Update
Uitspraken van 21-07-2021 tot 30-08-2021
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 15 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een voormalige rechter werd benoemd in de Belgische Hoge Raad voor de Justitie (Conseil supérieur de la Justice (CSJ)), maar al snel geschorst vanwege verdenkingen van vervalsing van documenten in haar vorige functie. Na vrijspraak werd de schorsing opgeheven. In dit geval is volgens het EHRM sprake van het vaststellen van burgerlijke rechten door een niet-rechterlijk orgaan, zodat volwaardige rechterlijke toetsing van het schorsingsbesluit nodig was. Die kon niet volledig worden geboden, waardoor het recht op toegang tot de rechter (art. 6 EVRM) is geschonden.
20-07-2021
(Zaaknaam: Loquifer t. België, ECLI:CE:ECHR:2021:0720JUD007908913, EHRC-2021-0193) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Volgens een Bulgaarse wet kan wederrechtelijk verkregen voordeel na veroordeling wegens een misdrijf worden ontnomen. Als er een verschil is tussen inkomsten en uitgaven wordt verondersteld dat de extra inkomsten wederrechtelijk zijn verkregen. Het EHRM acht dergelijke wetgeving niet onredelijk, maar neemt aan dat die wel een moeilijke en zware bewijslast aan klagers kan opleggen. De overheid moet daarom minimaal enige gegevens aanvoeren waarom aannemelijk is dat extra inkomsten uit het misdrijf verkregen zouden zijn. Doet zij dit onvoldoende, dan kan ontneming disproportioneel en strijdig met art. 1 EP EVRM zijn.
13-07-2021
(Zaaknaam: Todorov e.a. t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2021:0713JUD005070511, EHRC-2021-0200) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een migrant verblijft al twaalf jaar in Rusland op basis van tijdelijke verblijfsvergunning. Een verlenging daarvan wordt geweigerd omdat hij niet tijdig een verplicht HIV-negatief certificaat heeft overgelegd. Het EHRM acht dat niet aanvaardbaar en in strijd met art. 8 EVRM, vooral omdat er geen onderzoek is gedaan naar de proportionaliteit van een zo zwaar gevolg als weigering van verlenging voor een puur formele nalatigheid, waarbij ook nog geldt dat de medische (HIV-)status geen rol zou mogen spelen in de verlengingsbeslissing.
13-07-2021
(Zaaknaam: Khachatryan en Konovalova t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:0713JUD002888514, EHRC-2021-0192) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Brits-Turkse voetballer heeft een contractueel conflict met zijn voetbalclub Trabzonspor, dat uiteindelijk via de club wordt voorgelegd aan het Arbitragehof voor de Sport (CAS) in Zwitserland. Dat verklaart zich onbevoegd om over de zaak te oordelen, onder meer omdat er geen internationaal element aan de zaak zou zitten. Het EHRM acht het twijfelachtig of Zwitserland voor dit CAS-oordeel verantwoordelijk kan worden gehouden, maar oordeelt in ieder geval dat dit oordeel niet onredelijk en voldoende uitgebreid gemotiveerd is. Het recht op toegang tot de rechter (art. 6 EVRM) is niet geschonden.
13-07-2021
(Zaaknaam: Ali Riza t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2021:0713JUD007498911, EHRC-2021-0186) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Syrische vluchteling heeft in Denemarken een tijdelijke beschermingsstatus gekregen. Gelet daarop geldt er een wachttijd van drie jaar voordat hij in aanmerking komt voor gezinshereniging met zijn in Syrië achtergebleven echtgenote. De Grote Kamer van het EHRM acht een dergelijke wachtperiode op zichzelf niet onredelijk in gevallen waarin de beschermingsstatus tijdelijk is. Wel is het van oordeel dat voor het individuele geval moet worden nagegaan of die wachttijd inderdaad in acht moet worden genomen. Nu het Deense recht dit niet toelaat, maar uitgaat van een algemene regeling, is art. 8 EVRM geschonden.
09-07-2021
(Zaaknaam: M.A. t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2021:0709JUD000669718, EHRC-2021-0194) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
M.T. is slachtoffer van huiselijk geweld, bedreiging en stalking door L.M. Zij meldt zich zo’n elf keer bij de politie met het verzoek haar te helpen, maar de politie treedt nauwelijks op. In 2014 schiet L.M. eerst M.T. dood en daarna zichzelf. Ondanks verzoeken van de moeder van M.T. wordt er nauwelijks onderzoek ingesteld. Het EHRM benadrukt het ernstig discriminerende aspect van huiselijk geweld en de onvergeeflijkheid van de passiviteit van de autoriteiten om daartegen op te treden. Het concludeert dat in Georgië sprake is van een systemische schending van art. 2 jo. 14 EVRM.
08-07-2021
(Zaaknaam: Tkhelidze t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2021:0708JUD003305617, EHRC-2021-0199) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Pakistaanse vluchteling is tegengehouden en teruggestuurd bij een poging om, buiten een officieel toegangspunt om, vanuit Servië Hongarije binnen te komen. Het gaat hier om een groepsgewijze uitzetting zonder controle, waarbij de hoofdvraag is of klager zelf verantwoordelijk kan worden gehouden voor het feit dat hij niet van een officieel toegangspunt gebruik heeft gemaakt. Nu die nauwelijks toegankelijk zijn en er bovendien goede procedures ontbreken, oordeelt het Hof dat er in dit geval sprake was van collectieve uitzetting in strijd met art. 4 P4 EVRM.
08-07-2021
(Zaaknaam: Shahzad t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2021:0708JUD001262517, EHRC-2021-0197) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een strafzaak over fraude met EU-melkquota zijn de verdachten in eerste aanleg veroordeeld, onder meer op basis van getuigenverklaringen. In hoger beroep is de veroordeling in stand gebleven, maar werden de feiten juridisch anders gekwalificeerd, zonder dat de getuigen opnieuw werden gehoord. Het EHRM is van oordeel dat dit laatste in de omstandigheden van het geval onterecht was, waardoor onvoldoende waarborgen zijn geboden voor een eerlijk proces, in strijd met art. 6 lid 1 EVRM.
08-07-2021
(Zaaknaam: Maestri e.a. t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2021:0708JUD002090315, EHRC-2021-0195) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Enkele Syrische vluchtelingen hebben verschillende keren geprobeerd de grens tussen Wit-Rusland en Polen over te steken om in Polen asiel te kunnen aanvragen. Zij zijn steeds teruggestuurd omdat ze niet aanvoerden dat ze vluchtelingen waren, ondanks interimmaatregelen die het EHRM had opgelegd om ervoor te zorgen dat hun asielverzoeken zouden worden behandeld. Overeenkomstig zijn uitspraak in M.K. e.a. t. Polen oordeelt het Hof dat dit onverenigbaar is met art. 3 en 4 P4 EVRM. Het ter discussie stellen van de legitimiteit van de interimmaatregelen, ook na herbeoordeling door het Hof, is bovendien strijdig met art. 34 EVRM.
08-07-2021
(Zaaknaam: D.A. e.a. t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2021:0708JUD005124617, EHRC-2021-0188) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Britse gevangenbewaarder heeft vijf jaar lang tegen betaling informatie over de Belmarsh-gevangenis doorgegeven aan een tabloidjournalist. De tabloiduitgever heeft uiteindelijk zijn naam prijsgegeven, waarna hij is vervolgd en veroordeeld wegens ‘misconduct in public office’. Gelet op de omstandigheden acht het Hof deze vervolging voldoende voorzienbaar in de zin van art. 7 EVRM. De ernst van het gedrag en de daardoor berokkende schade aan het gevangenisbestel, en het beperkte belang van de doorgegeven informatie, maken dat art. 10 EVRM niet is geschonden door het prijsgeven van de bron door de uitgever.
06-07-2021
(Zaaknaam: Norman t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2021:0706JUD004138717, EHRC-2021-0196) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Rusland komt mannelijk politiepersoneel alleen in aanmerking voor ouderschapsverlof als hun vrouwelijke partners niet in staat zijn om voor de kinderen te zorgen. Het EHRM overweegt dat genderstereotypen, zoals opvattingen over rolpatronen, een ongelijke behandeling naar geslacht niet kunnen rechtvaardigen. Het is niet waarschijnlijk dat de operationele effectiviteit van de politie met dit onderscheid wordt gediend, nu geslacht minder bepalend zal zijn voor inzetbaarheid dan bijvoorbeeld functiecategorie. Art. 8 jo. 14 EVRM worden door dit onderscheid naar geslacht dan ook geschonden.
06-07-2021
(Zaaknaam: Gruba e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:0706JUD006618009, EHRC-2021-0191) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een transgendervrouw is na een geslachtsveranderende operatie gescheiden van haar oorspronkelijke echtgenote. De laatste heeft vervolgens bij de rechter beëindiging van de omgangsrechten tussen de vrouw en hun kinderen geëist, nu haar genderstatus beschadigend kon zijn voor de kinderen. De nationale rechter stemde daarmee in, zich baserend op wankel deskundigenbewijs. Het EHRM oordeelt dat de nationale rechter het deskundigenbewijs kritischer had moeten bejegenen en dat daarin onvoldoende grond was voor het ontzeggen van de omgangsrechten. Dit levert een schending op van art. 8 en bovendien, vanwege het onderscheid naar genderstatus, van art. 14 EVRM.
06-07-2021
(Zaaknaam: A.M. e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:0706JUD004722019, EHRC-2021-0185) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een asielzoeker heeft beroep ingesteld tegen een besluit tot vreemdelingenbewaring. De zitting zou op 19 maart 2020 plaatsvinden, maar op 17 maart sloten de rechtbanken vanwege de eerste corona-lockdown. Pogingen om de asielzoeker via een tele-/videoconferentie te horen slaagden vanwege de coronamaatregelen in de bewaringscentra niet. Wel is zijn advocaat via de telefoon gehoord. Het EHRM vindt het te billijken dat klager niet in persoon is gehoord, mede vanwege de onverwachte lockdown, de volksgezondheid, de beperkte gevolgen voor de asielzoeker en het feit dat het niet ging om een procedure in de zin van art. 6 EVRM.
22-06-2021
(Zaaknaam: Bah t. Nederland, ECLI:CE:ECHR:2021:0622DEC003575120, EHRC-2021-0187)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een verbod op het dragen van uitingen van religieuze, politieke of levensbeschouwelijke overtuigingen levert geen direct onderscheid naar religie of overtuiging op. Wel kan sprake zijn van indirect onderscheid. Bij private ondernemingen kan zo’n verbod gerechtvaardigd zijn als de onderneming een neutraliteitsbeleid wil nastreven, mits dat voorziet in een werkelijke behoefte van de onderneming en het verbod in het licht daarvan passend en noodzakelijk is. Het stellen van hogere eisen aan de passendheid vanwege de grondrechtenbescherming in de lidstaat acht het HvJ inpasbaar in de uitzonderingsbepalingen van de richtlijn.
15-07-2021
(Zaaknaam: IX/Wabe en HM Muller Handels/MJ, ECLI:EU:C:2021:594, EHRC-2021-0201) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Estse penitentiaire inrichtingen geldt voor gevangenbewaarders de verplichting om een gehoorvermogen te hebben dat aan bepaalde minimumnormen voldoet; correctie daarvan door bijvoorbeeld een hoortoestel is niet mogelijk. Het HvJ overweegt dat deze eis een direct onderscheid naar handicap oplevert. Weliswaar ziet het in dat een goed gehoor vereist kan zijn voor de functie, maar het oordeelt dat redelijke accommodatie mogelijk zou zijn door wel bepaalde correctiemiddelen toe te laten of iemands taken enigszins aan te passen.
15-07-2021
(Zaaknaam: XX/Tartu Vangla, ECLI:EU:C:2021:606, EHRC-2021-0198) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Naar aanleiding van een inbreukprocedure heeft het HvJ zich gebogen over de herziening van het Poolse tuchtrechtelijk systeem. Het concludeert dat dit systeem op verschillende punten onverenigbaar is met art. 19 lid 1 VEU, art. 47 Hv en art. 267 VWEU. De onafhankelijkheid van de Tuchtkamer is onvoldoende gegarandeerd; daarnaast is onvoldoende wettelijk omschreven in welke gevallen rechters tuchtrechtelijk kunnen worden aangesproken. Daardoor kunnen rechters vrezen voor vervolging vanwege de inhoud van hun uitspraken of het voorleggen van prejudiciële vragen; hun eigen onafhankelijkheid staat daardoor op het spel. Daarnaast zijn de tuchtprocedures zelf onvoldoende met waarborgen omkleed.
15-07-2021
(Zaaknaam: Europese Commissie t. Polen (tuchtrechtspraak), ECLI:EU:C:2021:596, EHRC-2021-0190) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een Venezolaanse politicus is op een EU-sanctielijst geplaatst waardoor zijn tegoeden zijn bevroren, onder meer omdat hij in Venezuela zijn positie heeft gebruikt om via de audiovisuele media op te roepen tot haat en geweld jegens oppositiepolitici en mensenrechtenverdedigers. Het Gerecht beoordeelt of de maatregelen verenigbaar zijn met de vrijheid van meningsuiting van art. 11 Hv, op basis van de criteria als neergelegd in de EHRM-rechtspraak. De conclusie is dat de maatregelen noodzakelijk en niet onevenredig zijn aan de doelstelling van het beschermen van democratie en rechtsstaat en niet in strijd zijn met de vrijheid van meningsuiting.
14-07-2021
(Zaaknaam: Diosdalo Cabello Rondón , ECLI:EU:T:2021:450, EHRC-2021-0189)