Update
Uitspraken van 10-03-2020 tot 23-03-2020
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Beste lezer,
Hierbij ontvangt u de nieuwsbrief van EHRC Updates. Vanuit deze nieuwsbrief kunt u doorklikken naar de website voor signaleringen, samenvattingen en annotaties van uitspraken van Europees Hof van de Rechten van de Mens en het Hof van Justitie van de EU.
Met vriendelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klaagster is een Azerbeidzjaanse onderzoeksjournalist en activist. In 2014 is zij gearresteerd op verdenking van uitlokking van een poging tot zelfmoord door een oud-collega; later is zij beschuldigd van andere vergrijpen. Volgens het Hof bestond er geen redelijke verdenking tegen klaagster, zodat het voorarrest in strijd was met art. 5 lid 1 EVRM. Daarnaast hebben publieke verklaringen van de openbaar aanklager de onschuldpresumptie van art. 6 lid 2 EVRM geschonden. De willekeurige arrestatie en het misbruik van strafprocesrecht maken onderdeel uit van een patroon van politieke vervolgingen. Ook art. 18 EVRM is in deze zaak daarom geschonden.
27-02-2020
(Zaaknaam: Khadija Ismayilova t. Azerbeidzjan (nr. 2), ECLI:CE:ECHR:2020:0227JUD003077815, EHRC-2020-0100) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Vanwege drugsgebruik door de moeder is haar de ouderlijke macht over haar drie kinderen ontnomen. Voor een dergelijke, zware inbreuk op het recht op respect voor het gezinsleven moet volgens het Hof een zware rechtvaardiging bestaan en de procedure moet zorgvuldig verlopen. De onderhavige procedure vertoonde echter tal van tekortkomingen en er zijn onvoldoende redenen gebleken die de zware maatregel konden rechtvaardigen. Schending art. 8 EVRM.
25-02-2020
(Zaaknaam: Y.I. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2020:0225JUD006886814, EHRC-2020-0106) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klaagster was directeur van de zakelijke bankafdeling van de omgevallen bank Landsbanki. Zij is strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld vanwege o.m. marktmanipulatie. Later kwamen via de media berichten naar buiten dat een aantal rechters aandelen had gehad in Landsbanki, waaronder rechters die klaagster hadden veroordeeld. Het Hof oordeelt voor één rechter dat vanwege de omvang van de aandelenportefeuille er inderdaad een objectief gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid kon zijn ontstaan, in strijd met art. 6 EVRM.
25-02-2020
(Zaaknaam: Sigridur Elin Sigfusdottir t. IJsland, ECLI:CE:ECHR:2020:0225JUD004138217, EHRC-2020-0104) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klager heeft een gesprek opgenomen waaruit bleek dat een zakenman een gemeenteraadslid probeerde om te kopen. Op aanklacht van de zakenman is klager vervolgens strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld tot betaling van een geldboete, omdat het opnemen onrechtmatig was. Het Hof oordeelt dat klager in de nationale procedure onvoldoende zijn standpunt naar voren heeft kunnen brengen. Daarnaast was de motivering voor de veroordeling onvoldoende draagkrachtig en waren de rechters niet helemaal objectief onpartijdig vanwege kritische uitlatingen die zij in de pers hadden gedaan. Schending art. 6 EVRM.
25-02-2020
(Zaaknaam: Paixao Moreira Sa Fernandes t. Portugal, ECLI:CE:ECHR:2020:0225JUD007810814, EHRC-2020-0103) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Nadat het huis van klagers in brand is gestoken, is op nationaal niveau een strafrechtelijk onderzoek ingesteld, maar dit heeft te weinig bewijs opgeleverd om iemand te kunnen vervolgen. Volgens klagers is daarbij het onderzoek tekortgeschoten. Het Hof constateert dat in dit geval alleen schade is veroorzaakt aan het huis en de eigendommen van klager, zonder dat er gevaar is geweest voor leven of gezondheid van klagers. Alleen flagrante en ernstige tekortkomingen in het strafproces kunnen in dat geval een schending van art. 1 EP EVRM opleveren. Daarvan was in dit geval geen sprake.
25-02-2020
(Zaaknaam: Abukauskai t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2020:0225JUD007206517, EHRC-2020-0097) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee Sikh-families zijn vanuit Afghanistan naar Nederland gevlucht. Hun asielverzoeken zijn afgewezen vanwege de ongeloofwaardigheid van hun relaas over eerder geweldgebruik in Afghanistan en klagers dreigen nu te worden uitgezet naar Afghanistan. Het Hof oordeelt dat de Sikhs in Afghanistan weliswaar een kwetsbare positie hebben, maar dat die niet zodanig is dat uitzetting van Sikhs helemaal niet mogelijk is. In het onderhavige geval zijn bovendien de risico’s primair van humanitaire aard. Uitzetting levert dan ook geen concreet risico van een art. 3 EVRM-schending op. Drie dissenters (Lemmens, Vehabovic en Schukking) vinden dat het Nederlandse onderzoek onvoldoende zorgvuldig was, omdat de beleidsregels te weinig ruimte lieten voor het laten meewegen van individuele risico’s.
25-02-2020
(Zaaknaam: A.S.N. e.a. t. Nederland, ECLI:CE:ECHR:2020:0225JUD006837717, EHRC-2020-0096) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Azerbeidzjan is het nodig om toestemming van een Comité te krijgen voor het importeren van religieuze boeken. Die toestemming is een aantal keren aan de Azerbeidzjaanse tak van de Jehova’s Getuigen geweigerd, maar de uitspraken van het Comité en van nationale rechters waren niet consistent. Het Hof betwijfelt of de beslissingen op basis van de wet voldoende voorzienbaar waren, maar concludeert vooral ten gronde dat sprake is van een schending van de vrijheid van meningsuiting omdat er onvoldoende relevante redenen zijn gegeven voor een importverbod.
20-02-2020
(Zaaknaam: Religious Community of Jehovah’s Witnesses t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2020:0220JUD005288409, EHRC-2020-0108) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Verschillende Jehova’s Getuigen zijn aangehouden door de politie terwijl zij langs de deuren gingen. Ze werden gedwongen om boeken af te geven die ze bij zich droegen en enkele van hen zijn enkele uren vastgehouden op het politiebureau. Zij zijn strafrechtelijk veroordeeld omdat er geen importvergunning voor de boeken zou zijn afgegeven. Het Hof acht de detentie in strijd met art. 5 EVRM omdat daarvan geen enkel rapport is opgemaakt. De veroordeling voor het verspreiden van de boeken was onvoldoende voorzien bij wet en daarom in strijd met art. 9 EVRM.
20-02-2020
(Zaaknaam: Nasirov e.a. t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2020:0220JUD005871710, EHRC-2020-0107) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In China hebben de autoriteiten honderdduizenden tot miljoenen Oeigoeren samengebracht in ‘heropvoedingskampen’ om separatisme in de Oeigoerse autonome regio te bestrijden. Uit internationale rapporten blijkt dat daar op grote schaal sprake is van mishandeling en foltering. Oeigoeren die zijn gevlucht wegens verdenking van separatisme lopen bij terugkeer een bijzonder risico om in zo’n kamp te worden gedetineerd en daar te worden onderworpen aan een willekeurig proces, mishandeling of de dood. Daarom is het in strijd met art. 2 en 3 EVRM om klagers – Oeigoerse vluchtelingen die worden verdacht van separatisme – niet te beschermen tegen uitzetting naar China.
20-02-2020
(Zaaknaam: M.A. e.a. t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2020:0220JUD000511518, EHRC-2020-0101) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De hoogste rechter in Roemenië heeft in een strafzaak de uitspraak van een lagere rechter vernietigd en de zaak vervolgens zelf afgedaan op basis van de in eerste aanleg vastgestelde feiten en zonder een specifieke getuige opnieuw te horen. Hoewel het Hof benadrukt dat het opnieuw onderzoeken van de feiten en het horen van getuigen in dit soort gevallen meestal nodig is, komt het hier tot de conclusie dat art. 6 EVRM niet is geschonden omdat het opnieuw horen van de getuige niet tot een substantieel andere beoordeling zou hebben geleid.
18-02-2020
(Zaaknaam: Marilena-Carmen Popa t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2020:0218JUD000181411, EHRC-2020-0102) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Als een nieuwe strafrechtelijke bepaling voor een bepaald vergrijp een lichtere sanctieregeling omvat, moet dat volgens het Hof in beginsel met terugwerkende kracht worden toegepast. In het onderhavige geval is echter onvoldoende gebleken dat het toepassen van de oude wettelijke regeling daadwerkelijk tot een nadeliger situatie leidde voor de klager (die werd vervolgd wegens rijden onder invloed). Gelet daarop stelt het Hof geen schending van art. 7 EVRM vast.
18-02-2020
(Zaaknaam: Jidic t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2020:0218JUD004577616, EHRC-2020-0099) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een vader met een psychiatrische stoornis krijgt na een echtscheiding geen omgangsregeling met zijn kind. Het Hof oordeelt dat dit in strijd is met art. 8 EVRM omdat er onvoldoende redenen zijn gegeven om aan te kunnen nemen dat een omgangsregeling niet in het belang van het kind zou zijn. Het Hof constateert daarnaast een schending van het discriminatieverbod van art. 14 EVRM omdat de psychiatrische stoornis de doorslaggevende reden was voor de weigering van een omgangsregeling, en niet een objectieve factor zoals diens capaciteiten om goed met een kind te kunnen omgaan.
18-02-2020
(Zaaknaam: Cinta t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2020:0218JUD000389119, EHRC-2020-0098)