Update
Uitspraken van 02-07-2024 tot 15-07-2024
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 13 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Noord-Macedonië moeten energiebedrijven in bepaalde gevallen een energieheffing innen van kleingebruikers. Vlaisavljevikj heeft hiervoor verschillende keren een factuur en een betalingsbevel ontvangen van bedrijf B., maar hij had geen leveringscontract met dit bedrijf of met diens rechtsvoorganger C. Hij klaagt dan ook over het bewaren en gebruiken van zijn persoonsgegevens (naam, adres) door bedrijf B. Het Hof constateert dat de persoonsgegevens in dit geval niet gebruikt kunnen zijn voor het doel van rechtmatige inning van de heffing. De nationale rechters hebben dit ten onrechte niet in hun beoordeling betrokken. Art. 8 EVRM is dan ook geschonden.
25-06-2024
(Zaaknaam: Vlaisavlevikj t. Noord-Macedonië, ECLI:CE:ECHR:2024:0625JUD002321521, EHRC-2024-0186) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Deze zaak betreft twee statenklachten van Oekraïne tegen Rusland na de bezetting van de Krim. Het Hof overweegt dat Rusland na annexatie het eigen, Russische recht is gaan toepassen. Volgens het internationale humanitaire recht is dit onacceptabel. Daardoor is vrijwel alle gezagsuitoefening door Rusland op de Krim ook onwettig naar EVRM-begrippen, variërend van het sluiten van televisieomroepen tot onteigeningen. Op basis van vele internationale rapporten stelt het Hof tal van officieel getolereerde administratieve praktijken vast die in strijd zijn met het EVRM. In het bijzonder doet het dit voor de structurele onderdrukking van iedere vorm van politieke oppositie.
25-06-2024
(Zaaknaam: Oekraïne t. Rusland (inzake de Krim), ECLI:CE:ECHR:2024:0625JUD002095814, EHRC-2024-0183) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Zeven mensen hebben succesvol examens afgelegd voor uiteenlopende ambtelijke functies, maar werden na een achtergrondcheck door de veiligheidsdiensten toch niet benoemd. Zij konden daarover bestuursrechtelijk procederen, maar kregen zelf geen informatie over de feitelijke grondslag van de weigering tot benoeming. Het EHRM overweegt dat dit informatiegebrek problematisch is, zeker nu de rechtbanken niet hebben onderzocht of de informatie inderdaad vertrouwelijk was en of deze correct en betrouwbaar was. Dit levert een schending op van art. 6 lid 1 EVRM.
25-06-2024
(Zaaknaam: Kurkut e.a. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2024:0625JUD005890119, EHRC-2024-0181) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Moldavische Jeugdraad maakt onderdeel uit van een nationale non-discriminatiecoalitie. In verband daarmee is een discriminatiehulplijn geïnitieerd. Daarvoor wilde de Jeugdraad reclame maken via een postercampagne met cartoons van onder meer een Roma-stel en een rolstoeler. De nationale rechter verbood de campagne vanwege de stereotyperende afbeeldingen. Het EHRM ziet daarin een schending van art. 10 EVRM. De campagne was juist bedoeld om stereotypen en discriminatie inzichtelijk te maken, riep niet op tot haat of discriminatie en was bedoeld om de hulplijn onder de aandacht te brengen. Van een onverantwoordelijk gebruik van de uitingsvrijheid was daardoor volgens het EHRM geen sprake.
25-06-2024
(Zaaknaam: Conseil National de la Jeunesse de Moldova t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2024:0625JUD001537913, EHRC-2024-0177) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een HIV-positieve gevangene zat in een speciale afdeling voor zieke en kwetsbare patiënten. De omstandigheden daar zijn volgens het EHRM niet zodanig problematisch dat ze in strijd komen met art. 3 EVRM. Over de segregatie van HIV-positieve patiënten heeft het CPT zich eerder kritisch uitgelaten. Nu de gezondheidsvoorzieningen in de HIV-vleugels wel iets beter waren, zag het CPT hiervoor echter nog wel een rechtvaardiging. Het EHRM deelt dit oordeel en overweegt dat de gesegregeerde detentie niet in strijd is met art. 3 jo. 14 EVRM.
25-06-2024
(Zaaknaam: Bechi t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2024:0625JUD004570920, EHRC-2024-0173) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Z is in 2008 aangerand door een docent-priester bij een theologische faculteit. De kerkelijke autoriteiten hebben de priester gedwongen tot aftreden en de politie heeft een onderzoek ingesteld. Omdat klaagster niet heel uitdrukkelijk haar voorafgaande instemming met de seksuele handelingen heeft onthouden, is de priester niet strafrechtelijk vervolgd. Het EHRM acht deze voorwaarde niet in overeenstemming met wat bekend is over misbruik van kwetsbaarheid en machtspositie. De wetgeving is sindsdien veranderd, maar in 2008/2009 was de bescherming van slachtoffers daarmee nog onvoldoende, terwijl die ook toen wel had moeten worden geboden. Art. 3 en 8 EVRM zijn dan ook geschonden.
20-06-2024
(Zaaknaam: Z t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2024:0620JUD003778221, EHRC-2024-0187) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een minderjarige man wordt verdacht van ernstige strafbare feiten. Hij wordt in voorarrest genomen vanwege recidiverisico. Hij klaagt bij het EHRM over het feit dat de voorarresttermijn in Tsjechië zes maanden bedraagt voor minderjarigen, terwijl bij volwassenen de noodzaak van voorarrest iedere drie maanden wordt herzien. Het EHRM stelt vast dat dit een duidelijk leeftijdsonderscheid oplevert ten nadele van minderjarigen, terwijl zij juist extra moeten worden beschermd. Een redelijke rechtvaardiging is voor het onderscheid niet aangevoerd, zodat het Hof het in strijd acht met art. 5 jo. 14 EVRM.
20-06-2024
(Zaaknaam: Spisak t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2024:0620JUD001396822, EHRC-2024-0184) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2019 ging het Greenpeaceschip de Rainbow Warrior voor anker bij de haven van Gdansk, waardoor de haventoegang werd geblokkeerd voor onder meer olietankers. Toen de politie aan boord kwam zijn achttien opvarenden, waaronder twee journalisten, bepaalde tijd op het schip of aan vaste wal vastgehouden. Het EHRM acht dit in alle gevallen een vrijheidsbeneming in de zin van art. 5 lid 1 EVRM. Hiervoor bestond geen wettelijke grondslag, zodat deze bepaling is geschonden. Dit betekent bovendien dat ook art. 10 EVRM is geschonden, nu daarmee ook geen wettelijke basis bestond voor de resulterende beperkingen van de uitingsvrijheid.
20-06-2024
(Zaaknaam: Friedrich e.a. t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2024:0620JUD002534420, EHRC-2024-0178) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Boronyák heeft als acteur een overeenkomst met een productiemaatschappij gesloten, waarin een geheimhoudingsbeding was opgenomen. Later heeft hij jegens een website verschillende uitspraken gedaan over honoraria die hij ontving. De productiemaatschappij heeft daarover geprocedeerd, waarna Boronyák een hoge boete wegens aantasting van het geheimhoudingsbeding opgelegd kreeg. Het EHRM acht die boete niet onredelijk, omdat Boronyák het beding weloverwogen heeft ondertekend, de gegeven informatie van beperkt publiek belang was, en het belang bij geheimhouding van de productiemaatschappij juist aanzienlijk was. De boete was bovendien niet disproportioneel hoog, zodat art. 10 EVRM niet is geschonden.
20-06-2024
(Zaaknaam: Boronyak t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2024:0620JUD00041120, EHRC-2024-0174) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Vijf onderzoekers die de geschiedenis van Sovjetrepressie bestuderen en enkele anderen hebben geprobeerd toegang te krijgen tot Sovjetarchieven. In alle gevallen is de toegang geweigerd. Gelet op het belang van historische waarheidsvinding besluit het Hof dat het recht op toegang tot overheidsinformatie ook geldt voor onderzoekers. In dit geval ging het om archiefinformatie over mensen die allang zijn overleden. De belangen van nazaten zijn bovendien weinig zwaarwegend. Om die reden stelt het Hof vast dat door de weigering art. 10 EVRM is geschonden.
18-06-2024
(Zaaknaam: Suprun e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2024:0618JUD005802912, EHRC-2024-0185) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Verschillende organisaties die zich bezighouden met het trainen van mensenrechtenactivisten of die opkomen voor de democratie zijn in Rusland ‘ongewenst’ verklaard. Daardoor mogen zij geen activiteiten meer ontplooien. Mensen die toch deelnemen aan die activiteiten zijn bovendien strafbaar. Het EHRM overweegt dat de activiteiten waarom het gaat in zichzelf niet illegaal zijn. De criteria om organisaties ongewenst te verklaren zijn uiterst vaag en de maatregelen leveren een sterk chilling effect op. De ongewenstverklaringen en de bestraffingen zijn vanwege hun onvoorzienbaarheid niet voldoende voorzien bij wet en daarmee in strijd met art. 10 en 11 EVRM.
18-06-2024
(Zaaknaam: Andrey Rylkov Foundation e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2024:0618JUD003794918, EHRC-2024-0172) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een 14-jarig meisje met een geestelijke beperking wordt in 2012 verkracht door een leraar. De leraar wordt veroordeeld, maar de vraag is of niet meer had kunnen worden gedaan om het meisje te beschermen. Het Hof stelt vast dat in Armenië het wettelijk raamwerk om goed op te komen tegen seksueel misbruik van minderjarigen onderontwikkeld is. Daarnaast was het misbruik in dit geval bekend bij andere leraren en het schoolhoofd, maar wisten zij niet wat te doen en hebben zij dus ook niet opgetreden. Daardoor is de staat tekortgeschoten in de naleving van zijn positieve verplichtingen onder art. 8 EVRM.
18-06-2024
(Zaaknaam: A.P. t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2024:0618JUD005873714, EHRC-2024-0171) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Büttner en Krebs wonen op resp. 7,5 en 9 kilometer afstand van de nieuwe luchthaven Berlin Brandenburg. In een oorspronkelijk plan werd voorzien in parallelle start- en landingsbanen, maar uiteindelijk werd dit plan herzien om veiligheidsredenen. Daardoor zouden Büttner en Krebs veel meer vliegtuiglawaai ervaren. Volgens hen heeft de overheid hen misleid, omdat van begin af aan al duidelijk kon zijn dat het plan niet haalbaar was. Met de nationale rechters oordeelt het Hof dat van zo’n misleiding geen sprake was en dat een redelijke belangenafweging is gemaakt. De klachten over 6 en 8 EVRM zijn dan ook kennelijk ongegrond.
04-06-2024
(Zaaknaam: Büttner en Krebs t. Duitsland, ECLI:CE:ECHR:2024:0604DEC002754718, EHRC-2024-0176) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een groep medisch specialisten heeft door omzettingsproblemen bij een Europese richtlijn ten onrechte geen vergoeding ontvangen voor tijdens hun opleiding gewerkte uren. Dat is later gecompenseerd, maar het bedrag dat ze ontvingen was nog altijd veel lager dan dat voor specialisten die op dat moment in opleiding waren. Het EHRM erkent dit, maar wijst er ook op dat zij veel meer uren moeten werken. Bovendien is in het compensatiebedrag al rekening gehouden met gewijzigde kosten van levensonderhoud en rente. De klacht over art. 1 EP EVRM en art. 14 EVRM is dan ook niet-ontvankelijk wegens kennelijke ongegrondheid.
28-05-2024
(Zaaknaam: Morabito e.a. t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2024:0528DEC003282919, EHRC-2024-0182)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Italië is een regeling voor toekenning van groenestroomcertificaten aan producenten van alternatieve elektriciteit op zeker moment vervangen door een ‘feed-in-tariefsysteem’. Verschillende ondernemingen hebben gesteld dat dat hun ondernemingsvrijheid aantast. Het HvJ EU oordeelt echter dat de overgang naar het nieuwe systeem niet verhindert om hun activiteiten uit te oefenen. Ook neemt het nieuwe systeem geen hoge kosten met zich mee en vereist het geen technische en complexe oplossingen. Evenmin wordt de contractvrijheid door het nieuwe systeem geraakt. Art. 16 Hv is dan ook niet van toepassing, zodat die bepaling zich niet verzet tegen het nieuwe systeem.
27-06-2024
(Zaaknaam: Gestore dei Servizi Energetici, ECLI:EU:C:2024:555, EHRC-2024-0180) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een Koerdische vluchteling heeft in Italië de asielstatus verkregen vanwege een risico van vervolging vanwege zijn politieke overtuiging. Hij is daarna doorgereisd naar Duitsland. De Turkse autoriteiten hebben een uitleveringsverzoek aan Duitsland gericht omdat de vluchteling zou worden gezocht wegens doodslag. Het HvJ EU merkt op dat de aangezochte staat in dit soort gevallen het verleende asiel heel serieus moet nemen. Uitlevering mag alleen na informatieuitwisseling met de staat die de asielstatus heeft verleend en als vaststaat dat bij uitlevering het Handvest (in het bijzonder art. 18 en 19 lid 2 Hv) niet wordt geschonden.
18-06-2024
(Zaaknaam: Generalstaatsanwaltschaft Hamm (Demande d’extradition d’un réfugié vers la Turquie), ECLI:EU:C:2024:521, EHRC-2024-0179) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
QY is een Syrische vluchteling die in 2018 in Griekenland als zodanig is erkend. Vervolgens heeft zij in Duitsland asiel aangevraagd. Zij kan niet terug naar Griekenland omdat zij daar ernstig risico zou lopen op onmenselijke of vernederende behandeling. Het asielverzoek in Duitsland wordt afgewezen maar verzoekster wordt wel subsidiaire bescherming verleend. In reactie op de prejudiciële vragen die de nationale rechter in verband met de hierop volgende procedure heeft gesteld, benadrukt het HvJ EU dat het Unierecht de lidstaten niet uitdrukkelijk verplicht beslissingen tot toekenning van de vluchtelingenstatus die door een andere lidstaat zijn genomen, automatisch te erkennen. Wel moet de lidstaat in dat geval een verzoek in het kader van een nieuwe asielprocedure voor internationale bescherming opnieuw individueel, volledig en naar de actuele stand van zaken onderzoeken. In het kader van dat onderzoek moet de lidstaat ten volle rekening houden met de beslissing van de andere lidstaat om de aanvrager internationale bescherming te verlenen en met de elementen die deze beslissing ondersteunen.
18-06-2024
(Zaaknaam: Bundesrepublik Deutschland (Effet d’une décision d’octroi du statut de réfugié), ECLI:EU:C:2024:524, EHRC-2024-0175)