. 6 EVRM. Gelet op de volledige passiviteit van de autoriteiten in een zaak die raakt aan menselijke waardigheid is sprake van een schending van deze bepaling.
08-12-2022
(Zaaknaam: M.K. e.a. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD003434918, EHRC-2023-0010) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Bulgaarse visser maakte in 2011 gebruik van de hem onder het EU-recht geboden mogelijkheid om op tarbot te vissen in de Roemeense exclusieve economische zone in de Zwarte Zee. De Bulgaarse autoriteiten vervolgden en veroordeelden hem hiervoor echter en legden hem een visverbod op, omdat zij meenden dat het EU-recht niet van toepassing was. Die veroordeling volgde ondanks informatie van de Europese Commissie dat de Bulgaarse lezing van de EU-verordening onjuist was. Het EHRM ziet in de veroordeling een kennelijke beoordelingsfout, die heeft geleid tot schendingen van art. 6 lid 1 en 1 EP EVRM.
06-12-2022
(Zaaknaam: Spasov t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:1206JUD002712214, EHRC-2023-0018) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een aantal Turkse gevangenen heeft geklaagd over het restrictieve regime in de gevangenis om – vooral in het weekend – bezoek te kunnen ontvangen van hun minderjarige kinderen en hen te kunnen bellen. Het Hof merkt op dat de beperkingen heel algemeen zijn geformuleerd en vooral zijn ingegeven door de capaciteit van de gevangenissen. Er is niet echt rekening gehouden met het belang van de gevangenen en er vindt ook geen individuele beoordeling plaats van de noodzaak om de bezoekrechten te beperken. Dit levert een schending op van art. 8 EVRM.
06-12-2022
(Zaaknaam: Subaşi e.a. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2022:1206JUD000346820, EHRC-2023-0019) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klaagster heeft in 2010 een procedure ingesteld om het vaderschap aan te vechten van de echtgenoot van haar moeder. Die procedure is nog steeds aanhangig. Een in 2016 ingestelde procedure om het vaderschap van T.M. te laten vaststellen stuitte af op niet-ontvankelijkheid, nu vaderschap van de vermeende biologische niet kan worden vastgesteld zolang het vaderschap van de juridische vader niet is ontkend. Het EHRM wijst erop dat de lange periode van onzekerheid over de eigen afstamming en identiteit zeer belastend is voor klaagster, zoals het Italiaanse Constitutionele Hof inmiddels ook heeft erkend. Art. 8 EVRM is dan ook geschonden.
06-12-2022
(Zaaknaam: Scalzo t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2022:1206JUD000879021, EHRC-2023-0017) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Hongarije is een verbod ingevoerd op reclame-installaties langs wegen, waarbij bestaande borden moesten worden ontmanteld en geen nieuwe mochten worden geplaatst. Verschillende ondernemingen die gespecialiseerd zijn in dit soort reclame-installaties hebben hierdoor grote inkomstenverliezen geleden. Het EHRM oordeelt dat in dit geval sprake is van een beperking van het gebruik van eigendom. Daarbij was de overgangstermijn bijzonder kort, terwijl de belangen voor de ondernemingen groot waren. Nu er geen compensatieregeling was en er geen goede redenen waren voor de zeer korte overgangstermijn, is art. 1 EP EVRM geschonden.
06-12-2022
(Zaaknaam: Pannon Plakát Kft e.a. t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2022:1206JUD003985914, EHRC-2023-0014) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Armeense rechter is uit zijn functie ontheven omdat hij een ongemotiveerd vonnis had gewezen. Tegen deze tuchtsanctie was geen beroep bij een rechter mogelijk. Het Hof benadrukt dat dit soort kwesties niet mag worden uitgesloten van de reguliere gerechtelijke procedures. Art. 6 lid 1 EVRM is dan ook geschonden. Volgens de rechter was het ontslag verder discriminatoir omdat andere rechters – die ook niet motiveerden – niet waren ontslagen. In zijn beoordeling benadrukt het Hof dat de ontslagsanctie disproportioneel was, maar dat een ongelijke behandeling niet kan worden aangetoond. De klacht over art. 1 P12 verklaart het Hof daarom kennelijk ongegrond.
06-12-2022
(Zaaknaam: Mnatsakanyan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2022:1206JUD000246312, EHRC-2023-0011) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Estland wordt aan levenslang gestraften automatisch het kiesrecht voor de Europees-Parlementsverkiezingen ontnomen. Een levenslang gestrafte die als zeer gevaarlijk wordt beschouwd is daartegen opgekomen. De hoogste rechter heeft zich kritisch uitgesproken over het algemene verbod, maar heeft het verzoek van de gevangene afgewezen omdat de kiesrechtontneming in dit geval redelijk was gelet op de omstandigheden. Het EHRM oordeelt dat daarmee voldoende tegemoet wordt gekomen aan de verplichting om rekening te houden met individuele omstandigheden, zodat het door art. 3 EP EVRM beschermde kiesrecht niet is geschonden.
06-12-2022
(Zaaknaam: Kalda t. Estland (nr. 2), ECLI:CE:ECHR:2022:1206JUD001485120, EHRC-2023-0009) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee Deense wensouders hebben via een draagmoederschapscontract in Oekraïne een tweeling gekregen. De banden met de wensvader (ook de biologische vader) zijn in Denemarken juridisch erkend, maar de wensmoeder komt niet voor stiefouderadoptie in aanmerking vanwege bezwaren tegen commercieel draagmoederschap. Het Hof erkent dat de Deense wetgeving leidt tot een enigszins vergelijkbare juridische situatie, maar benadrukt dat het ontbreken van juridische erkenning van de banden met de wensmoeder tot een situatie van identitaire onzekerheid voor de kinderen leidt en niet in hun belang is. Met 4 stemmen tegen 3 oordeelt het Hof dat art. 8 EVRM is geschonden.
06-12-2022
(Zaaknaam: K.K. e.a. t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2022:1206JUD002521221, EHRC-2023-0008) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2014 is een illegaal Roma-kamp bij Porte de Paris ontmanteld. Daarbij is tot op zekere hoogte voorzien in noodopvang voor de bewoners. Het Hof benadrukt dat art. 8 EVRM geen recht op huisvesting omvat en dat er alleen positieve verplichtingen tot huisvesting zijn voor zeer kwetsbare personen en in uitzonderlijke omstandigheden. In dit geval heeft de nationale rechter de kwestie zorgvuldig beoordeeld en zijn er voldoende noodopvangmogelijkheden geboden. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond en daarmee niet-ontvankelijk.
17-11-2022
(Zaaknaam: Caldaras en Lupu t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:1117DEC001356115, EHRC-2023-0001) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Vlad heeft vanwege slechte gevangenisomstandigheden voor een gedeelte van de strafperiode compensatie gekregen in de vorm van strafvermindering. Voor het tweede deel van de strafperiode kreeg hij die compensatie niet vanwege een wetswijziging. Het Hof wijst erop dat sinds die wijziging wel een mogelijkheid bestaat om via de rechter een schadevergoeding te verkrijgen. Weliswaar is de effectiviteit daarvan pas aangetoond nadat klager zijn EHRM-klacht al had ingediend, maar in het belang van efficiency moet dit rechtsmiddel ook in die gevallen worden benut. Nu dat niet is gebeurd is de klacht niet-ontvankelijk.
15-11-2022
(Zaaknaam: Vlad t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:1115DEC000012217, EHRC-2023-0023)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Op grond van richtlijn 2011/16/EU hebben advocaten die als intermediair optreden in grensoverschrijdende constructies een meldingsplicht voor deze constructies. Zij kunnen daarvan worden ontheven, maar volgens art. 8 bis ter lid 5 van richtlijn 2011/16 moeten advocaten-intermediairs daarvan wel kennisgeven aan andere intermediairs die niet hun cliënt zijn. De Grote Kamer van het HvJ oordeelt dat deze kennisgevingsverplichting inbreuk maakt op de privacy en dat deze niet strikt noodzakelijk is om het gestelde (legitieme) doel van bestrijding van agressieve fiscale planning te verwezenlijken. De kennisgevingsverplichting is dan ook in strijd met art. 7 Hv.
08-12-2022
(Zaaknaam: Orde van Vlaamse Balies e.a., ECLI:EU:C:2022:963, EHRC-2023-0013) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Volgens verzoekers in het hoofdgeding is via webpublicaties onjuiste informatie over hen verspreid. Zij hebben daarom Google verzocht om verwijzingen naar de publicaties te verwijderen, net als de miniaturen van de foto’s bij de publicaties die worden weergegeven in ‘Google Afbeeldingen’. Het HvJ gaat in op de afweging die zoekmachine-exploitanten in dit soort zaken moeten maken tussen privacy en het recht op informatie. Een verwijderingsverzoek hoeft alleen te worden ingewilligd als betrokkene de onjuistheid van de informatie voldoende heeft aangetoond. Bij de ‘thumbnails’ moet Google rekening houden met de informatieve waarde van de foto’s, los van de oorspronkelijke publicatiecontext.
08-12-2022
(Zaaknaam: Google (Déréférencement d’un contenu prétendument inexact), ECLI:EU:C:2022:962, EHRC-2023-0006) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Verschillende mensen worden vervolgd op verdenking van illegale immigratie. In het vooronderzoek zijn diverse vreemdelingen gehoord die geholpen zouden zijn door de beklaagden, maar zij zijn in de procedure voor de rechter niet meer beschikbaar voor getuigenverhoor omdat ze zijn uitgezet of vertrokken. Het HvJ EU zet – in nauwkeurige navolging van de criteria die het EHRM in Schatschaschwili heeft geformuleerd – in zijn uitspraak een aantal vereisten uiteen om een uitzondering te kunnen maken op het in art. 47 en 48 Hv neergelegde recht om getuigen in persoon tijdens een strafzaak te kunnen horen.
08-12-2022
(Zaaknaam: HYA e.a. (Impossibilité d’interroger les témoins à charge), ECLI:EU:C:2022:965, EHRC-2023-0007) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In deze zaak heeft een Poolse rechter een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd, maar loopt er tegen betrokkene ook in Nederland een strafzaak. Omdat betrokkene geen afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de terechtzittingen aanwezig te zijn, is besloten tot uitstel van overleving; daarbij is betrokkene in hechtenis gehouden. Het HvJ oordeelt dat de officier van justitie niet bevoegd is om tot uitstel te beslissen. De betrokkene mag wel in afwachting van de procedure in hechtenis worden gehouden, al zijn er bepaalde grenzen. Uitstel van overlevering in verband met het kunnen uitoefenen van procedurele rechten is niet onredelijk.
08-12-2022
(Zaaknaam: CJ (Décision de remise différée en raison de poursuites pénales), ECLI:EU:C:2022:964, EHRC-2023-0002)