Update
Uitspraken van 8 april 2025 tot 21 april 2025
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 7 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In het kader van een corruptieonderzoek wordt een huiszoeking gelast in de kantoorpanden van een advocaat. Voor één van de panden was geen huiszoekingsbevel beschikbaar. Het EHRM overweegt dat dit in dit geval op zichzelf niet problematisch is, omdat de huiszoeking gebaseerd was op een wettelijke bepaling die in urgente situaties een uitzondering mogelijk maakte. Wel problematisch is volgens het EHRM dat onvoldoende waarborgen zijn geboden tegen het in beslag nemen en doorzoeken van geprivilegieerd materiaal en dat onvoldoende rechtsbescherming beschikbaar was. Daardoor is art. 8 EVRM geschonden.
03-04-2025
(Zaaknaam: Kulak t. Slowakije, ECLI:CE:ECHR:2025:0403JUD005774821, EHRC-2025-0076) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Hayk Grigoryan maakte als freelancejournalist filmopnamen van de grootschalige protesten die in 2016 in Armenië plaatsvonden. Toen hij van dichtbij filmde hoe een aantal politiemensen een demonstrant aanvielen, hebben de politiemensen hem geslagen en hebben ze zijn mobiele telefoon en camera afgenomen. Het EHRM stelt vast dat Grigoryan weliswaar geen perskaart droeg, maar dat het voor de politiemensen wel duidelijk was geweest dat hij journalist was. Nu hij zich niet gewelddadig of bedreigend gedroeg, was er geen enkele reden voor het ingrijpen. Dat ontbeerde daarmee een legitiem doel en was in strijd met art. 10 EVRM.
03-04-2025
(Zaaknaam: Hayk Grigoryan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0403JUD000979617, EHRC-2025-0075) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Federici heeft zich eerder onttrokken aan de rechtsgang en is bij verstek veroordeeld tot dertig jaar gevangenisstraf. Toen hij alsnog werd gearresteerd en in hoger beroep ging, moest hij tijdens de zittingen in een glazen cabine plaatsnemen. Volgens Federici is daardoor inbreuk gemaakt op zijn verdedigingsrechten en de onschuldpresumptie. Het EHRM oordeelt dat gelet op de inrichting van de cabine van een schending van die rechten geen sprake is geweest. De cabine was goed uitgerust en was voorzien van alle noodzakelijke communicatieapparatuur. Geen schending van art. 6 lid 1, lid 2 of lid 3 (b) EVRM.
03-04-2025
(Zaaknaam: Federici t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0403JUD005230219, EHRC-2025-0073) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tijdens een demonstratie tegen het gebruik van dieren in circusacts werden de demonstranten geconfronteerd met een groep extreemrechtse tegendemonstranten. Om onrust te voorkomen fouilleerde de politie de demonstranten en nam zij deze mee naar het politiebureau. Het EHRM overweegt dat er geen grondslag was voor de detentie. De demonstratie was vreedzaam van aard en intentie en valt onder art. 11 EVRM. Het fouilleren was redelijk omdat er aanwijzingen waren dat de demonstranten voorwerpen meedroegen die als wapens konden worden gebruikt, maar het beëindigen van de demonstratie door de aanhoudingen was niet noodzakelijk. Art. 5 en 11 EVRM zijn daarom geschonden.
03-04-2025
(Zaaknaam: Bogay e.a. t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2025:0403JUD003828318, EHRC-2025-0070) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Verschillende ondernemingen zijn mogelijk betrokken geweest bij verboden afvalwaterlozingen. Bij het onderzoek daarnaar zijn telefoongesprekken onderschept, waarbij (rechtstreeks en als ‘bijvangst’) is gebleken dat de ondernemingen zich ook schuldig zouden maken aan verboden prijsafspraken. De relevante gespreksinformatie is daarop doorgegeven aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit, die hiervoor boetes heeft opgelegd. De Grote Kamer bevestigt een eerder oordeel van een Kamer dat de wettelijke grondslag voor deze doorgifte toereikend is en dat de doorgifte met voldoende waarborgen was omkleed. Er waren relevante redenen voor de doorgifte en er was toereikende rechtsbescherming. Er is daarom geen strijd met art. 8 of 13 EVRM.
01-04-2025
(Zaaknaam: Ships Waste Oil Collector B.V. e.a. t. Nederland, ECLI:CE:ECHR:2025:0401JUD000279916, EHRC-2025-0081) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Doynov is veroordeeld tot een bestuurlijke boete vanwege een valse bommelding. Vanwege een eerder voorarrest stelde hij een overheidsaansprakelijkheidsprocedure in. Aanvankelijk werd die bij de hoogste bestuursrechter afgewezen om formele redenen. Daarover procedeerde Doynov ook weer bij het hooggerechtshof, waarbij hij zonder succes probeerde alle rechters te wraken. Het EHRM concludeert dat het wrakingsverzoek terecht van de hand is gewezen, omdat dat de gehele rechtspraak lam zou leggen. Ook verder is niet gebleken van objectieve redenen om te twijfelen aan de onpartijdigheid van het hooggerechtshof. Art. 6 EVRM is dan ook niet geschonden.
01-04-2025
(Zaaknaam: Doynov t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2025:0401JUD002745522, EHRC-2025-0071) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Niort lijdt aan ernstige persoonlijkheidsstoornissen. Hij zit sinds 2016 in de gevangenis, waar hij volgens het EHRM een goede behandeling krijgt en waar hij niet in slechte omstandigheden verkeert. Toch is art. 3 EVRM geschonden, omdat de autoriteiten onvoldoende hebben onderzocht of zijn psychiatrische gesteldheid zich wel verdraagt met een regulier gevangenisregime. Daarnaast is art. 6 EVRM geschonden omdat een nationale uitspraak tot overplaatsing naar een andere gevangenis niet snel genoeg ten uitvoer is gelegd. Omdat niet is gebleken van een structureel probleem ziet het Hof geen aanleiding om algemene maatregelen voor te stellen onder art. 46 EVRM.
27-03-2025
(Zaaknaam: Niort t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2025:0327JUD000421723, EHRC-2025-0080) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2010 is G.L. overleden als gevolg van longkanker. Volgens een medisch rapport zou de kanker verband houden met de blootstelling van G.L. aan toxische stoffen in de staalfabriek war hij werkte. Het openbaar ministerie voerde hiernaar wel wat onderzoek uit, maar beëindigde dit omdat niet kon worden achterhaald wanneer de blootstelling precies was begonnen. Het Hof oordeelt dat niet voldoende is gedaan om vast te kunnen stellen of sprake was van een causaal verband tussen G.L.’s werk en de aandoening. De ineffectiviteit van het onderzoek komt in strijd met art. 2 EVRM.
27-03-2025
(Zaaknaam: Laterza en D’Errico t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2025:0327JUD003033622, EHRC-2025-0077) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In verband met een hervorming van de rechterlijke macht in Oekraïne werd in 2016 het oude stelsel van bestuursrechtspraak opgeheven en vervangen door een nieuw systeem. Golovchuk was onder het oude systeem rechter in het administratieve hooggerechtshof, maar haar sollicitatie naar een plaats in het nieuwe administratieve cassatiehof werd afgewezen. Zij kreeg ook geen mogelijkheid om te worden overgeplaatst naar een positie bij een hogerberoepshof. Het EHRM oordeelt dat hierdoor Golovchuks privéleven onevenredig zwaar is aangetast, terwijl zij ook geen effectieve mogelijkheden had om hiertegen op te komen. Dit levert strijd op met art. 8 en 6 EVRM.
27-03-2025
(Zaaknaam: Golovchuk t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2025:0327JUD001611119, EHRC-2025-0074) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Bilyavska heeft in 1997 een huis geërfd, waar sinds 2003 haar kinderen en hun partners wonen bij gebrek aan een andere woning. In 2010 is Bilyavska er zelf ook weer gaan wonen, maar haar kinderen maken haar dat erg moeilijk, bijvoorbeeld door de sloten te verwisselen en haar te bedreigen. Verschillende politiewaarschuwingen hebben niet geholpen, maar een uitzettingsbevel werd toch niet toegewezen. Het EHRM oordeelt dat daardoor een onjuiste toepassing is gegeven aan het nationale recht en te weinig bescherming is geboden aan het eigendomsrecht en het huisrecht, in strijd met art. 1 EP en 8 EVRM.
27-03-2025
(Zaaknaam: Bilyavska t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2025:0327JUD008456817, EHRC-2025-0069) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Vanwege psychologische problemen bij N.S. is een van haar kinderen (Y) in 2016 bij een pleegouder geplaatst met het oog op adoptie. N.S. is destijds niet tegen die plaatsingsmaatregel opgekomen en heeft ook niet aangedrongen op intensief contact met Y. In 2019 is – na nader deskundigenonderzoek en een uitgebreide procedure – besloten tot adoptie van Y door de pleegouder. Daartegen is N.S. wel opgekomen, maar zonder succes. Het EHRM overweegt dat de autoriteiten niet valt te verwijten dat zij de initiële plaatsingsmaatregel hebben genomen. Nu de adoptiemaatregel met goede waarborgen was omkleed, is art. 8 EVRM niet geschonden.
25-03-2025
(Zaaknaam: N.S. t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0325JUD003813420, EHRC-2025-0079) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In het kader van Operatie Poseidon heeft een kustwachtvaartuig van Frontex in 2015 een vluchtelingenboot onderschept. Verschillende kustwachten entereden het schip, waar ze weerstand van de mensensmokkelaars ondervonden. Een van hen heeft uiteindelijk schoten gelost, waardoor een van de opvarende vluchtelingen overleed. Het EHRM benadrukt dat de operatie vooral was gericht op het onderscheppen van vluchtelingenboten en niet primair op het beschermen van het leven van de bootvluchtelingen. Mede daardoor was hun leven onvoldoende verzekerd. In dit geval is ook het onderzoek tekortgeschoten. Dit betekent dat art. 2 EVRM zowel in materieel als in procedureel opzicht is geschonden.
25-03-2025
(Zaaknaam: Almukhlas en Al-Maliki t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2025:0325JUD002277618, EHRC-2025-0067)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
In 2014 is een Spaans vliegtuig van Swiftair neergestort in Mali, waarbij de inzittenden (onder wie 54 Franse staatsburgers) om het leven kwamen. Zowel in Frankrijk als in Spanje werd een onderzoek ingesteld. In Spanje werd uiteindelijk besloten de bemanning niet te vervolgen omdat hen geen blaam trof. In Frankrijk werd wel Swiftair in staat van beschuldiging gesteld. Volgens de nationale rechter konden hierbij ne-bis-in-idemvragen rijzen, maar het HvJ EU verklaart de prejudiciële vragen niet-ontvankelijk omdat Swiftair als rechtspersoon niet onder art. 54 Schengenuitvoeringsovereenkomst valt. Art. 50 Hv is daardoor gelet op art. 51 lid 1 Hv niet van toepassing.
03-04-2025
(Zaaknaam: Swiftair, ECLI:EU:C:2025:237, EHRC-2025-0082) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
L.H. heeft bij het Tsjechische ministerie van Volksgezondheid informatie opgevraagd over de natuurlijke personen die verantwoordelijkheid droegen voor het ondertekenen van contracten over coronascreeningtests. Dat is geweigerd met een beroep op persoonsgegevensbescherming. Het HvJ EU oordeelt dat gegevens over natuurlijke personen steeds door de AVG worden beschermd, ook als ze in een zakelijke of professionele context worden verwerkt. In een geval als dit is het wel redelijk dat openbaarheid van bestuur wordt afgewogen tegen persoonsgegevensbescherming. Als het informeren van de betrokken personen onmogelijk is of onevenredig veel moeite kost, is het niet noodzakelijk om dat te doen.
03-04-2025
(Zaaknaam: Ministerstvo zdravotnictví (Données relatives au représentant d’une personne morale), ECLI:EU:C:2025:231, EHRC-2025-0078) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een Libanese asielzoeker heeft gesteld dat hij eerder slachtoffer is geworden van foltering. Er is geen medisch onderzoek uitgevoerd om de gegrondheid van die claim te beoordelen. De nationale rechter constateert dat hem de bevoegdheid ontbreekt om zo’n onderzoek te gelasten. Het HvJ EU leidt mede uit art. 47 Hv af dat een dergelijke bevoegdheid om ex nunc gezondheidsonderzoek te gelasten wel moet kunnen bestaan, namelijk als onderzoek noodzakelijk of relevant is voor de beoordeling van de gegrondheid van een asielverzoek. Voor zover nationaal recht hieraan in de weg staat, moet dat buiten toepassing worden gelaten.
03-04-2025
(Zaaknaam: Barouk, ECLI:EU:C:2025:236, EHRC-2025-0068) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Wegens administratieve overtredingen heeft ANRE (de Roemeense regelgevende instantie voor energie) aardgasleverancier Engie România SA een bestuurlijke boete opgelegd van ongeveer 160.000 euro omdat Engie haar transparantieverplichtingen niet is nagekomen. Daarnaast heeft de ANPC (de Roemeense instantie voor consumentenbescherming) een bestuurlijke boete opgelegd van 30.000 euro wegens de misleiding van consumenten. Het HvJ EU oordeelt dat een dergelijke dubbele boeteoplegging gerechtvaardigd kan zijn als onder meer is gezorgd voor voldoende coördinatie en de boeteoplegging evenredig is aan de ernst van de overtredingen.
30-01-2025
(Zaaknaam: Engie România SA, ECLI:EU:C:2025:43, EHRC-2025-0072)