Update
Uitspraken van 12-02-2020 tot 20-02-2020
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Beste lezer,
Hierbij ontvangt u de nieuwsbrief van EHRC Updates. Vanuit deze nieuwsbrief kunt u doorklikken naar de website voor signaleringen, samenvattingen en annotaties van uitspraken van Europees Hof van de Rechten van de Mens en het Hof van Justitie van de EU.
Met vriendelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Gelet op de structurele problemen van overbevolking in detentieinrichtingen in Oekraïne en het ontbreken van voldoende preventieve en compensatoire rechtsmiddelen, besluit het Hof een pilotprocedure tegen Oekraïne te starten. Binnen 18 maanden moet Oekraïne een aantal voldoende effectieve rechtsmiddelen in het leven roepen. Daarnaast moeten maatregelen worden getroffen om de leefruimte voor gevangenen te vergroten (bijvoorbeeld door het terugbrengen van het aantal voorlopig gehechten) en de gevangenisomstandigheden te verbeteren.
30-01-2020
(Zaaknaam: Sukachov t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2020:0130JUD001405717, EHRC-2020-0080) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In verschillende Franse gevangenissen, met name in overzeese gebieden, is op grote schaal sprake van overvolle cellen en slechte leef- en hygiënische omstandigheden. Het Hof constateert om die reden een schending van art. 3 EVRM. Daarnaast bestaat er weliswaar een procedure om te kunnen klagen over slechte omstandigheden, maar het Hof stelt vast dat die vooralsnog niet heeft geleid tot daadwerkelijke verbeteringen. Dit betekent dat het als preventief rechtsmiddel niet voldoet aan de eisen van art. 13 EVRM. Ten aanzien van beide punten beveelt het Hof onder art. 46 aan om algemene verbetermaatregelen te treffen.
30-01-2020
(Zaaknaam: J.M.B. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2020:0130JUD000967115, EHRC-2020-0079) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Duitse Telecommunicatiewet verplicht telecomaanbieders om de identificatiegegevens van hun klanten op te slaan, ook wanneer het gaat om mensen die gebruikmaken van een prepaid SIM-kaart. Dit vormt een inbreuk op het door art. 8 EVRM beschermde recht op informationele zelfbestemming. Deze inbreuk is voldoende bij wet voorzien en de gegevensopslag is een effectief middel om strafbare feiten op te sporen. Door de beperkte aard en omvang van de gegevensopslag is de privacy-inbreuk beperkt. Ook gelet op de geboden procedurele en inhoudelijke waarborgen acht het Hof de maatregel dan ook niet disproportioneel.
30-01-2020
(Zaaknaam: Breyer t. Duitsland, ECLI:CE:ECHR:2020:0130JUD005000112, EHRC-2020-0078) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klagers zoon is door de Azerbeidzjaanse autoriteiten gearresteerd bij de grens tussen Azerbeidzjan en Armenië. Later is hij dood aangetroffen in een gevangeniscel in Azerbeidzjan. Het Hof acht zich bevoegd over de zaak te oordelen omdat het hier niet gaat om krijgsgevangenschap in een gewapend conflict. Het oordeelt dat moet worden aangenomen dat van foltering en moord sprake is, in strijd met art. 2 en 3 EVRM. Het onderzoek was ontoereikend en daarbij is bovendien de mogelijkheid van een oorzaak in etnische haat onvoldoende betrokken; ook dat is in strijd met art. 2 en 3 EVRM.
30-01-2020
(Zaaknaam: Saribekyan en Balyan t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2020:0130JUD003574611, EHRC-2020-0077) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Bij klager, die werd verdacht van belastingontduiking en witwassen, heeft een gewapende antiterrorisme-eenheid in de vroege ochtend een huiszoeking uitgevoerd. Hoewel in dit geval een toereikend huiszoekingsbevel is afgegeven, was de eigenlijke huiszoeking volgens het Hof met onvoldoende waarborgen omkleed en was ook niet duidelijk waarom een zo zwaar team voor deze huiszoeking moest worden ingezet. Het Hof stelt daarom een schending van art. 8 EVRM vast.
30-01-2020
(Zaaknaam: Vinks en Ribicka t. Letland, ECLI:CE:ECHR:2020:0130JUD002892610, EHRC-2020-0076) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een ngo, een journalist en een advocaat hebben geprobeerd om toegang te krijgen tot volledige strafdossiers in verband met de voorbereiding van publicaties, maar die toegang is geweigerd. Het Hof is van oordeel dat in geen van de gevallen voldoende duidelijk is gemaakt waarom de men de gevraagde informatie nodig had. Gelet daarop acht het de weigeringen niet in strijd met het recht op informatie zoals beschermd door art. 10 EVRM.
30-01-2020
(Zaaknaam: Studio Monitori e.a. t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2020:0130JUD004492009, EHRC-2020-0075) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Turkije is sprake van verplichte arbitrage in geschillen rondom voetbalkwesties, zoals matchfixing of contractbreuk. Vanwege het verplichte karakter moet het bevoegde Arbitragecomité aan alle eisen van art. 6 EVRM voldoen. Volgens het Hof zijn de onafhankelijkheid en objectieve onpartijdigheid niet voldoende gegarandeerd door de wijze van benoeming van de arbiters en door de aanzienlijke invloed die de directie van de Turkse voetbalfederatie over het Arbitragecomité uitoefent. Het Hof adviseert onder art. 46 EVRM om een aantal structurele en operationele wijzigingen in het voetbalarbitragesysteem aan te brengen.
28-01-2020
(Zaaknaam: Ali Riza e.a. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2020:0128JUD003022610, EHRC-2020-0074) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een strafzaak hebben klagers getuigen niet kunnen horen omdat deze zich onttrokken aan de rechtsgang. Het Hof is van oordeel dat er voldoende mogelijkheden zijn geweest om op nationaal niveau aan te voeren dat meer moest worden gedaan om deze getuigen te achterhalen. Het bewijs was niet doorslaggevend voor de veroordeling en de procedure was in algemene zin eerlijk. Geen schending van art. 6 lid 1 en 6 lid 3 (d) EVRM.
28-01-2020
(Zaaknaam: Lobarev e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2020:0128JUD001035509, EHRC-2020-0073) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een geestelijk en lichamelijk gehandicapt kind is meteen na geboorte in een rehabilitatie-inrichting geplaatst, ondanks protest van medewerkers dat zij niet goed voor dit kind konden zorgen. Communicatie was moeilijk en het kind werd regelmatig aan zijn bed vastgebonden. Het Hof laat toe dat een non-gouvernementele organisatie namens het kind een klacht indient vanwege diens bijzondere kwetsbaarheid en positie. De omstandigheden waarin het kind verkeert zijn duidelijk in strijd met art. 3 EVRM. In procedureel opzicht is onvoldoende gedaan om de omstandigheden te verbeteren, onder meer doordat een strafzaak tegen de verantwoordelijken is geseponeerd.
23-01-2020
(Zaaknaam: L.R. t. Noord-Macedonië, ECLI:CE:ECHR:2020:0123JUD003806715, EHRC-2020-0072) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Bij gebrek aan een passende instelling voor gedwongen opname en behandeling van psychiatrische delinquenten is klager in een reguliere gevangenis gedetineerd, waar hij geen therapeutische behandeling krijgt. Dit levert een schending op van art. 3 EVRM. De strafinrichting maakte bovendien geen deel uit van het gezondheidszorgsysteem, hetgeen in strijd is met het nationale recht; daarmee is ook art. 5 lid 1 (e) EVRM geschonden. Onder art. 46 EVRM beveelt het Hof Albanië aan om de faciliteiten structureel te verbeteren en om voor klager zo snel mogelijk te zorgen voor een passende inrichting en therapie.
21-01-2020
(Zaaknaam: Strazimiri t. Albanië, ECLI:CE:ECHR:2020:0121JUD003460216, EHRC-2020-0071) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een oppositiepartij heeft tijdens een referendum in Hongarije een app geïntroduceerd waardoor kiezers foto’s konden maken en verspreiden van hun ongeldig uitgebrachte stem. Het gebruik van deze app werd verboden, onder meer vanwege het stemgeheim. Het Hof oordeelt dat het lanceren van een dergelijke app binnen het bereik van de vrijheid van meningsuiting valt. De wettelijke bepalingen waarop het verbod was gebaseerd waren niet precies genoeg geformuleerd en lieten de autoriteiten te veel discretionaire ruimte. Het verbod was daardoor onvoldoende voorzienbaar in de zin van art. 10 lid 2 EVRM.
21-01-2020
(Zaaknaam: Magyar Kétfarkú Kutya Párt t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2020:0120JUD000020117, EHRC-2020-0069)