Update
Uitspraken van 03-02-2021 tot 12-02-2021
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 3 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Eigendomsrecht. Een echtpaar had een sociale-huurflat overgekocht van de lokale autoriteiten, maar de koop werd vernietigd nadat was gebleken dat zij niet voldeden aan de daarvoor gestelde voorwaarden. Die voorwaarden waren volgens het EHRM voorzienbaar en duidelijk geweest. Nu het echtpaar nog een andere woning had en het aankoopbedrag terugkreeg, was er bovendien geen individuele en excessieve last, dus art. 1 EP EVRM is niet geschonden. De klacht over art. 6 EVRM mist voldoende belang om inhoudelijk te worden behandeld en is niet-ontvankelijk in het licht van art. 35 lid 3 (b) EVRM.
28-01-2021
(Zaaknaam: Grozdanic en Gskovic-Grozdanic t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2021:0128JUD004332613, EHRC-2021-0047) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Slachtofferbegrip. Klager is na aanhouding wegens cannabisbezit mishandeld door de politie. Hij heeft daar op nationaal niveau in een civiele procedure een schadevergoeding voor gekregen. Het Hof is van oordeel dat het enkel toekennen van een schadevergoeding, zonder dat er gedegen onderzoek is uitgevoerd naar de verantwoordelijkheid van de politie, niet voldoende is om klagers slachtofferstatus weg te nemen. Art. 3 EVRM is zowel in materieel als procedureel perspectief geschonden. Het feit dat klager onder fysieke druk een verklaring over inbeslagneming van de cannabis heeft getekend, houdt in dit geval geen schending van art. 6 EVRM in.
26-01-2021
(Zaaknaam: Zlicic t. Servië, ECLI:CE:ECHR:2021:0116JUD007331317, EHRC-2021-0056) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Eerlijk proces. Klaagsters zoons zijn in 1991 verdwenen na een politie-inval; in 2005 zijn zij formeel doodverklaard. Een schadevergoedingsprocedure tegen de staat was niet-ontvankelijk wegens verjaring. In 2011 werd alsnog een dader gevonden en veroordeeld. Een poging van klaagster om de schadevergoedingsprocedure te laten heropenen mislukte omdat er geen causaal verband zou zijn aangetoond tussen de verdwijning door de dader en het overlijden. Het EHRM acht dat een onredelijke bewijslast. De weigering tot heropening is daarom in strijd met art. 6 lid 1 EVRM, dat bij uitzondering van toepassing is op de heropeningsprocedure.
21-01-2021
(Zaaknaam: Trivkanovic t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2021:0121JUD005491616, EHRC-2021-0054) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Onmenselijke en vernederende behandeling. In een reeks van vijf zaken spreekt het EHRM zich uit over het gebruik van geweld om de protesten op het Maidanplein neer te slaan in 2013 en 2014; daar verzamelden zich toen tussen 100.000-800.000 mensen om te demonstreren tegen de regering. Het EHRM oordeelt dat het gebruikte, zeer ernstige geweld en de reeks van verrichte arrestaties onderdeel uitmaakten van een doelbewuste strategie van de regering om de protesten te onderdrukken. Daardoor zijn art. 3, 5 en 11 EVRM evident geschonden.
21-01-2021
(Zaaknaam: Shmorgunov e.a. t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2021:0119JUD001536714, EHRC-2021-0050) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Interstatelijke zaken EHRM. Na een gewapend conflict in het grensgebied tussen Georgië en Rusland in 2008 is een staakt-het-vuren getekend. Het duurde daarna twee maanden tot Rusland zich had teruggetrokken. Volgens Georgië heeft Rusland daarbij talrijke schendingen van het EVRM begaan. Het EHRM oordeelt dat Rusland effectieve rechtsmacht uitoefende in de grensstreek. Door onvoldoende in te grijpen bij systematische plunderingen, mishandelingen en executies heeft het verschillende EVRM-bepalingen geschonden. Ook zijn krijgsgevangenen gefolterd en zijn er schendingen geweest van het recht op vrijheid en de bewegingsvrijheid.
21-01-2021
(Zaaknaam: Georgië t. Rusland (II) , ECLI:CE:ECHR:2021:0121JUD003826308, EHRC-2021-0046) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Getuigen. Het is in strijd met art. 6 lid 1 en 3 (d) EVRM om een verdachte geen mogelijkheid te geven om getuigen voor de vervolging te laten ondervragen, enkel omdat hij het belang van die ondervraging onvoldoende heeft aangetoond. Een dergelijk belang moet bij getuigen voor de vervolging altijd worden aangenomen. Deze uitkomst bereikt het EHRM nadat het een inhoudelijke beoordeling van de zaak heeft gegeven, dit ondanks de erkenning van de schending door de Nederlandse regering. Reden daarvoor is dat bij zo’n eenzijdige verklaring geen heropening van de strafrechtelijke procedure mogelijk is, terwijl dat hier wel van belang is.
19-01-2021
(Zaaknaam: Keskin t. Nederland, ECLI:CE:ECHR:2021:0119JUD000220516, EHRC-2021-0044) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Genderidentiteit. Twee transgender personen hebben bij de Roemeense rechter verzocht om wijziging van hun geslachtsstatus en voornaam in het geboorteregister, maar dit verzoek is afgewezen omdat zij geen geslachtsveranderende operatie hadden ondergaan. Het Hof oordeelt dat art. 8 EVRM in deze kwestie op twee punten is geschonden, namelijk omdat er in Roemenië geen goede en transparante procedure bestaat voor de erkenning van genderidentiteit, en omdat er geen goede rechtvaardiging is voor de gestelde eis van het hebben ondergaan van een geslachtsveranderende operatie.
19-01-2021
(Zaaknaam: X en Y t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2021:0119JUD000214516, EHRC-2021-0055) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Terugwerkende kracht van bestraffingen. In Rusland is in 2013 een nieuw systeem ingericht voor administratief toezicht op vrijgelaten gevangenen waarbij er een risico bestaat voor gevaarlijke recidive. Het EHRM overweegt dat het hier niet gaat om een punitief, maar om een preventief systeem, zodat op het opleggen van administratief toezicht art. 7 EVRM niet van toepassing is. Het administratieve toezicht levert een gerechtvaardigde inbreuk op de bewegingsvrijheid op. Het ontbreken van kosteloze rechtsbijstand in een procedure over het opleggen van dit toezicht acht het Hof in strijd met art. 6 EVRM.
19-01-2021
(Zaaknaam: Timofeyev en Postupkin t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:0119JUD0045431, EHRC-2021-0053) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Onmenselijke en vernederende behandeling. Een gevangenispraktijk waarbij levenslang gestraften systematisch handboeien moeten dragen zodra zij buiten hun cel komen (ook om zich te wassen of hun advocaat te spreken) kan een vernederende behandeling in de zin van art. 3 EVRM vormen. Dit geldt zeker wanneer zo’n regime automatisch wordt opgelegd, zonder te beoordelen of het gebruik van handboeien proportioneel is aan een te bestrijden veiligheidsrisico. Het is volgens het Hof nu aan Rusland om deze praktijk te veranderen, niet alleen voor de klagers in deze zaak, maar ook in bredere zin.
19-01-2021
(Zaaknaam: Shlykov e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:0119JUD007863811, EHRC-2021-0049) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Respect voor het privéleven. In Zwitserland is het verboden om te bedelen in de openbare ruimte, op straffe van een boete die kan worden omgezet in een vrijheidsstraf. De menselijke waardigheid wordt volgens het EHRM geraakt als iemand niet in staat is om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien en moet bedelen om het hoofd te kunnen bieden aan een verder extreem precaire situatie. Gelet op dit zwaarwegende belang acht het Hof een volledig bedelverbod disproportioneel aan het doel van bescherming van openbare orde en veiligheid. Strijd met art. 8 EVRM.
19-01-2021
(Zaaknaam: Lacatus t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2021:0119JUD001406515, EHRC-2021-0048) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Eigendomsrecht. Een onderneming heeft legaal een partij staal geïmporteerd en opgeslagen in pakhuizen, maar daarbij geen volledig correcte boekhouding gevoerd. Daarom besluit de staat de gehele partij staal in beslag te nemen; later verkoopt de staat de partij door aan een derde. Het EHRM overweegt dat een dergelijke handelwijze disproportioneel is, zeker nu het doel van het bevorderen van een correcte boekhouding ook op een andere manier kan worden bereikt. Strijd met art. 1 EP EVRM.
19-01-2021
(Zaaknaam: Aktiva DOO t. Servië, ECLI:CE:ECHR:2021:0119JUD002307911, EHRC-2021-0045)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Strafrechtelijke samenwerking EU. Uit de enkele omstandigheid dat de persoon tegen wie een Europees Arrestatiebevel is uitgevaardigd met het oog op strafvervolging, pas in kennis wordt gesteld van de rechtsmiddelen die in de uitvaardigende lidstaat openstaan en pas toegang krijgt tot de stukken van het dossier na zijn overlevering aan de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, kan niet worden afgeleid dat het recht op effectieve rechterlijke bescherming is geschonden. Op dit punt is dan ook niet gebleken dat het EAB-kaderbesluit art. 6 en 47 Hv zou aantasten.
28-01-2021
(Zaaknaam: Spetsializirana prokuratura (verklaring van rechten), ECLI:EU:C:2021:75, EHRC-2021-0051) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Discriminatieverbod. In een ziekenhuis is besloten om een bepaalde toeslag alleen toe te kennen aan mensen met een handicap die na een bepaalde datum een attest van erkenning van de handicap hebben overgelegd. Het HvJ overweegt dat het discriminatieverbod op grond van handicap ook beschermt tegen discriminatie binnen een groep gehandicapten die zich verder in een vergelijkbare positie bevinden. Het is nu aan de nationale rechter om te bepalen of de ‘tijdmaatregel’ een directe of een indirecte discriminatie oplevert en of daarvoor een rechtvaardiging is te geven.
26-01-2021
(Zaaknaam: VL/Pools ziekenhuis, ECLI:EU:C:2021:64, EHRC-2021-0052)