Update
Uitspraken van 31-01-2024 tot 13-02-2024
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 2 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een getraumatiseerde, minderjarige Afghaanse asielzoeker heeft in Griekenland vijf maanden op straat moeten leven; daar is hij bovendien seksueel geïntimideerd. Het Hof begrijpt de moeilijke situatie rondom asielopvang in Griekenland, maar benadrukt dat die geen afbreuk doet aan de verplichtingen van de staat onder art. 3 EVRM. In dit geval was sprake van extreme armoede en deprivatie, die samen met de achtergrond van de asielzoeker en de seksuele intimidatie een aantasting vormden van de wezenlijke kern van de menselijke waardigheid. Gelet daarop levert de nalatigheid van Griekenland om hem fatsoenlijk te behandelen een schending op van art. 3 EVRM.
23-01-2024
(Zaaknaam: O.R. t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2024:0123JUD002465019, EHRC-2024-0042) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2012 zijn in Athene verschillende prostituees aangehouden en vervolgens gescreend op seksueel overdraagbare aandoeningen. Toen bleek dat zij HIV-positief waren, heeft de officier van justitie besloten hun namen, foto’s en HIV-status te publiceren; dat trok veel media-aandacht. Het EHRM oordeelt dat de screening zelf onvoldoende was geregeld in duidelijke en voorzienbare wetgeving, in strijd met art. 8 EVRM. De publicatie van de persoonsgegevens was zeer vergaand en stigmatiserend, terwijl met minder vergaande maatregelen had kunnen worden volstaan om volksgezondheidsbelangen te beschermen. Ook dit levert strijd op met art. 8 EVRM.
23-01-2024
(Zaaknaam: O.G. e.a. t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2024:0123JUD007155512, EHRC-2024-0041) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Ismayilzade heeft verzocht om een bepaalde voornaam voor haar zoon te laten registreren, maar dit werd geweigerd omdat deze naam niet in het voornamenregister stond. Wel werd een andere naam geregistreerd. Bij registratie van voornamen gaat het volgens het EHRM om een onderwerp waarover de regels in Europa sterk uiteenlopen, zodat er een ruime margin of appreciation bestaat. Ismayilzade heeft niet toegelicht welk nadeel zij ondervond van het registreren van de andere voornaam en waarom zij geen gebruik had gemaakt van de procedure tot naamswijziging. Zeker nu de zaak zorgvuldig is beoordeeld, is art. 8 EVRM niet geschonden.
18-01-2024
(Zaaknaam: Ismayilzade t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2024:0118JUD001778018, EHRC-2024-0039) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een uit Syrië gevluchte arts heeft in Zweden asiel gekregen. Hij wil graag zijn (eerste) echtgenote en vijf kinderen laten overkomen, maar hij voldoet niet aan de voor gezinshereniging gestelde eis dat hij kan voorzien in hun levensonderhoud. Het EHRM beredeneert dat bij het stellen van gezinsherenigingsvoorwaarden een ruime margin of appreciation toekomt aan de staten. De eis van kunnen voorzien in levensonderhoud is niet onredelijk. Er was bovendien een gerede kans dat de arts later wel aan de eis zou kunnen voldoen; hij zou dan een nieuw gezinsherenigingsverzoek kunnen indienen. In die omstandigheden is art. 8 EVRM niet geschonden.
18-01-2024
(Zaaknaam: Dabo t. Zweden, ECLI:CE:ECHR:2024:0118JUD001251018, EHRC-2024-0037) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een secretaresse heeft seksuele intimidatie op de werkvloer ondervonden. Daarover heeft zij in een e-mail aan een aantal betrokkenen en verantwoordelijken geklaagd. Haar echtgenoot heeft vervolgens een openbaar bericht hierover op Facebook geplaatst dat veel aandacht heeft getrokken. Beiden zijn vervolgens strafrechtelijk veroordeeld wegens smaad. Het Hof oordeelt dat klaagster niet het doel had haar mail openbaar te maken. De Franse rechters hebben bovendien te hoge eisen gesteld aan het feitelijke bewijs van de juistheid van de aantijgingen en hebben te weinig waarde gehecht aan de noodzaak om te kunnen klagen over seksuele intimidatie. Art. 10 EVRM is daardoor geschonden.
18-01-2024
(Zaaknaam: Allée t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:0118JUD002072520, EHRC-2024-0035) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Moldavië was een appartementencomplex in beheer bij een Academie voor Kunsten. De appartementen konden worden bewoond door medewerkers van de Academie. Op zeker moment veranderden echter de toewijzingsregels en werden de bewoners uit hun woningen gezet. Het EHRM oordeelt dat er onvoldoende wettelijke grondslag bestond voor de uitzetting, nu de bewoning niet illegaal was. Ook omdat de bewoners de onderhoudskosten steeds hadden betaald en niet is onderzocht met het oog op welke belangen zij zijn uitgezet, is bovendien een disproportionele inbreuk gemaakt op het recht op respect voor de woning. Daardoor is art. 8 EVRM geschonden.
16-01-2024
(Zaaknaam: Nafornita t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2024:0116JUD004906612, EHRC-2024-0040) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In het kader van de ‘War on Terror’ is Al-Hawsawi in 2003 gearresteerd. In 2005-2006 heeft hij in Litouwen in een geheime CIA-detentieinrichting gezeten, waarna hij is overgebracht naar Guantánamo Bay. Het Hof oordeelt op basis van openbare bronnen en eerdere rechtspraak dat Litouwen hiervoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Het onderzoek daarnaar op nationaal niveau is ontoereikend. De detentie was flagrant in strijd met art. 3, 5 en 8 EVRM. De uitzetting naar de VS levert vanwege de bekende risico’s van een oneerlijk proces en de doodstraf verdere schendingen op van art. 2, 3, 6 en 1 P6.
16-01-2024
(Zaaknaam: al-Hawsawi t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2024:0116JUD000638317, EHRC-2024-0034)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Tegen NR zijn twee strafklachten ingediend, een over afpersing en een over passieve corruptie. De eerste zaak is geseponeerd, de tweede heeft geleid tot strafvervolging. De vraag is of daarbij sprake is van ‘bis in idem’. Het HvJ EU benadrukt dat bij een sepotbesluit alleen sprake kan zijn van ‘onherroepelijke vrijspraak of veroordeling’ in de zin van art. 50 Hv als de kwestie voldoende ten gronde is onderzocht, net als de strafrechtelijke aansprakelijkheid van NR daarbij. Als de nationale rechter concludeert dat dat niet het geval is, kan alsnog strafvervolging plaatsvinden, al gaat het om dezelfde feiten.
25-01-2024
(Zaaknaam: Parchetul de pe lângă Curtea de Apel Craiova, ECLI:EU:C:2024:70, EHRC-2024-0043) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Naar Hongaars recht wordt een energiebedrijf dat alleen indirect in een economisch belang wordt geraakt door een bestuursbesluit over het aardgastransmissienet niet gezien als belanghebbende. Daardoor heeft het bedrijf geen mogelijkheid om het besluit aan te vechten. Volgens het HvJ EU is dit in strijd met art. 41 lid 17 van richtlijn 2009/73/EG, gelezen in het licht van art. 47 Hv. Reden hiervoor is dat het gaat om een marktdeelnemer die wegens de inhoud van het besluit en zijn activiteiten door dit besluit in zijn rechten kan worden aangetast. Zo’n marktdeelnemer moet toegang hebben tot een effectieve voorziening in rechte.
25-01-2024
(Zaaknaam: Global NRG, ECLI:EU:C:2024:78, EHRC-2024-0038) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In 2018 heeft RTL de bevoegde ministers gevraagd om publicatie van bepaalde informatie over het neerhalen van vlucht MH17 in Oekraïne. Dit is geweigerd omdat er op grond van een EU-verordening voor de gevraagde informatie een geheimhoudingsplicht bestaat. Het HvJ EU oordeelt dat de betreffende verordeningsbepaling weliswaar inbreuk maakt op het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie (art. 11 Hv), maar dat hiervoor een rechtvaardiging bestaat. De bepaling tast het wezen van art. 11 Hv niet aan, dient het legitieme doel van bescherming van de veiligheid van het luchtruim, en is proportioneel in het licht van dit doel.
18-01-2024
(Zaaknaam: RTL Nederland en RTL Nieuws, ECLI:EU:C:2024:54, EHRC-2024-0044) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een medewerker van een gemeente ging met vervroegd pensioen, maar had nog een groot aantal niet-opgenomen vakantiedagen openstaan. Hij wilde daarvoor een vergoeding krijgen, maar dat weigerde de gemeente omdat de regel was dat niet-opgenomen vakantiedagen voor beëindiging van de arbeidsverhouding alsnog moesten worden opgenomen. Het HvJ EU benadrukt het belang van een recht op vakantie en uitbetaling van een vergoeding als dat recht niet kan worden uitgeoefend. Hierop kan echter een uitzondering worden gemaakt als een werknemer in de gelegenheid is gesteld om zijn dagen op te nemen en weet wat de gevolgen zijn als hij dat niet doet.
18-01-2024
(Zaaknaam: Comune di Copertino, ECLI:EU:C:2024:51, EHRC-2024-0036)