Update
Uitspraken van 01-03-2022 tot 14-03-2022
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 5 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een voormalige Armeense staatssecretaris is in voorarrest genomen op verdenking van ondersteuning van een staatsondermijnende organisatie. Hij heeft ernstige gezondheidsklachten en krijgt daarvoor aanvankelijk onvoldoende zorg. Een interimmaatregel van het EHRM om daarin te voorzien, wordt eerst niet opgevolgd, maar later tot op zekere hoogte wel. Het EHRM oordeelt dat de medische zorg en de detentieomstandigheden zodanig slecht waren dat art. 3 EVRM is geschonden. Ook was er onvoldoende reden voor verlenging van het voorarrest (art. 5 lid 3 EVRM). Art. 34 EVRM is geschonden doordat de politicus geen vertrouwelijk onderhoud kon hebben met zijn procesvertegenwoordiger bij het Hof.
22-02-2022
(Zaaknaam: Shirkhanyan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2022:0222JUD005454716, EHRC-2022-0075) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2014 zijn verschillende mediaberichten gepubliceerd over de onderneming die de Roemeense luchthaven Tuzla beheert en over een aandeelhouder daarvan. De laatste is beschuldigd van lidmaatschap van de voormalige Securitate. Het EHRM overweegt dat die beschuldigen ernstig zijn, maar dat de nationale rechters op goede gronden hebben aangenomen dat er voldoende grondslag voor bestond. Ook was er al eerder media-aandacht aan besteed. Deze klacht over art. 8 EVRM is ongegrond. De reputatie van de onderneming kan niet geacht worden ernstig door de berichtgeving te zijn geschaad; deze klacht is daarom kennelijk ongegrond en daarmee niet-ontvankelijk.
22-02-2022
(Zaaknaam: Regional Air Services S.R.L. en Ivaşcu t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:0222JUD007654917, EHRC-2022-0073) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Y is bij geboorte als vrouw geregistreerd in het geboorteregister. Na een geslachtsverandering is een aantekening gemaakt in het geboorteregister dat hij nu man is en is de naamsverandering geregistreerd. Y heeft later verzocht om een nieuwe vermelding, waarbij deze aantekening is weggelaten, maar dat is geweigerd. Het Hof acht dat te billijken omdat Y weinig hinder ervaart van de aantekening, terwijl die wel belangrijke archiefwaarde heeft. De staat heeft dan ook geen onredelijke afweging gemaakt tussen de betrokken belangen en niet in strijd gehandeld met art. 8 EVRM door geen nieuw geboortecertificaat af te geven.
17-02-2022
(Zaaknaam: Y t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2022:0217JUD007413114, EHRC-2022-0076) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Italië is een nieuwe wettelijke regeling aangenomen voor de berekening van de hoogte van pensioenen. Deze regeling werd met terugwerkende kracht ook toegepast in bij de rechter nog aanhangige zaken over de pensioenhoogte. Het EHRM overweegt dat deze lopende procedures daardoor in feite zinledig werden. Voor dit wetgevend ingrijpen in lopende rechterlijke procedures bestonden geen dwingende redenen van algemeen belang. Dit betekent dat art. 6 lid 1 EVRM erdoor is geschonden.
17-02-2022
(Zaaknaam: D’Amico t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2022:0217JUD004658614, EHRC-2022-0069) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Bulgarije wordt iedereen die onder curatele is gesteld op grond van de Grondwet automatisch van het kiesrecht ontzet, ook al is er sprake van gedeeltelijke curatele. De regering heeft niet aangetoond dat aan deze grondwettelijke bepaling een deugdelijke belangenafweging of proportionaliteitsbeoordeling ten grondslag lag. Nu sprake is van een automatische, algemene beperking en er geen individuele rechterlijke beoordeling mogelijk is, is deze regeling onverenigbaar met het in art. 3 EP vastgelegde kiesrecht.
15-02-2022
(Zaaknaam: Anatoliy Marinov t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2022:0215JUD002608117, EHRC-2022-0065) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2002 is de Senegalese veerboot Joola in internationale wateren gezonken; daarbij kwamen 1863 mensen om, waaronder enkele Franse staatsburgers. Nabestaanden van de laatsten en een aantal Franse overlevenden hebben het Franse openbaar ministerie verzocht om onderzoek te doen naar de situatie. Dit is gebeurd, maar uiteindelijk is het onderzoek beëindigd omdat de belangrijkste betrokkenen Senegalese overheidsfunctionarissen waren en zich konden beroepen op internationale immuniteit. Volgens het EHRM hebben de Franse rechters dit beroep op goede gronden en na zorgvuldig onderzoek gehonoreerd. Van een schending van het recht op toegang tot de rechter (art. 6 lid 1 EVRM) was dan ook geen sprake.
27-01-2022
(Zaaknaam: Association des familles des victimes du Joola t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0127DEC002111919, EHRC-2022-0066) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 1990 is een – beweerde – IRA-vrijwilliger doodgeschoten door enkele Britse soldaten. Aanvankelijk werd besloten de soldaten niet te vervolgen, maar later werden verscheidene ‘inquests’ ingesteld; deze hebben vooralsnog niet tot vervolging geleid. Het EHRM benadrukt dat het de onderzoeksverplichtingen in onderlinge samenhang moet beoordelen. Hoewel een ‘inquest’ op zichzelf niet toereikend is om aan de verplichtingen onder art. 2 EVRM tegemoet te komen en er enkele tekortkomingen waren, beoordeelt het Hof het gedane onderzoek toch als voldoende grondig. De zaak is daarom kennelijk ongegrond.
25-01-2022
(Zaaknaam: Gribben t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0125DEC002886418, EHRC-2022-0071) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Alain Soral heeft in 2016 een parodie geplaats op de voorpagina van ‘Charlie Hebdo’ over de aanslagen in Brussel, die toen net hadden plaatsgevonden. Volgens de Franse strafrechter was de parodie ernstig beschadigend voor de joodse gemeenschap en werd er bovendien in gesuggereerd dat de Holocaust niet zou hebben plaatsgevonden. Soral werd daarom veroordeeld tot een boete. Het EHRM acht de nationale beoordeling redelijk, mede gelet op het beperkte gewicht dat aan dit soort uitingen toekomt. De veroordeling was dan ook niet in strijd met de door art. 10 EVRM beschermde uitingsvrijheid.
25-01-2022
(Zaaknaam: Bonnet t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0125DEC003536419, EHRC-2022-0067)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
In deze zaak doet zich de vraag voor of het behandelen van een administratief bezwaar tegen een belastingaanslag mag worden opgeschort in afwachting van aanvullend bewijs van betrokkenheid van de belastingplichtige bij belastingfraude. Het HvJ EU oordeelt dat dit aanvaardbaar is, mits met de opschorting een legitiem doel wordt gediend en de opschorting niet langer duurt dan redelijk. Tijdens de opschorting hoeft de tenuitvoerlegging van de belastingaanslag niet te worden opgeschort, tenzij dit zou kunnen leiden tot ernstige en onherstelbare schade aan de belangen van de belastingplichtige en er ernstige twijfels zijn over de rechtmatigheid van de aanslag.
24-02-2022
(Zaaknaam: SC Cridar Cons, ECLI:EU:C:2022:114, EHRC-2022-0074) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Bij de Bulgaarse brandweer geldt – anders dan in de private sector – dat uren nachtarbeid niet ‘zwaarder’ worden gerekend dan uren dagarbeid. Iemand die zeven uur nachtarbeid verricht kan dus niet voor acht uur dagarbeid worden gecompenseerd. Het HvJ EU oordeelt dat zo’n verrekeningsmogelijkheid weliswaar een mogelijkheid is om de bijzondere belasting van nachtarbeid te rechtvaardigen, maar niet de enige. De ongelijke behandeling tussen de private en publieke sector kan discriminerend zijn, maar om dat te bepalen moet de nationale rechter onderzoeken of sprake is van voldoende vergelijkbaarheid en van een objectieve en redelijke rechtvaardiging.
24-02-2022
(Zaaknaam: Glavna direktsia ‘Pozharna bezopasnost i zashtita na naselenieto’, ECLI:EU:C:2022:117, EHRC-2022-0070) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Als een EAB wordt uitgevaardigd door een Poolse rechter kan de vraag opkomen of hieraan uitvoering moet worden gegeven. De rechtsstaatproblemen zijn in Polen zodanig, dat niet altijd sprake is van berechting door een vooraf bij wet ingesteld, onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Ook gelet op dergelijke structurele problemen moet voor het weigeren van tenuitvoerlegging van een EAB echter nog steeds worden aangetoond dat in het concrete geval een reëel risico bestaat voor een oneerlijk proces. Voor het geval waarin dat (nog) niet vaststelbaar is, reikt het HvJ verschillende andere factoren aan waar de tenuitvoerleggende rechter naar kan kijken.
22-02-2022
(Zaaknaam: Openbaar Ministerie (Tribunal établi par la loi dans l’État membre d’émission), ECLI:EU:C:2022:100, EHRC-2022-0072) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
De verzoeker in het hoofdgeding heeft in Oostenrijk de vluchtelingenstatus verkregen. Daarna is hij naar België gegaan, waar zijn dochters de vluchtelingenstatus hebben gekregen. Nu verzoeker al een vluchtelingenstatus heeft, is zijn verzoek om die status ook in België te verkrijgen niet-ontvankelijk verklaard. Het HvJ EU acht dat op zichzelf aanvaardbaar, maar als de betrokken derdelander vader is van een niet-begeleid minderjarig kind dat de vluchtelingenstatus heeft, moet een lidstaat als België er wel voor zorgen dat de eenheid van het gezin wordt gehandhaafd en dat de daarbij behorende voordelen worden toegekend.
22-02-2022
(Zaaknaam: Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, ECLI:EU:C:2022:103, EHRC-2022-0068)