Update
Uitspraken van 27-03-2024 tot 09-04-2024
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 6 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Poolse ngo heeft verzocht om informatie over de agenda’s van de (vice-)president van het Poolse Constitutionele Hof en om informatie over de bezoekers van het Hof. Zij deed dit vanwege verdenkingen van gesprekken tussen de (vice-)president en een minister waartegen bij het Hof een strafzaak liep. De agendainformatie is geweigerd vanwege het niet-publieke karakter; bezoekersinformatie werd niet verzameld. Volgens het Hof had de ngo als publieke waakhond toegang moeten krijgen tot de agenda’s; de gegeven reden voor weigering was te formeel en strijdig met art. 10 EVRM. Dat er geen bezoekerslogboek was kan de staat niet worden verweten.
21-03-2024
(Zaaknaam: Siec Obywatelska Watchdog Polska t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2024:0321JUD001010320, EHRC-2024-0100) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Kural was werkzaam als politiechef in Eskişehir, maar werd in 2014 overgeplaatst naar een functie bij de politieacademie in Samsun. Kural procedeerde hiertegen en verkreeg in kort geding een voorlopige voorziening om hem zijn functie in ieder geval tijdelijk te laten behouden. Het bevoegd gezag besloot echter toch tot zijn overplaatsing. Het EHRM oordeelt dat de voorlopige voorziening in lijn was met het gevorderde in de bodemprocedure en dat deze onmiddellijke toepassing had gekregen. Art. 6 lid 1 EVRM vergt dan dat zo’n voorlopige voorziening ook echt ten uitvoer wordt gelegd. Dat is hier niet gebeurd, zodat deze EVRM-bepaling is geschonden.
19-03-2024
(Zaaknaam: Kural t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2024:0319JUD008438817, EHRC-2024-0097) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee Noord-Koreanen die in Rusland verblijven zijn gedetineerd met het oog op hun uitzetting naar Noord-Korea. Een derde is opgepakt en overgedragen aan de Noord-Koreaanse autoriteiten; sindsdien is hij spoorloos. Een non-gouvernementele organisatie mag hem vertegenwoordigen vanwege zijn bijzondere kwetsbaarheid en de onmogelijkheid om dit zelf te kunnen doen. Vanwege het risico dat hij wordt gefolterd en hem de doodstraf wordt opgelegd omdat hij in het buitenland asiel heeft aangevraagd, was de overdracht onverenigbaar met art. 2 en 3 EVRM. Voor de andere twee Noord-Koreanen geldt dat hun detentie bovendien in strijd was met art. 5 EVRM.
19-03-2024
(Zaaknaam: K.J. e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2024:0319JUD002758420, EHRC-2024-0095) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een politieman is vader geworden van een dochter. Zijn echtgenote wil niet voor het kind zorgen. Daarom heeft de politieman verzocht om ouderschapsverlof, maar politiemannen kunnen dat alleen krijgen als er een objectieve reden is waarom de moeder niet voor het kind kan zorgen. Zo’n reden is in deze zaak niet aangenomen. Het EHRM overweegt dat de regeling een ongelijke behandeling op grond van geslacht oplevert en op een onaanvaardbare manier uitdrukking geeft aan genderstereotypen. Daarnaast is onvoldoende rekening gehouden met de belangen van het kind. Art. 8 jo. 14 EVRM zijn dan ook geschonden.
19-03-2024
(Zaaknaam: B.T. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2024:0319JUD001528419, EHRC-2024-0092) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een politiek commentator bij een commerciële omroep heeft in een televisiediscussie scherpe kritiek geuit op een bekende advocaat bij een gerenommeerd advocatenkantoor. Hij beschuldigde hem ervan al te veel invloed te hebben uitgeoefend op politieke besluitvorming omtrent de bouw van een nieuwe ziekenhuisvleugel. Daarop is de commentator vervolgd en veroordeeld tot een hoge schadevergoeding wegens smaad. Het EHRM acht dat onterecht, gelet op de aard van de uitingen, het beperkte bereik van het televisiedebat, de bekendheid van de advocaat en de hoogte van de schadevergoedingen. Art. 10 EVRM is door de veroordeling dan ook geschonden.
19-03-2024
(Zaaknaam: Almeida Arroja t. Portugal, ECLI:CE:ECHR:2024:0319JUD004723819, EHRC-2024-0090) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Silezië is een historische regio die nu in het zuidwesten van Polen ligt. Volgens een volkstelling uit 2011 verklaarde bijna een half miljoen mensen zowel de Poolse als de Silezische nationaliteit te hebben. De vereniging van klager werd in 2011 geregistreerd als vereniging voor mensen met een Silezische nationaliteit. In 2015 werd de verenging ontbonden omdat de Poolse Hoge Raad oordeelde dat de naam van de vereniging verbonden was aan een niet-bestaande natie en derhalve misleidend zou zijn voor het publiek. Het Hof acht de redenen voor de ontbinding echter onvoldoende zwaarwegend om een rechtvaardiging te kunnen opleveren voor de beperking van de verenigingsvrijheid en stelt een schending vast van art. 11 EVRM.
14-03-2024
(Zaaknaam: Association of People of Silesian Nationality (in liquidation) t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2024:0314JUD002682117, EHRC-2024-0091) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Orhan Şahin is strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld omdat hij betrokken zou zijn bij het beramen van een bomaanslag, die uiteindelijk werd uitgevoerd door A.Y. De veroordeling was grotendeels gebaseerd op de verklaringen van A.Y. Deze is wel gehoord door de rechters in eerste aanleg, maar is niet meer verschenen voor de rechters die in hogere instantie hebben geoordeeld. Het EHRM oordeelt dat daardoor het onmiddellijkheidsbeginsel onvoldoende in acht is genomen. Zeker gelet op de discrepantie tussen de feitelijke beoordeling van dit getuigenbewijs door de lagere rechters en de hogere, oordeelt het Hof dat daardoor art. 6 EVRM is geschonden.
12-03-2024
(Zaaknaam: Orhan Sahin t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2024:0312JUD004830917, EHRC-2024-0099) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Turkije bestaat de militaire dienstplicht niet alleen uit een periode van actieve dienst, maar ook uit een periode waarin een dienstplichtige jaarlijks kan worden opgeroepen als reservist. Kanatlı heeft zijn actieve dienstplicht vervuld, maar heeft daarna gewetensbezwaren ontwikkeld en wil niet meer als reservist worden opgeroepen. Hij is daarvoor strafrechtelijk veroordeeld. Art. 9 EVRM bevat bij oprechte gewetensbezwaren een verplichting om tenminste alternatieve dienstplicht mogelijk te maken. Nu ook een reservistenperiode als dienstplicht telt, geldt die verplichting ook dan. Het niet beschikbaar zijn van een alternatief is dan ook in strijd met art. 9 EVRM.
12-03-2024
(Zaaknaam: Kanatli t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2024:0312JUD001838215, EHRC-2024-0096)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
RL heeft een nieuwe identiteitskaart aangevraagd, maar hij weigert de daarvoor benodigde vingerafdrukken af te geven. In de procedure daarover heeft de nationale rechter het HvJ EU gevraagd of de Europese verordening over identiteitsbewijzen verenigbaar is met art. 7 en 8 Hv. Het HvJ EU oordeelt dat dit wel het geval is, nu er legitieme doelstellingen worden nagestreefd (betrouwbaarheid van identiteitskaarten, interoperabiliteit), de kern van het privéleven niet wordt geraakt, bewaren van vingerafdrukken een geschikte en noodzakelijke manier is om de doelen te bereiken, en de ernst van de inmenging niet zodanig is dat het proportionaliteitsvereiste is aangetast.
21-03-2024
(Zaaknaam: Landeshauptstadt Wiesbaden, ECLI:EU:C:2024:251, EHRC-2024-0098) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Volgens een nieuwe minimumnorm in een bijlage bij de Europese richtlijn over rijbewijzen moeten vrachtwagenchauffeurs een bepaald minimum horizontaal gezichtsvermogen hebben. WU heeft dat vermogen niet, maar is door artsen wel rijgeschikt gevonden en heeft zijn beroep ook al jaren schadevrij en probleemloos uitgeoefend. Het HvJ EU oordeelt niettemin dat niet van de norm mag worden afgeweken, gelet op het belang van uniforme toepassing daarvan in alle lidstaten. De door de EU-wetgever gemaakte afweging tussen verkeersveiligheid en andere rechten en belangen, waaronder de door art. 15 Hv beschermde, moet redelijk worden gevonden.
21-03-2024
(Zaaknaam: CBR (Hémianopsie), ECLI:EU:C:2024:261, EHRC-2024-0093) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
D & A Pharma heeft in 2018 verzocht om een vergunning voor het in de handel brengen van een middel voor de behandeling van alcoholverslaving. Deze vergunning is geweigerd. Gebleken is dat bij de advisering over het verzoek twee deskundigen waren betrokken met rivaliserende belangen. Het Gerecht heeft dat gebillijkt. In hoger beroep oordeelt het HvJ EU dat het Gerecht in het licht van art. 41 en 52 lid 1 Hv ten onrechte heeft aangenomen dat de onpartijdigheid van de beoordeling voldoende was gewaarborgd. Het hoger beroep is op dit punt dan ook gegrond.
14-03-2024
(Zaaknaam: D & A Pharma/Commissie en EMA, ECLI:EU:C:2024:228, EHRC-2024-0094)