Update
Uitspraken van 11 maart 2025 tot 24 maart 2025
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 5 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
T.A. – van Ethiopische afkomst, maar met de Zwitserse nationaliteit – heeft in Ethiopië een achtergelaten baby gevonden. Zij heeft deze verzorgd en uiteindelijk is haar naar Ethiopisch recht het gezag over de baby toegekend. In Zwitserland heeft zij verzocht om het kind te adopteren, maar dat is afgewezen omdat te veel onzekerheid bestond omtrent de situatie waarin T.A. het gezag had verkregen. Hoewel hierdoor het gezinsleven is beperkt, is dit geen vergaande beperking, nu T.A. wel met het kind kon samenleven en ook het gezag heeft gekregen. Daardoor is art. 8 EVRM niet geschonden.
06-03-2025
(Zaaknaam: T.A. t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2025:0306JUD001343722, EHRC-2025-0059) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
A.H. is als minderjarige vanuit Afghanistan naar Zweden gevlucht. Omdat hij zeer slechtziend is en veel hulp nodig heeft is hij in een instelling geplaatst. Uiteindelijk is zijn asielverzoek afgewezen. Enkele dagen na die beslissing heeft A.H. zelfmoord gepleegd. Het EHRM overweegt dat in dit geval de autoriteiten voldoende hebben gedaan om A.H. goed op te vangen. Er waren geen concrete risico’s bekend van suïcidaliteit. Weliswaar was A.H. kwetsbaar, maar de staat heeft een aanvaardbaar midden gevonden tussen maatregelen die zijn leven zouden beschermen, maar zijn autonomie zouden aantasten. Gelet daarop is art. 2 EVRM niet geschonden.
06-03-2025
(Zaaknaam: Hasani t. Zweden, ECLI:CE:ECHR:2025:0306JUD003595020, EHRC-2025-0050) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een advocaat is met twee medeverdachten vervolgd wegens betrokkenheid bij fraude en witwassen. De twee medeverdachten hebben bekend in ruil voor een transactie, maar de advocaat is blijven ontkennen. Uiteindelijk is hij toch veroordeeld. Het EHRM stelt vast dat de rechter bij het goedkeuren van de transacties van de medeverdachten al te zeer vooruit is gelopen op de schuldbeoordeling van de advocaat. Dat was niet nodig geweest en heeft ervoor gezorgd dat de beoordelende rechter – dezelfde voor de goedkeuring en de procedure tegen klager – niet meer geheel onbevooroordeeld was. Art. 6 lid 1 en lid 2 zijn daardoor geschonden.
06-03-2025
(Zaaknaam: Gorse t. Slovenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0306JUD004718621, EHRC-2025-0049) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
F.B. heeft in 2019 in België asiel aangevraagd. Ze zei dat ze 16 jaar was, maar bij het asielgehoor rees de verdenking dat ze ouder was. Hoewel er onduidelijkheid bestaat over de toestemming voor een bottest, is die test wel uitgevoerd; daaruit bleek dat F.B. 22 jaar oud was. Daarop is de bijzondere bijstand voor onbegeleide minderjarige asielzoekers beëindigd. Een bottest is volgens het EHRM invasief en maakt inbreuk op de fysieke integriteit. Zo’n test mag alleen als laatste redmiddel en met geïnformeerde toestemming worden uitgevoerd. Daarvan in dit geval niet gebleken, zodat art. 8 EVRM is geschonden.
06-03-2025
(Zaaknaam: F.B. t. België, ECLI:CE:ECHR:2025:0306JUD004783621, EHRC-2025-0045) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
K.M. is op veertienjarige leeftijd seksueel lastiggevallen door een internetmonteur. De laatste kon echter niet strafrechtelijk worden vervolgd, nu niet was gebleken van geweld of dwang, terwijl dat wettelijk wel was vereist. Het EHRM overweegt dat het wettelijk raamwerk op dit punt tekortschiet, nu zeker ten aanzien van minderjarigen iedere vorm van niet-consensueel seksueel contact verboden moet zijn. In 2023 is de wetgeving weliswaar aangepast, maar dat heeft K.M. niet kunnen helpen. Nu ook nog geen civielrechtelijke schadeclaim mogelijk bleek, is art. 8 EVRM geschonden.
04-03-2025
(Zaaknaam: K.M. t. Noord-Macedonië, ECLI:CE:ECHR:2025:0304JUD005914416, EHRC-2025-0052) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Bulgarije werd een minister vrijgesproken, maar werd de rechterlijke uitspraak geheim gehouden, beweerdelijk omdat er geclassificeerde informatie in stond over inzet van surveillance-instrumenten. Het verzoek van een journalist om toch toegang tot de uitspraak te krijgen werd afgewezen. Hoewel art. 10 EVRM geen recht op toegang tot overheidsinformatie bevat, acht het Hof het aangewezen om hier de uitzondering voor journalistieke toegang toe te passen. Gelet op het belang van openbaarheid van rechterlijke uitspraken en de mogelijkheden om die gedeeltelijk of geredigeerd te publiceren, ziet het Hof geen rechtvaardiging voor de geheimhouding. Art. 10 EVRM is dan ook geschonden.
04-03-2025
(Zaaknaam: Girginova t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2025:0304JUD000432618, EHRC-2025-0047) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een 18-jarige toeriste is in Cyprus het slachtoffer geworden van een groepsverkrachting door dertien jongens. Nu zij uiteindelijk haar aangifte heeft ingetrokken, zijn de jongens hiervoor niet veroordeeld, maar is aan de toeriste zelf een straf opgelegd vanwege valse aantijgingen. Het EHRM stelt vast dat het onderzoek naar de toedracht in allerlei opzichten tekort is geschoten. Het kenmerkte zich door onzorgvuldigheid, genderstereotypen, ‘victim-blaming’ en re-victimisatie. Daardoor zijn art. 3 en 8 EVRM geschonden.
27-02-2025
(Zaaknaam: X t. Cyprus, ECLI:CE:ECHR:2025:0227JUD004073322, EHRC-2025-0061) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Toen Salay, van Roma-afkomst, naar de basisschool zou gaan, werd hij na tal van tests in klassen voor speciaal onderwijs ondergebracht, omdat gebleken zou zijn dat hij een lichte verstandelijke handicap had. Het EHRM wijst op verschillende Europese en internationale rapporten waaruit is gebleken dat het in Slowakije gehanteerde test- en plaatsingsbeleid disproportioneel nadelig uitpakt voor Romakinderen, die daardoor minder goed onderwijs krijgen. In Salay’s geval is onvoldoende gedaan om de biases in de tests tegen te gaan, zodat sprake is van met art. 14 jo. 2 EP EVRM strijdige (indirecte) discriminatie.
27-02-2025
(Zaaknaam: Salay t. Slowakije, ECLI:CE:ECHR:2025:0227JUD002935922, EHRC-2025-0057) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De geestelijk gehandicapte I.C. woont al 24 jaar in een tehuis als een boerenechtpaar toestemming krijgt om haar als ‘bruid’ voor een van hun medewerkers over te brengen naar de boerderij. Op deze boerderij wordt I.C. gedwongen om zwaar werk te verrichten en wordt zij seksueel misbruikt. Uiteindelijk loopt ze weg en vindt er een onderzoek plaats, maar het echtpaar wordt vrijgesproken. Het EHRM oordeelt dat de overheid heeft gehandeld vanuit een sterk discriminerende attitude jegens mensen met een handicap en dat te weinig ondersteuning en bescherming is geboden. Daardoor zijn art. 3, 4, 8 en 14 EVRM geschonden.
27-02-2025
(Zaaknaam: I.C. t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2025:0227JUD003643622, EHRC-2025-0051) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2014 vond er een gewelddadig protest plaats in Frankrijk, bij de bestrijding waarvan de politie gebruik maakte van OF-F1-granaten. Een van de geweldplegers werd daardoor dodelijk getroffen. Het EHRM overweegt dat de destijds geldende regelgeving onvoldoende richtsnoeren bood om te weten welke geweldmiddelen de politie mocht inzetten. Ook de training in de inzet van de granaten schoot tekort. In materieel opzicht is art. 2 EVRM dan ook geschonden. Nu achteraf wel zeer grondig onderzoek is gedaan en de relevante regelgeving en instructies ook duidelijk zijn verbeterd, is de staat wel zijn procedurele positieve verplichtingen onder art. 2 EVRM nagekomen.
27-02-2025
(Zaaknaam: Fraisse e.a. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0227JUD002252521, EHRC-2025-0046) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee politieagenten hebben een boete aan C.T. opgelegd omdat zij haar huisvuil verkeerd had neergezet. Daarbij hebben zij haar volgens de nationale rechter onheus bejegend. C.T. heeft hierover een kritisch bericht op Facebook gezet met een foto van de twee agenten erbij. Een civiele smaadclaim van de agenten werd afgewezen. Het EHRM acht dat niet in strijd met art. 8 EVRM, nu het bericht maar een beperkt bereik had en geen beledigende taal bevatte, de foto in het openbaar was genomen, de agenten als professionals meer kritiek moesten kunnen verduren, en het bericht bovendien een onderwerp van algemeen belang betrof.
25-02-2025
(Zaaknaam: Toth en Crisan t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0225JUD004543019, EHRC-2025-0060) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Nadat M.C. aangifte van verkrachting had gedaan tegen Gomes Costa is de laatste in voorarrest genomen. Dat voorarrest heeft ruim acht maanden geduurd. Uiteindelijk is Gomes Costa vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs was. Het voorarrest is vier keer herbeoordeeld op verzoek van Gomes Costa, maar voortzetting werd steeds gerechtvaardigd bevonden. Gelet op de omstandigheden van het geval acht het Hof de periode van voorarrest niet onredelijk lang. Art. 5 lid 3 EVRM is dan ook niet geschonden.
25-02-2025
(Zaaknaam: Gomes Costa t. Portugal, ECLI:CE:ECHR:2025:0225JUD003491616, EHRC-2025-0048) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Ezeoke is in 2016 aangehouden op verdenking van een dubbele moord. Het proces tegen hem moest tot vijf keer worden overgedaan, onder meer doordat verschillende jury’s geen meerderheidsoordeel konden bereiken. Het EHRM oordeelt dat de daardoor ontstane vertragingen overwegend niet aan een van beide partijen konden worden toegerekend. Alleen het tijdverloop tussen het derde en vierde proces is onredelijk lang geweest. Niettemin neemt het Hof aan dat art. 6 EVRM niet is geschonden, nu de procedure als geheel wel eerlijk is geweest.
25-02-2025
(Zaaknaam: Ezeoke t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2025:0225JUD006128021, EHRC-2025-0044) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2013 en 2014 zijn door noodmaatregelen om het Sloveense bankensysteem te redden de aandelen van Kotnik en Jukič waardeloos geworden. Na verloop van tijd is er wetgeving aangenomen tot compensatie van mensen in hun situatie, die na een uitspraak van het Hof van Justitie en het Sloveense Constitutionele Hof nog is bijgesteld. Het Hof overweegt dat de nieuwe wetgeving een potentieel effectief nieuw rechtsmiddel biedt, dat Kotnik and Jukič hadden moeten benutten. Nu zij dit niet hebben gedaan is hun klacht niet ontvankelijk wegens niet-uitputting van rechtsmiddelen.
11-02-2025
(Zaaknaam: Kotnik en Jukic t. Slovenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0211DEC005660519, EHRC-2025-0053) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Het Catalaanse parlement heeft een reeks besluiten aangenomen om ervoor te zorgen dat Catalonië zichzelf onafhankelijk zou kunnen verklaren. Deze besluiten zijn steeds vernietigd door het Spaanse Constitutionele Hof, maar de klagende parlementariërs en presidiumleden lieten zich daaraan niets gelegen liggen. Integendeel: zij hebben voor het EHRM gesteld dat de uitspraken van het Constitutionele Hof inbreuk maakten op hun politieke grondrechten. Het EHRM oordeelt dat het Constitutionele Hof terecht heeft bepaald dat de Catalaanse parlementariërs zichzelf niet boven de grondwet kunnen plaatsen en dat de gemaakte inbreuken gerechtvaardigd zijn. De klachten zijn dan ook kennelijk ongegrond en daarmee niet-ontvankelijk.
11-02-2025
(Zaaknaam: Costa i Rosselló e.a. t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2025:0211DEC002978020, EHRC-2025-0042) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Op 24 november 2024 vonden in Roemenië presidentsverkiezingen plaats, maar de verkiezingsprocedure is ongrondwettig verklaard door het Constitutionele Hof omdat er verschillende onregelmatigheden waren. In het bijzonder zou via sociale media zodanig veel desinformatie zijn verspreid dat de vrije oordeelsvorming van kiezers zou zijn belemmerd. Nieuwe verkiezingen zijn uitgeschreven voor 5 mei 2025. Het EHRM verklaart de klacht van een van de kandidaten over dit oordeel van het Constitutionele Hof niet-ontvankelijk, omdat art. 3 EP EVRM geen betrekking heeft op presidentsverkiezingen. Ook verder is niet gebleken van enige aannemelijke schending van het EVRM.
11-02-2025
(Zaaknaam: Calin Georgescu t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0211DEC003732724, EHRC-2025-0041)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Mogelijk heeft de gemeente Veliko Tarnovo een onregelmatigheid begaan in het kader van een procedure over een overheidsopdracht. In verband daarmee is een besluit genomen tot een financiële correctie in de toegekende financiering. De vraag is daarbij opgekomen of de gemeente het recht heeft om hierover te procederen. Het Hof overweegt dat art. 41 (althans het daaraan ten grondslag liggende beginsel van behoorlijk bestuur en het verdedigingsbeginsel), en art. 47 Hv ook toekomen aan gemeenten en dat ook deze dus moeten kunnen procederen in een kwestie als deze.
06-03-2025
(Zaaknaam: Obshtina Veliko Tarnovo, ECLI:EU:C:2025:155, EHRC-2025-0055) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Polen zijn alle aanhangige zaken weggehaald bij een rechter die zich kritisch had betoond over de toewijzing van zaken aan een rechter die onregelmatig was benoemd. Vervolgens is zij overgeplaatst. Het HvJ EU benadrukt dat de wetgeving moet voorzien in nauwkeurige criteria voor het onttrekken van zaken aan een rechter, al dan niet gevolgd door overplaatsing. In Polen ontbreken dergelijke criteria. Als in een dergelijk geval het bestuur van een gerecht een besluit als het onderhavige is genomen, moet de rechterlijke instantie in kwestie dat vanwege de voorrang van art. 19 lid 1 VEU buiten toepassing laten.
06-03-2025
(Zaaknaam: D. K. (Dessaisissement d’un juge), ECLI:EU:C:2025:143, EHRC-2025-0043) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
De berechting van een strafzaak is toegewezen aan rechter I.H. Na een reorganisatie werd de zaak overgenomen door een andere rechtbank, waaraan ook I.H. verbonden was. Het automatische, willekeurige zaakstoedelingssysteem wees de zaak toe aan rechter H.K., maar omdat I.H. eerder met de zaak belast was geweest, droeg H.K. de zaak over weer aan I.H.. Het HvJ EU overweegt dat het op zichzelf verenigbaar is met art. 19 lid 1 VEU en art. 47 Hv om in dit soort gevallen het zaakstoedelingssysteem te ‘overrulen’. Wel moet voorzien worden in rechterlijke toetsing van de vraag of de toedelingsregels voldoende zijn nageleefd.
27-02-2025
(Zaaknaam: Sinalov, ECLI:EU:C:2025:116, EHRC-2025-0058) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Bij het vaststellen van de bezoldiging van rechters hebben de lidstaten een ruime beoordelingsmarge. Wel moet de systematiek zodanig zijn dat het kernvereiste van rechterlijke onafhankelijkheid wordt gewaarborgd. Daarvoor is een objectieve, voorzienbare, stabiele en transparante wettelijke regeling vereist. Bovendien moet de bezoldiging evenredig zijn aan de uitgeoefende taken en moet er rechterlijke toetsing van de bezoldiging mogelijk zijn. Bij wijzigingen gelden deze eisen eveneens, maar moeten nog extra waarborgen worden geboden als het gaat om een verlaging of bevriezing. Zo’n maatregel kan alleen in buitengewone omstandigheden worden genomen en mag niet specifiek op rechters zijn gericht.
27-02-2025
(Zaaknaam: Sąd Rejonowy w Białymstoku, ECLI:EU:C:2025:109, EHRC-2025-0056) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Slovenië geldt een bovengrens voor de commissie die aanbieders van vastgoedbemiddeling in rekening brengen. De verwijzende rechter vraagt zich af of zo’n bovengrens verenigbaar is met het Handvest en met richtlijn 2006/123. Het HvJ EU overweegt dat art. 7 Hv niet van toepassing is op het verkrijgen of huren van een woning. Art. 16 en 38 Hv gelden wel, maar dienen vooral als versterking van de richtlijn. Die staat op zichzelf niet in de weg aan een bovengrens aan commissie, maar de nationale rechter moet nagaan of er geen andere mogelijkheden waren om het doel van consumentenbescherming te realiseren.
27-02-2025
(Zaaknaam: AEON NEPREMIČNINE e.a., ECLI:EU:C:2025:113, EHRC-2025-0040) -
Gerecht van de Europese Unie
Aan Melnichenko zijn beperkende maatregelen opgelegd in verband met de Russische inval in Oekraïne, waarbij onder meer haar tegoeden zijn bevroren en ze zich niet vrijelijk binnen de EU kan verplaatsten. Het Gerecht erkent dat dergelijke maatregelen een grondrechtenbeperking kunnen opleveren. Deze beperkingen raken echter niet de kern van grondrechten als die op eigendom, privéleven en bewegingsvrijheid, nu ze omkeerbaar zijn en er uitzonderingen kunnen worden gemaakt. Verder dienen ze een doel van algemeen belang en zijn ze daaraan ook evenredig. Er is dan ook geen grondslag om de plaatsingsmaatregel nietig te verklaren.
26-02-2025
(Zaaknaam: Melnichenko t. Raad, ECLI:EU:T:2025:180, EHRC-2025-0054)