Update
Uitspraken van 07-05-2024 tot 20-05-2024
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 9 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 1964 heeft een Italiaans vissersschip in de Adriatische Zee een Grieks bronzen beeld gevonden. In 1965 is het beeld (eigendom van Italië) illegaal verkocht. In 1977 heeft de Amerikaanse Getty Trust het bij een veiling aangekocht. In 2018 heeft het Italiaanse Cassatiehof een definitief bevel tot inbeslagname jegens de Getty Trust afgegeven. Het EHRM ziet hier in geen onrechtmatige beperking van het eigendomsrecht van de Getty Trust. Redenen hiervoor zijn onder meer het belang van het beschermen van cultureel erfgoed en de onzorgvuldigheid van de Getty Trust bij de aankoop. Art. 1 EP EVRM is dan ook niet geschonden.
02-05-2024
(Zaaknaam: The J. Paul Getty Trust e.a. t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2024:0502JUD003527119, EHRC-2024-0133) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In de jaren ’40 zijn verschillende Roemenen veroordeeld wegens misdaden tegen de menselijkheid en genocide vanwege hun betrokkenheid bij de Holocaust. In de jaren ’90 is een aantal van deze zaken heropend en zijn veroordeelden alsnog vrijgesproken. Hieraan werd geen ruchtbaarheid gegeven, maar twee Holocaustoverlevenden hebben dit alsnog ontdekt. Het EHRM acht de vrijspraken in strijd met hun recht op respect voor het privéleven. Er was geen enkele reden om de zaken te heropenen en die heropening is bovendien strijdig met de bijzondere verantwoordelijkheid van staten om op te komen tegen de Holocaust. Art. 8 EVRM is hierdoor geschonden.
23-04-2024
(Zaaknaam: Zaicescu en Falticineanu t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2024:0423JUD004291716, EHRC-2024-0135) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Litouwse parlementariër heeft – in strijd met de toepasselijke wetgeving – in 2010 namens (en op verzoek van) een andere parlementariër gestemd. Hoewel dit volgens de parlementariër gebruikelijk is, is hij hiervoor uiteindelijk toch strafrechtelijk vervolgd en bestraft wegens misbruik van bevoegdheid. Het EHRM oordeelt dat de veroordeling in overeenstemming was met art. 7 EVRM, nu het handelen duidelijk strafbaar was. Dat sprake was van een gevestigde praktijk kan daaraan niet afdoen. Wel stelt het een schending van art. 6 EVRM vast omdat één raadsheer van de Hoge Raad na verwijzing en nader hoger beroep nogmaals over de zaak heeft geoordeeld.
23-04-2024
(Zaaknaam: Sacharuk t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2024:0423JUD003930018, EHRC-2024-0131) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Syrische vluchteling heeft in Nederland asiel aangevraagd, maar werd in detentie gehouden wegens een strafrechtelijk proces waarbij hij verdacht werd van terroristische activiteiten. Na een initiële veroordeling, werd hij in beroep vrijgesproken. Hij is ook aangehouden en vervolgens strafrechtelijk veroordeeld vanwege het beramen van terroristische activiteiten, al had hij ondertussen de initiële gevangenisstraf (tien maanden) reeds uitgezeten. Op de dag dat hij weer vrijkwam, werd hij in vreemdelingenbewaring gehouden. Dit zou noodzakelijk zijn voor de behandeling van zijn verzoek tot internationale bescherming. Gedurende die behandeling werd klager in vreemdelingenbewaring gehouden. Het EHRM stelt voorop dat M.B. nog niet rechtmatig in Nederland was en dat bewaring op zichzelf in overeenstemming was met art. 5 lid 1 (f) EVRM.
Omdat het asielverzoek eerder had kunnen worden behandeld en M.B. niet al bij binnenkomst in bewaring is genomen, acht het Hof de bewaring niettemin willekeurig en strijdig met art. 5 lid 1 (f) EVRM.
23-04-2024
(Zaaknaam: M.B. t. Nederland, ECLI:CE:ECHR:2024:0423JUD007100816, EHRC-2024-0127) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Toen in 2016 in Turkije de couppoging plaatsvond, was Akay rechter bij het VN-mechanisme voor strafrechtelijke tribunalen. Hij genoot daardoor immuniteit, maar werd toch aangehouden en in voorarrest genomen op verdenking van betrokkenheid bij de FETÖ/PDY – de organisatie die verantwoordelijk zou zijn voor de couppoging. De Turkse autoriteiten hebben volgens het EHRM te weinig aandacht gegeven aan het beroep van Akay op zijn immuniteit, terwijl die immuniteit voor internationale rechters volledige gelding heeft en bijzonder respect verdient vanwege de rechterlijke onafhankelijkheid. Door dit niet te honoreren heeft Turkije in strijd gehandeld met art. 5 lid 1 en art. 8 EVRM.
23-04-2024
(Zaaknaam: Aydin Sefa Akay t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2024:0423JUD0000005917, EHRC-2024-0125)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Twee handelaren in smeerolie en petroleumcokes hebben een verplichting opgelegd gekregen om op eigen kosten een veiligheidsvoorraad zware stookolie aan te leggen, terwijl zij die olie voor hun eigen activiteiten niet gebruiken. Het HvJ EU overweegt dat zo’n verplichting inbreuk maakt op het eigendomsrecht en de ondernemingsvrijheid (art. 16 en 17 Hv), maar dat die vanuit overwegingen van nationale veiligheid gerechtvaardigd kan zijn. Wel moet de verplichting evenredig zijn, waarbij rekening moet worden gehouden met factoren als de omvang van de onderneming, het marktaandeel en de opslagkosten. Ook moet een vergelijking worden gemaakt met soortgelijke verplichtingen voor andere marktdeelnemers.
30-04-2024
(Zaaknaam: Trade Express-L, ECLI:EU:C:2024:374, EHRC-2024-0134) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Italië is aangifte gedaan van diefstal van een mobiele telefoon. Volgens de Italiaanse wet kunnen in zo’n geval, met rechterlijke toestemming, allerhande telefoongegevens worden opgevraagd. Die toegang kan volgens het HvJ EU een ernstige privacy-inbreuk opleveren. Daarom mag de toegang worden verleend als het gaat om een ‘ernstig strafbaar feit’. Het HvJ EU laat het aan de lidstaten over om dit begrip te definiëren. De nationale rechter moet de toegang echter kunnen weigeren als duidelijk is dat het strafbare feit, gelet op de maatschappelijke omstandigheden in de betrokken lidstaat, niet daadwerkelijk zware criminaliteit uitmaakt.
30-04-2024
(Zaaknaam: Procura della Repubblica presso il Tribunale di Bolzano, ECLI:EU:C:2024:371, EHRC-2024-0130) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In 2020 hebben de Franse en Nederlandse strafrechtelijke autoriteiten informatie bekend gemaakt over EncroChat, een versleutelingsmechanisme voor mobiele telefoons dat primair wordt gebruikt om drugshandel te faciliteren. Duitsland heeft in verband met die beschikbare gegevens een Europees Onderzoeksbevel uitgegeven. In antwoord op vragen over de transfer van gegevens vergaard in Frankrijk naar Duitsland verduidelijkt het HvJ EU onder meer dat als bewijsmateriaal al in handen is van een bepaalde lidstaat, zoals hier, een EOB kan worden gehonoreerd als aan dezelfde eisen is voldaan die in een nationale situatie van gegevensdoorgifte worden gesteld. Wel moeten de rechten van de verdachte worden gerespecteerd.
30-04-2024
(Zaaknaam: , ECLI:EU:C:2024:372, EHRC-2024-0128) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Ter bestrijding van auteursrechtinbreuken kunnen lidstaten internetproviders een algemene en ongedifferentieerde verplichting opleggen om IP-adressen te bewaren. Het HvJ EU acht dat toelaatbaar als uit die bewaring geen nauwkeurige conclusies kunnen worden getrokken over het privéleven van de betrokkene. Daarvoor is nodig dat een volledig waterdichte scheiding wordt gemaakt tussen de IP-adressen en andere categorieën van persoonsgegevens, in het bijzonder identiteitsgegevens. Mocht in bijzondere gevallen het koppelen van identiteitsgegevens en IP-adressen ervoor zorgen dat nauwkeurige conclusies kunnen worden getrokken over het privéleven van de betrokkene, moet een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit de toegang vooraf controleren.
30-04-2024
(Zaaknaam: La Quadrature du Net e.a. (Persoonsgegevens en bestrijding van namaak) , ECLI:EU:C:2024:370, EHRC-2024-0126) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Duitse wetgeving schrijft voor dat mensen automatisch de Duitse nationaliteit kwijtraken zodra zij de nationaliteit van een derde land verkrijgen. Op die manier beoogt de wetgeving meervoudige nationaliteit te vermijden. Dit is volgens het HvJ EU een principieel legitiem doel dat steun vindt in het Verdrag inzake nationaliteit. Het Unierecht staat hieraan dan ook niet in de weg. Wel moet worden onderzocht of het verlies van nationaliteit geen onevenredige gevolgen heeft voor de betrokkenen of hun naasten, mede in het licht van art. 7 en 24 lid 2 Hv.
25-04-2024
(Zaaknaam: Stadt Duisburg (Perte de la nationalité allemande), ECLI:EU:C:2024:345, EHRC-2024-0132) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Hongarije heeft verklaard dat de (rechtmatige) aanwezigheid van twee derdelanders in Hongarije in strijd is met de nationale veiligheid, maar houdt de gronden daarvoor geheim. Het HvJ EU oordeelt dat in dit soort gevallen steeds een zorgvuldige, individuele beoordeling van redelijkheid en rechtmatigheid moet plaatsvinden als het gaat om derdelanders die een familierelatie hebben met EU-burgers. Daarbij moeten zij toegang hebben tot de kern van de tegen hen gebruikte informatie, al hoeft de nationale rechter hen geen toegang te geven tot alle vertrouwelijke informatie en hoeft hij ook niet de rechtmatigheid van de feitenkwalificatie te beoordelen.
25-04-2024
(Zaaknaam: NW (Informations classifiées), ECLI:EU:C:2024:344, EHRC-2024-0129)