Update
Uitspraken van 04-06-2024 tot 17-06-2024
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 11 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Tsjetsjeens echtpaar, waarvan de man president was van de Hoge Raad, is in 2017 gevlucht uit vrees voor represailles vanwege hun activiteiten voor de oppositie. In 2022 werden zij onder dwang teruggebracht naar Tsjetsjenië. Daarbij werden onder meer doodsbedreigingen jegens hen geuit door de Tsjetsjeense president. Het Hof oordeelt dat de gang van zaken overduidelijke schendingen oplevert van art. 2, 3 en 6 EVRM. Bij het voorarrest was bovendien sprake van misbruik van beperkingsbevoegdheid voor politieke doelen, in strijd met art. 18 jo. art. 5 EVRM. Door interimmaatregelen niet na te leven is ook art. 34 EVRM geschonden.
28-05-2024
(Zaaknaam: Zarema Musayeva e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2024:000457322, EHRC-2024-0155) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Centraal in deze zaak staat de Poolse wetgeving over surveillance en interceptie. Deze wetgeving bevat geen notificatieplicht, waardoor het moeilijk is om als individu aan te tonen dat surveillance heeft plaatsgevonden. Het EHRM toetst de wetgeving daarom in abstracto. Rekening houdend met zijn gevestigde rechtspraakcriteria en die van het HvJ EU oordeelt het dat de Poolse wetgeving in veel opzichten tekortschiet: er is geen goed systeem van autorisatie, informatievoorziening en rechtsbescherming, te veel data worden te lang bewaard, en bij de antiterrorismewet bestaat bovendien een risico van politieke inmenging. De wetgeving is daardoor in strijd met art. 8 EVRM.
28-05-2024
(Zaaknaam: Pietrzak en Bychawska-Siniarska e.a. t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2024:0528JUD00720381717, EHRC-2024-0153) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De voormalige Georgische president Saakashvili is na een regimewisseling in 2013 strafrechtelijk veroordeeld vanwege betrokkenheid bij moord en het te kwader trouw verlenen van gratie aan vier (hooggeplaatste) moordenaars. Het Hof oordeelt dat de veroordeling op goede feitelijke gronden is gebaseerd en dat art. 6 EVRM niet is geschonden. Saakashvili had kunnen weten dat het feit dat hij zijn handelingen als president beging hem niet immuun zou maken voor strafvervolging, zodat art. 7 EVRM evenmin is geschonden. De stelling dat de veroordeling in strijd was met art. 18 EVRM acht het Hof volstrekt ongefundeerd.
23-05-2024
(Zaaknaam: Saakashvili t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2024:0523JUD000623220, EHRC-2024-0154) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De cassatieberoepen van Patricolo e.a. zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet op de juiste, geauthenticeerde manier de uitspraak in hoger beroep hebben genotificeerd bij de griffie van het Cassatiehof. Het EHRM oordeelt dat notificatievereisten op zichzelf nodig kunnen zijn voor een goede rechsbedeling. De gestelde eisen zijn weliswaar formeel, maar zeker voor met een cassatieadvocaat procederende appellanten niet onredelijk bezwarend. Problematisch is wel dat bij digitaal procederen nog steeds hoge eisen worden gesteld aan het bewijs van authenticiteit van het document. Gelet op die hoge eisen is art. 6 lid 1 EVRM toch geschonden.
23-05-2024
(Zaaknaam: Patricolo e.a. t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2024:0523JUD003794317, EHRC-2024-0152) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een politiefunctionaris is eerder strafrechtelijk veroordeeld wegens betrokkenheid bij maffia-activiteiten. In 2017 werd een strafrechtelijk onderzoek ingesteld tegen een aantal anderen, waarbij klager niet zelf als verdachte werd aangemerkt. Toch werd zijn telefoon afgetapt, maar dat ontdekte hij pas na een huiszoeking. In dit soort situaties, waarbij iemands telefoon wordt afgetapt terwijl hij zelf niet direct is betrokken in een strafrechtelijk onderzoek, moet volgens het EHRM in ieder geval een adequaat en effectief rechtsmiddel voorhanden zijn. Nu dat in Italië niet het geval is, is art. 8 EVRM geschonden.
23-05-2024
(Zaaknaam: Contrada t. Italië (nr. 4), ECLI:CE:ECHR:2024:0523JUD000250719, EHRC-2024-0149) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Van verschillende Bulgaarse verdachten zijn ‘verboden vruchten’ in beslag genomen om op die manier ongerechtvaardigde verrijking te voorkomen. Het EHRM oordeelt in lijn met zijn eerdere uitspraak in Todorov e.a. t. Bulgarije dat onvoldoende zorgvuldig is onderzocht of de in beslag genomen goederen inderdaad als gevolg van strafbare feiten zijn verworven. Dit levert een schending op van art. 1 EP EVRM, behalve in een geval waarin wel causaliteit is aangetoond. Daarnaast is art. 1 EP EVRM geschonden door de verplichting om zeer hoge griffierechten te betalen om in hoger beroep te kunnen gaan in de zaak over de inbeslagname.
21-05-2024
(Zaaknaam: Mandev e.a. t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2024:0521JUD005700211, EHRC-2024-0151) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Egyptische M.M. is tijdens een demonstratie geraakt door een politiekogel. Wetende dat de Egyptische president Sisi een officieel bezoek in Frankrijk zou afleggen, heeft hij vanwege de universele jurisdictie verzocht om strafvervolging wegens onmenselijke behandeling. Zijn zaak is niet-ontvankelijk verklaard vanwege de immuniteit van Sisi als staatshoofd. Het EHRM verklaart zijn klachten over art. 3 EVRM niet-ontvankelijk omdat Frankrijk geen rechtsmacht heeft over de gebeurtenissen in Egypte. De beperking van de toegang tot de rechter acht het Hof redelijk en in overeenstemming met het internationale recht over immuniteit van staatshoofden. Ook deze klacht is niet-ontvankelijk.
16-04-2024
(Zaaknaam: M.M. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:0416DEC001330321, EHRC-2024-0150) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tegen een officier van justitie die betrokken is bij een strafrechtelijk onderzoek naar voormalig president Sarkozy is een tuchtprocedure gestart. In deze procedure is weliswaar geconcludeerd dat de officier van justitie onzorgvuldigheden heeft begaan, maar uiteindelijk is hem geen tuchtrechtelijke sanctie opgelegd. Hij heeft bij het EHRM geklaagd over onregelmatigheden in de procedure en aantasting van zijn reputatie en uitingsvrijheid. Het EHRM verklaart zijn klachten niet-ontvankelijk omdat hij door het uitblijven van een sanctie niet daadwerkelijk in zijn grondrechten is aangetast.
16-04-2024
(Zaaknaam: Amar t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:0416DEC000402823, EHRC-2024-0148)