Ćwik t. Polen, EHRM 5 november 2020, nr. 31454/10
Een lid van een criminele bende is gefolterd door andere bendeleden in verband met het verdwijnen van cocaïne; daarbij zijn de gedane bekentenissen opgenomen. De politie heeft de opname in handen gekregen en de rechter heeft, bij de veroordeling van een ander bendelid, de bekentenissen aangemerkt als aanvullend bewijs. Het EHRM oordeelt dat ieder gebruik van door foltering verkregen bewijs een strafrechtelijke procedure oneerlijk maakt, ook als de foltering door een private partij heeft plaatsgevonden. Daardoor is automatisch sprake van een schending van art. 6 EVRM, ongeacht de betrouwbaarheid van het bewijs en de betekenis ervan voor de veroordeling.
Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 05-11-2020