Update
Uitspraken van 03-06-2020 tot 15-06-2020
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Beste lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 12 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klager leefde in een gemeenschappelijke huishouding met P.B. en de geestelijk gehandicapte V. Klager heeft seksueel contact gehad met de 22-jarige V., waaruit een zwangerschap voortkwam. Vanwege de stress die V. hiervan ondervond is zij in een tehuis opgenomen en is klager een contactverbod opgelegd. Het Hof besluit dat klager in deze omstandigheden geen aanspraak kan maken op bescherming door het recht op respect voor gezins- of privéleven. Het verklaart de art. 8-klacht daarom niet-ontvankelijk. De klachten over tekortkomingen in de procedure zijn ongegrond, behalve de klacht dat klager niet in persoon in alle instanties van de procedure is gehoord.
28-05-2020
(Zaaknaam: Evers t. Duitsland, ECLI:CE:ECHR:2020:0528JUD001789514, EHRC-2020-0151) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tegen klager heeft een strafrechtelijk onderzoek gelopen, dat op zeker moment ook weer is beëindigd wegens verjaring. Klager was hiervan niet op de hoogte en hoorde er pas van toen de openbaar aanklager een civiele schadevergoedingsclaim indiende omdat de schade die uit het strafbare feit voortvloeide niet was gecompenseerd. Het EHRM oordeelt dat de uitspraak waarin klager tot een schadevergoeding werd veroordeeld onvoldoende is gemotiveerd, in strijd met art. 6 lid 1 EVRM. Bovendien blijkt uit de uitspraak dat klager als schuldig werd aangemerkt, in strijd met de in art. 6 lid 2 EVRM neergelegde onschuldpresumptie.
28-05-2020
(Zaaknaam: Farzaliyev t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2020:0528JUD002962007, EHRC-2020-0152) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Als blijkt dat iemand wordt uitgezonderd van militaire dienst omdat hij een bepaalde aandoening heeft, zoals HIV-besmetting, dan wordt dat in Moldavië op een formeel certificaat vermeld. Dat certificaat moet bij verschillende gelegenheden worden overgelegd, zoals bij het verkrijgen van een nieuwe ID-kaart. Het Hof stelt vast dat het hier gaat om het openbaar maken van gevoelige persoonlijke informatie, waarvoor de Moldavische regering geen enkele legitieme doelstelling naar voren heeft gebracht. Nu de privacy hierdoor vergaand wordt beperkt, is sprake van een schending van art. 8 EVRM.
26-05-2020
(Zaaknaam: P.T. t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2020:0526JUD000112212, EHRC-2020-0159) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tijdens een radioprogramma werd een voor klager beledigende brief voorgelezen, die achteraf bovendien onjuiste informatie bleek te bevatten. Klagers verzoek om schadevergoeding was niet succesvol, onder meer omdat geen sprake zou zijn geweest van onrechtmatig handelen. Volgens het Hof heeft de nationale rechter de zaak onjuist beoordeeld; hij heeft onder meer onvoldoende rekening gehouden met het feit dat klager geen publiek persoon was en de aantasting van klagers goede naam aanzienlijk was. Schending art. 8 EVRM. Een klacht over rechterlijke partijdigheid wijst het Hof af, omdat die feitelijk ging om de beoordeling van een andere zaak door dezelfde rechter.
26-05-2020
(Zaaknaam: Marina t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2020:0526JUD005046914, EHRC-2020-0157) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klagers zijn geaccrediteerde journalisten die geprobeerd hebben om parlementsleden te interviewen in een voor journalisten afgesloten gedeelte van het parlement. Daarop is tijdelijk hun persaccreditatie ingetrokken. Het Hof is van oordeel dat deze inbreuk op de vrijheid van meningsuiting voldoende bij wet is voorzien en het legitieme doel dient van het ordelijk verloop van de parlementaire werkzaamheden. De tijdelijke intrekking was echter onvoldoende met procedurele waarborgen omkleed en is om die reden in strijd met art. 10 EVRM.
26-05-2020
(Zaaknaam: Mándli e.a. t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2020:0526JUD006316416, EHRC-2020-0156) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2004 heeft de Azerbeidzjaanse militair R.S. in Hongarije met etnische motieven een Armeense staatsburger vermoord. In Hongarije is R.S. daarvoor tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Azerbeidzjan verzocht met succes om uitlevering van R.S., maar verleende hem meteen na terugkeer gratie en talrijke voordelen; ook werd R.S. in de publieke media tot held verklaard. Het Hof oordeelt dat Azerbeidzjan hierdoor weliswaar niet feitelijk verantwoordelijk is geworden voor de moord en dus niet zijn materiële positieve verplichtingen onder art. 2 EVRM heeft geschonden, maar wel is tekortgeschoten in zijn procedurele verplichtingen. Vanwege de etnische motieven is ook art. 14 EVRM geschonden.
26-05-2020
(Zaaknaam: Makuchyan en Minasyan t. Azerbeidzjan en Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2020:0526JUD001724713, EHRC-2020-0155) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na afloop van een procedure voor de Cypriotische Hoge Raad ontdekte klager dat de zoon van de Kamerpresident eerder had gewerkt op hetzelfde advocatenkantoor als de advocaat van zijn tegenpartij. Het EHRM is van oordeel dat bij kleine landen geen excessieve eisen mogen worden gesteld waar het gaat om objectieve onpartijdigheid in gevallen als deze. Wel moet voorafgaand aan de beoordeling van de zaak een bloedverwantschap als deze worden onderkend en moet worden beoordeeld of die in de weg staat aan objectieve beoordeling. Nu dat in dit geval niet is gebeurd, is art. 6 lid 1 EVRM geschonden.
26-05-2020
(Zaaknaam: Koulias t. Cyprus, ECLI:CE:ECHR:2020:0526JUD004878112, EHRC-2020-0154) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een diabetespatiënt werd opgehaald door een ambulance omdat hij zich zwak voelde. Omdat een van de ambulancebroeders dacht dat hij drugs had gebruikt, mocht hij zijn insulinemedicatie pas nemen als hij een drugstest had ondergaan. Daarom werd hij onder dwang meegenomen naar het ziekenhuis en kreeg hij zijn medicatie pas toen bleek dat de test negatief was. Hierdoor is volgens het Hof een levensbedreigende situatie gecreëerd, waarop art. 2 EVRM van toepassing is. Die bepaling is vanwege de onzorgvuldige nationale procedure geschonden. Daarnaast was er geen redelijke grond voor de feitelijke vrijheidsbeneming, in strijd met art. 5 EVRM.
26-05-2020
(Zaaknaam: Aftanache t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2020:0526JUD000099919, EHRC-2020-0149) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klager heeft zowel een procedure gestart bij de reguliere bestuursrechter als een ‘question prioritaire de constitutionnalité’ (QPC) ingediend. In het licht van de QPC worden de toepasselijke wettelijke bepalingen constitutioneel verklaard. Zijn bestuursrechtelijke klacht wordt vervolgens afgewezen, waarop klager hoger beroep instelt bij de Conseil d’État. Die procedure loopt nog als hij bij het EHRM een klacht indient. Het EHRM verklaart zijn klacht ongegrond wegens niet-uitputting van rechtsmiddelen. De uitspraak in de QPC loopt namelijk niet volledig vooruit op de uitspraak die de Conseil d’État zou kunnen doen en maakt de procedure van klager niet bij voorbaat kansloos.
05-05-2020
(Zaaknaam: Graner t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2020:0505DEC008453617, EHRC-2020-0153) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Roemenië is in 2017 een wet in werking getreden waardoor gevangenen die in slechte omstandigheden gedetineerd zijn een zekere compensatie kunnen krijgen in de vorm van vervroegde vrijlating. Ook klagers zijn daardoor bijna een jaar eerder vrijgekomen. Het Hof is van oordeel dat het systeem zodanig is ingericht dat daardoor een toereikende compensatie is gegeven. Nu Roemenië met het aannemen van deze wet bovendien in feite heeft erkend dat er in het geval van klagers een schending was, kunnen klagers zich geen slachtoffer meer noemen in de zin van art. 34 EVRM. De zaak is niet-ontvankelijk ratione personae.
15-04-2020
(Zaaknaam: Dirjan en Stefan t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2020:0415DEC001422415, EHRC-2020-0150)