Update
Uitspraken van 25 februari 2025 tot 10 maart 2025
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 4 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar verkoop van sigaretten zonder accijnsafdracht is een machtiging gegeven om telefoons af te luisteren van mogelijk betrokken personen. Het EHRM overweegt dat de Georgische wetgeving weliswaar goed is ingericht, maar stelt ook vast dat in dit geval de toepassing tekort is geschoten in zorgvuldigheid. In het bijzonder is onvoldoende per individuele betrokkene gemotiveerd waarom de telefoons moesten worden afgeluisterd. Daardoor is art. 8 EVRM geschonden.
18-02-2025
(Zaaknaam: Romanchenko en Kharazishvili t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2025:0218JUD003306722, EHRC-2025-0038) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2010 vond in Azerbeidzjan een procedure plaats voor de toewijzing van radiofrequenties. Na een zitting van de toewijzingscommissie werden de frequenties toegewezen aan de omroep ‘Golden Prince’. Volgens het EHRM was de toewijzingsbeslissing onvoldoende onderbouwd. Niet alle vereisten voor toewijzing zijn in de motivering langsgelopen, de toewijzing bleek te zijn ingegeven door een vooraf niet gepubliceerd criterium en er zijn geen notulen verstrekt van de zitting. Daarnaast is gebleken dat enkele leden van de toewijzingscommissie nauwe familiale en zakelijke banden hadden met het winnende omroepbedrijf. Dit alles maakt dat de procedure in strijd met art. 10 EVRM is verlopen.
18-02-2025
(Zaaknaam: Objective Television and Radio Broadcasting Company e.a. t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2025:0218JUD000025712, EHRC-2025-0036) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
P. was een goed functionerende docent bij een middelbare school. Tijdens uitjes nam hij twee keer zijn (mannelijke) partner mee en hij hield een internetdagboek bij waarin hij soms erotische gedachten noteerde. Toen dit uitkwam, werd P. na een tuchtprocedure ontslagen. Het EHRM is er niet van overtuigd dat P.’s seksuele gerichtheid, en daarmee een kernelement van zijn privéleven, de doorslag heeft gegeven bij het ontslag. Evenmin acht het de repercussies voor P.’s privéleven en reputatie zodanig dat op die grond art. 8 EVRM van toepassing zou zijn. Wel oordeelt het Hof dat art. 10 EVRM is geschonden.
13-02-2025
(Zaaknaam: P. t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2025:0213JUD005631015, EHRC-2025-0037) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2011 werd de Tsjechische politie gemachtigd om de mailbox van een onderneming te doorzoeken in het kader van een onderzoek naar belastingontduiking. Uit doorgestuurde mails van Macharik bleek dat zij een van de betrokkenen was en op die basis is zij veroordeeld. Volgens het EHRM was er op het moment van de machtiging zoveel onduidelijkheid over de vraag of inhoudsgegevens mochten worden geraadpleegd dat art. 8 EVRM is geschonden. Nu de informatie te goeder trouw is verkregen en Macharik verder een eerlijk proces heeft gehad, was het gebruik ervan als bewijsmateriaal niet in strijd met art. 6 EVRM.
13-02-2025
(Zaaknaam: Macharik e.a. t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2025:0213JUD005140919, EHRC-2025-0034) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Bij een vreedzame demonstratie in Armenië zijn tweehonderd mensen opgepakt en ‘binnengebracht’ bij het politiebureau, waar zij verschillende uren werden vastgehouden. Daarbij is de maximale termijn voor het vasthouden bij ‘binnenbrengen’ – drie uur – overschreden zonder legitieme verklaring. Het EHRM acht niet alleen dat problematisch, maar overweegt ook dat sprake van het massaal oppakken en detineren van mensen, waarbij geen geïndividualiseerde beoordeling werd gegeven van de strafbaarheid van hun gedrag. Daarmee is niet aangetoond dat er een redelijke verdenking van een strafbaar feit ten grondslag lag aan de vrijheidsbeneming en is gehandeld in strijd met art. 5 lid 1 EVRM.
13-02-2025
(Zaaknaam: Ishkhanyan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0213JUD000529716, EHRC-2025-0033) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Drie Oekraïeners waren betrokken in een strafrechtelijk corruptieonderzoek; een vierde was hun advocaat. Jegens alle vier de klagers zijn surveillancemaatregelen getroffen, zoals telefoontaps en videomonitoring. De autorisatiebeslissingen hiervoor zijn in strijd met art. 38 EVRM niet aan het EHRM verstrekt. Gelet daarop en vanwege het ontbreken van voldoende wettelijke en procedurele waarborgen tegen misbruik van bevoegdheid oordeelt het EHRM dat het privéleven van betrokkenen (art. 8 EVRM) is geschonden. Dit geldt in het bijzonder ook voor de advocaat, omdat het in zijn geval ging om het afluisteren van gesprekken die beschermd konden zijn door het privilege van de advocaat.
13-02-2025
(Zaaknaam: Denysyuk e.a. t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2025:0213JUD002279019, EHRC-2025-0032) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na de inval in Oekraïne zijn in Rusland maatregelen getroffen om kritische uitingen aan banden te leggen. In deze zaak klagen 178 individuen en twee nieuwsmedia over hoge sancties die zijn opgelegd wegens, bijvoorbeeld, het uitspreken van solidariteit met Oekraïne, het delen van informatie over aantallen burgerslachtoffers en het houden van vreedzame anti-oorlogsprotesten. Het EHRM overweegt dat het doel hiervan niet alleen was om individuen te bestraffen, maar ook om een boodschap van intimidatie aan de bevolking te sturen en onafhankelijke stemmen tot zwijgen te brengen. Dit is evident in strijd met de uitingsvrijheid, zodat art. 10 EVRM is geschonden.
11-02-2025
(Zaaknaam: Novaya Gazeta e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2025:0211JUD001188422, EHRC-2025-0035) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Secară is in hoger beroep strafrechtelijk veroordeeld, onder meer op basis van verklaringen van getuigen die niet in persoon zijn gehoord. Zij heeft cassatieberoep ingesteld, maar naar Roemeens recht is cassatie op deze grond niet mogelijk. Daarop heeft klaagster een klacht ingediend bij het EHRM. Het EHRM overweegt dat klaagster had moeten weten dat zij geen effectief rechtsmiddel voorhanden had in de vorm van cassatie. Zij had daarom al meteen na het oordeel in hoger beroep haar EHRM-klacht moeten indienen. Nu zij dat niet heeft gedaan, is de zesmaandentermijn ongebruikt verstreken en is de klacht op die grond niet-ontvankelijk.
28-01-2025
(Zaaknaam: Secara t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2025:0128DEC005665822, EHRC-2025-0039)