Update
Uitspraken van 18-01-2022 tot 01-02-2022
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 2 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In de jaren ’00 zijn acht Afghaanse en Pakistaanse staatsburgers naar Azerbeidzjan gevlucht. Hun later daar geboren kinderen werd – ongeacht de gelding van het ius-soli-beginsel – de Azerbeidzjaanse nationaliteit ontzegd, omdat de ouders geen Azerbeidzjaans staatsburgerschap hadden. Het EHRM acht de wetgeving op dit punt onduidelijk, maar oordeelt dat die wel tendeert naar erkenning van het ius-soli-beginsel. Hoe dan ook is de wetgeving willekeurig toegepast, in strijd met art. 8 EVRM.
13-01-2022
(Zaaknaam: Hashemi t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2022:0113JUD000148016, EHRC-2022-0031) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na een verkeersongeval is Tabak arbeidsongeschikt geraakt. Daarop heeft hij geprocedeerd tegen een verzekeringsmaatschappij om een schadevergoeding te krijgen. Rechtbankexpert V.B. voorzag de rechtbank van een deskundigenrapport, waarin zij de causaliteit tussen de arbeidsongeschiktheid en het verkeersongeval in twijfel trok. In hoger beroep heeft Tabak de neutraliteit van V.B. betwist omdat zij eerder als arts bij de verzekeringsmaatschappij werkte. Het EHRM oordeelt dat Tabak dit eerder aan de orde had kunnen stellen. De hogerberoepsrechter kan dan ook niet worden verweten dat hij dit punt niet inhoudelijk heeft behandeld. Dit levert geen strijd op met art. 6 EVRM.
13-01-2022
(Zaaknaam: Tabak t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2022:0113JUD002431513, EHRC-2022-0037) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een administratief medewerkster in Oekraïne heeft per abuis een verkeerd bedrag opgenomen in een belastingverklaring voor geïmporteerde goederen met een waarde van EUR 48.661. Meteen toen ze dit ontdekte heeft ze geprobeerd dit recht te zetten. De douane accepteerde dat niet en uiteindelijk kreeg ze, vanwege schending van de aangifteregels, een boete opgelegd ter hoogte van de waarde van de goederen. Het EHRM betwijfelt of in dit geval de vereiste opzet aantoonbaar was, maar acht vooral problematisch dat geen matiging van de boete in het licht van het proportionaliteitsvereiste mogelijk was. Strijd met art. 1 EP EVRM.
13-01-2022
(Zaaknaam: Krayeva t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2022:0113JUD007285813, EHRC-2022-0034) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een bekende Portugese journalist heeft in 2010 een verklaring in het parlement en de media afgelegd waarin hij zich kritisch uitsprak over de banden tussen bepaalde rechters, openbare aanklagers en journalisten. Daardoor kon volgens hem vertrouwelijke informatie over strafprocedures te gemakkelijk in de media terechtkomen. Naar aanleiding van aanklachten van de beroepsorganisaties voor rechters en aanklagers is hij veroordeeld tot schadevergoedingen van 25.000 euro. Het Hof acht dat disproportioneel. In dit debat over een onderwerp van algemeen belang had de uitingsvrijheid zwaarder moeten wegen dan de bescherming van de reputatie van publieke instituties. Schending art. 10 EVRM.
11-01-2022
(Zaaknaam: Freitas Rangel t. Portugal, ECLI:CE:ECHR:2022:0111JUD007887313, EHRC-2022-0030) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Het EHRM heeft in 2007 geoordeeld dat het Bulgaarse systeem voor geheim toezicht niet in overeenstemming is met art. 8 EVRM. Inmiddels is de wetgeving gewijzigd, maar dezelfde personen en organisaties als in 2007 hebben geklaagd dat de nieuwe wetgeving nog steeds ontoereikend is. In het licht van zijn vaste rechtspraakcriteria onderzoekt het EHRM de nieuwe wetgeving en het stelt vast dat die – zowel op het punt van het systeem van ‘secret surveillance’ als waar het gaat om dataretentie en toegang tot data – nog veel tekortkomingen vertoont. Van een schending van art. 8 EVRM is daardoor nog steeds sprake.
11-01-2022
(Zaaknaam: Ekimdzhiev e.a. t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2022:0111JUD007007812, EHRC-2022-0029) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een medewerker van de Roemeense veiligheidsdienst is ontslagen nadat hij werd verdacht van smokkel. Hij heeft daartegen beroep ingesteld, maar hij kreeg geen toegang tot een vertrouwelijk deel van het dossier dat aan zijn ontslag ten grondslag lag. Het EHRM ziet daarvoor onvoldoende redenen en acht de rechterlijke beoordeling van klagers verzoek om toegang tot het volledige dossier onzorgvuldig. Daardoor is de wezenlijke kern van art. 6 lid 1 EVRM aangetast, in het bijzonder het recht op een procedure op tegenspraak en op ‘equality of arms’.
11-01-2022
(Zaaknaam: Corneschi t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:0111JUD002160916, EHRC-2022-0028) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Gareth Lee heeft in 2014 een taart besteld bij een bakker, waarop hij het logo van zijn organisatie ‘QueerSpace’ wilde laten afdrukken, en de tekst ‘Support Gay Marriage’. Om religieuze redenen weigerde de bakker de opdracht uit te voeren. Lee heeft geprocedeerd over ongelijke behandeling en schending van het consumentenrecht, maar is in het ongelijk gesteld. Het EHRM verklaart de zaak niet-ontvankelijk omdat Lee voor de nationale rechter onvoldoende concreet en specifiek beroep heeft gedaan op de relevante EVRM-rechten. Daardoor heeft hij de nationale rechtsmiddelen in feite niet uitgeput, in strijd met art. 35 lid 1 en 4 EVRM.
07-12-2021
(Zaaknaam: Lee t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2021:1207DEC001886019, EHRC-2022-0035) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klaagster, in de relevante periode Minister voor Jeugd en Sport, wordt voor onder andere misbruik van ambt veroordeeld. Het EHRM ziet geen schending van het recht op een eerlijk proces in het gegeven dat zij bepaalde belastende getuigen niet heeft kunnen ondervragen, in verband met het overig bewijs en de compenserende factoren die door nationale gerechten zijn toegepast.
09-11-2021
(Zaaknaam: Iacob-Ridzi t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2021:1109DEC004156415, EHRC-2022-0032)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
In een Hongaarse procedure over fiscale delicten op het terrein van vennootschapsbelasting zijn prejudiciële vragen gesteld over de uitleg van art. 47 en 54 Hv. Het HvJ verklaart zich onbevoegd om deze vragen te beantwoorden. Reden daarvoor is dat weliswaar sprake is van harmonisatie op het terrein van btw, maar niet op het terrein van vennootschapsbelasting. Die belasting maakt immers geen deel uit van het stelsel van eigen middelen van de Unie. Van het ten uitvoer brengen van EU-recht in de zin van art. 51 lid 1 Hv is in deze zaak dan ook geen sprake.
13-01-2022
(Zaaknaam: MARCAS MC, ECLI:EU:C:2022:21, EHRC-2022-0036) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een Duitse cao-bepaling kent een specifieke berekeningsmethode voor vergoeding van overwerkuren. De uren die overeenkomen met de door de werknemer opgenomen jaarlijkse vakantie worden daarbij niet als gewerkte uren meegeteld om te bepalen of de drempel voor het krijgen van een overwerktoeslag is bereikt. Het HvJ EU oordeelt dat deze berekeningswijze niet in overeenstemming is met art. 7 lid 1 van richtlijn 2003/88, gelezen in het licht van art. 31 lid 2 Hv.
13-01-2022
(Zaaknaam: DS/Koch Personaldienstleistungen GmbH, ECLI:EU:C:2022:19, EHRC-2022-0033)