Update
Uitspraken van 28-02-2024 tot 12-03-2024
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 4 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2005 heeft M.D. illegaal riolering en verharding laten aanbrengen bij een stuk grond waarvan hij mede-eigenaar is. Een rechter heeft verwijdering bevolen, maar dat bevel is nog niet nagekomen, ook doordat M.D. zijn eigendomsdeel tussentijds aan de gemeente heeft verkocht. De gemeente is wel een onteigeningsprocedure gestart, maar die duurt nog steeds voort. Het EHRM heeft er geen vertrouwen in dat Montenegro beloftes over snelle tenuitvoerlegging na gaat komen en wijst een eenzijdige verklaring af. Onder art. 46 EVRM legt het Hof specifieke verplichtingen op om de schendingen van art. 1 EP en art. 6 EVRM alsnog te remediëren.
22-02-2024
(Zaaknaam: Vlahovic t. Montenegro, ECLI:CE:ECHR:2024:0222JUD006244410, EHRC-2024-0081) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
M.H. en S.B. zijn minderjarige asielzoekers die werden aangehouden toen zij illegaal probeerden Hongarije in te reizen. Aanvankelijk zeiden zij meerderjarig te zijn, waarop zij in vreemdelingenbewaring zijn geplaatst. Na een aantal dagen hebben zij gesteld toch minderjarig te zijn, hetgeen later, na verificatie, bleek te kloppen; dit leidde tot hun vrijlating. Het EHRM benadrukt dat detentie van onbegeleide minderjarige asielzoekers in strijd is met de rechten van het kind. In de omstandigheden van het geval was detentie tot het verificatiemoment niet onredelijk, maar heeft de verificatie veel langer geduurd dan nodig. Daardoor is art. 5 lid 1 EVRM geschonden.
22-02-2024
(Zaaknaam: M.H. en S.B. t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2024:0222JUD001094017, EHRC-2024-0076) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Van een voormalige minister is een tijdlang het telefoonverkeer afgetapt omdat hij verdacht werd van betrokkenheid bij corruptie. Tijdens een persconferentie over het onderzoek lieten de vervolgingsautoriteiten een stukje horen van een telefoongesprek tussen de echtgenote van de minister en een politiecommandant. Het EHRM oordeelt dat er geen wettelijke grondslag was om onderzoeksmateriaal tijdens een persconferentie te openbaren, zodat dit een schending van art. 8 EVRM oplevert. Vervolgens is het materiaal te lang bewaard, als het al bewaard had mogen worden; ook dat is in strijd met art. 8 EVRM.
22-02-2024
(Zaaknaam: Kaczmarek t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2024:0222JUD001697414, EHRC-2024-0075) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Door een beroerte is klaagster ernstig lichamelijk gehandicapt geraakt; zij kon niet meer goed voor zichzelf zorgen, praten en bewegen. Aanvankelijk hadden de nationale autoriteiten haar daarom persoonlijke assistentie toegekend. Dit besluit werd in 2017 gewijzigd na een herbeoordeling van haar situatie. Het Hof benadrukt dat, mede gelet op het VN-Gehandicaptenverdrag, mensen met een handicap zo goed mogelijk in staat moeten worden gesteld autonoom te leven. Nu bij de herbeoordeling onvoldoende rekening is gehouden met klaagsters zorg- en assistentiebehoefte, zijn haar autonomie en waardigheid aangetast. Daardoor is ongerechtvaardigd inbreuk gemaakt op haar privéleven, in strijd met art. 8 EVRM.
20-02-2024
(Zaaknaam: Diaconeasa t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2024:0220JUD005316221, EHRC-2024-0067) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Wa Baile is op weg naar huis staande gehouden voor een identiteitscontrole. Volgens hem was daarbij sprake van etnische profilering, maar nationale rechters hebben dat niet aangenomen. Volgens het Hof is daarbij de bewijslast te eenzijdig bij Wa Baile gelegd. Dit is des te onredelijker nu uit diverse rapporten een weerlegbaar vermoeden van etnische profilering in dit soort situaties kan worden afgeleid. Bovendien ontbreekt het blijkens internationale rapporten in Zwitserland aan goede training van politiemensen en aan andere vormen van bescherming tegen etnische profilering. Zwitserland voldoet daarmee niet aan de positieve verplichtingen die uit art. 8 jo. 14 EVRM voortvloeien.
20-02-2024
(Zaaknaam: Wa Baile t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2024:0220JUD004386818, EHRC-2024-0082) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een IT-medewerker van een bank heeft in 2016 een e-mail naar het HR-hoofd en de vicedirecteur gestuurd met een reeks klachten over de managementstijl van de voorzitter van de directieraad van een grootaandeelhouder. Daarop werd de man meteen ontslagen. Het EHRM benadrukt dat het ging om een intern gerichte en specifiek geadresseerde e-mail, zodat eventuele reputatieschade zeer beperkt was. De kritiek was hard en sarcastisch, maar de gebruikte bewoordingen waren niet grof of beledigend. Zeker nu een zeer zware sanctie is opgelegd, is sprake van een onredelijke inbreuk op de uitingsvrijheid, in strijd met art. 10 EVRM.
20-02-2024
(Zaaknaam: Dede t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2024:0220JUD004834020, EHRC-2024-0066) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
I.L. is in 2010 veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens geweldsmisdrijven. Al snel bleek dat hij leed aan verschillende psychiatrische stoornissen, maar gespecialiseerde klinieken hadden geen ruimte om hem op te nemen. Daardoor heeft I.L. ruim vier jaar in reguliere gevangenissen gezeten, veelal in isolatie. Zijn psychische staat is daardoor sterk verslechterd. Het EHRM oordeelt dat deze situatie in strijd is met art. 3 en 5 EVRM, nu klager onvoldoende zorg is geboden en hij lange tijd gevangen heeft gezeten in niet-passende omstandigheden.
20-02-2024
(Zaaknaam: I.L. t. Zwitserland (nr. 2), ECLI:CE:ECHR:2024:0220JUD003660916, EHRC-2024-0070) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Roemeense rechter, die vaak deelneemt aan publieke debatten, plaatste in 2019 twee Facebookberichten waarin hij stevige kritiek uitte op ontwikkelingen in de Roemeense rechtsstaat. Daarvoor kreeg hij een tuchtsanctie opgelegd, die volgens hem in strijd is met de uitingsvrijheid. Voor dergelijke beperkingen van uitingen waarmee wordt bijgedragen aan discussies van algemeen belang moet volgens het Hof een zwaarwegende rechtvaardiging bestaan, ook als uitingen zijn gedaan door een rechter. Zo’n rechtvaardiging was er in dit geval niet en het chilling effect van de sanctie kon aanzienlijk zijn. De tuchtsanctie is dan ook in strijd met art. 10 EVRM.
20-02-2024
(Zaaknaam: Danilet t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2024:0220JUD001691521, EHRC-2024-0065) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Tsjetsjeense vluchteling heeft in 2009 in Frankrijk asiel gekregen, maar hij is daarna verschillende keren strafrechtelijk veroordeeld vanwege terrorismegerelateerde activiteiten. In verband daarmee wil Frankrijk hem uitzetten naar Rusland. Het EHRM oordeelt dat de Franse autoriteiten zorgvuldig hebben onderzocht of er een actueel, reëel en persoonlijk risico bestaat dat de man bij terugkeer in Rusland gevaar loopt voor zijn veiligheid. De man heeft ook zelf geen bewijs aangedragen waaruit zo’n risico kan blijken. Uitzetting zou dan ook niet in strijd komen met art. 3 EVRM.
15-02-2024
(Zaaknaam: U t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:0215JUD005325420, EHRC-2024-0080) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De communicatie van een oud-rechter is onderschept in verband met een verdenking van corruptie. Naar geldende wetgeving konden de gegevens veertien maanden worden bewaard ‘in het algemeen belang’. Gelet op deze lange periode en het ontbreken van nadere waarborgen acht het Hof dit niet verenigbaar met art. 8 EVRM, ook in het licht van de uitspraak van het HvJ EU daarover. Dat die uitspraak dateert van na de dataverzameling in deze zaak, doet daaraan volgens het Hof niet af. Het niet horen van twee eerdere medeverdachten als getuigen is verder in strijd met art. 6 EVRM.
15-02-2024
(Zaaknaam: Skoberne t. Slovenië, ECLI:CE:ECHR:2024:0215JUD001992020, EHRC-2024-0079) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Oekraïners die na de Russische bezetting van de Krim in 2014 naar andere Oekraïense regio’s zijn gevlucht, kunnen de status krijgen van ‘internally displaced person’ (IDP). Die status kwalificeert hen voor een speciale toelage, mits zij beschikken over een rekening bij de staatsbank. Het EHRM acht die eis niet onredelijk, omdat de toelage op een betrouwbare manier moet kunnen worden overgemaakt. Weliswaar zijn er andere manieren om dat te garanderen, maar de gestelde voorwaarde levert geen excessieve individuele last op. Ook is geen sprake van ongerechtvaardigd onderscheid, zodat art. 1 EP EVRM en art. 14 EVRM niet zijn geschonden.
15-02-2024
(Zaaknaam: Shylina t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2024:0215JUD000241219, EHRC-2024-0078) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Franse componist Maurice Jarre heeft met zijn vierde echtgenote een trust naar Californisch recht opgericht en daar zijn volledige vermogen en al zijn rechten en royalty-aanspraken in ondergebracht. Na zijn overlijden was deze echtgenote daardoor de enige erfgename, dit tot onvrede van twee kinderen uit een eerder huwelijk. Op grond van een wettelijke bepaling hadden zij recht op een compensatoire heffing, maar die bepaling was ingetrokken na ongrondwettigverklaring. Het EHRM acht het redelijk dat deze bepaling niet is toegepast, ook al is daardoor inbreuk gemaakt op een redelijke verwachting van eigendom. Art. 1 EP EVRM is niet geschonden.
15-02-2024
(Zaaknaam: Jarre t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:0215JUD001415718, EHRC-2024-0073) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Franse componist Michel Colombier is in 1975 naar Californië verhuisd en heeft zijn gehele nalatenschap ondergebracht in een Californische trust die hij met zijn derde echtgenote had opgericht. Bij zijn overlijden in 2004 ging de nalatenschap daardoor naar deze echtgenote. Zijn kinderen uit eerdere huwelijken procedeerden, maar een bepaling die een zekere compensatoire heffing mogelijk maakte werd ongrondwettig verklaard en niet toegepast. Het Hof acht het nationale rechterlijk oordeel niet onredelijk, gelet op de uitdrukkelijke wensen van de componist, en niet in strijd met art. 8 en 14 EVRM.
15-02-2024
(Zaaknaam: Colombier t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:0215JUD001492518, EHRC-2024-0064) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
X is beweerdelijk in 2019 verkracht door een barman tijdens haar vakantie in Griekenland. De barman is vervolgd, maar de vervolgingsautoriteiten konden uiteindelijk geen bewijs vinden van verkrachting. Het Hof oordeelt dat erg onzorgvuldig is omgesprongen met de aangifte van X en met de psychologische aspecten die daarbij een rol kunnen spelen. Ook haar rechten als slachtoffer van gendergerelateerd geweld zijn onvoldoende gerespecteerd. Gelet daarop oordeelt het Hof dat art. 3 en 8 EVRM zijn geschonden.
13-02-2024
(Zaaknaam: X t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2024:0213JUD003858821, EHRC-2024-0083) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Elektronische berichtendienst Telegram is in 2017 onder meer verplicht om op verzoek van de veiligheidsdiensten de encryptiesleutel aan te reiken om bepaalde berichten te kunnen ontsluiten. Telegram weigerde dit, omdat dit de encryptie van alle berichten zou verzwakken. Daarop heeft Rusland Telegram geblokkeerd. Het EHRM oordeelt dat het systematisch verzamelen en opslaan van Telegram-data in strijd is met art. 8 EVRM, gelet op het ontbreken van procedurele waarborgen. Encryptie is van groot belang ter bescherming van burgers tegen de staat en tegen criminaliteit. De verplichting leidt tot ondermijning daarvan en is in strijd met art. 8 EVRM.
13-02-2024
(Zaaknaam: Podchasov t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2024:0213JUD003369619, EHRC-2024-0077) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Marcel Jann is in 2006 overleden aan kanker, nadat hij in zijn jeugd is blootgesteld aan asbest bij een nabijgelegen fabriek. Toen de diagnose werd gesteld, wilde hij daarvoor compensatie krijgen van de fabriek, maar zijn zaak werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de kwestie zou zijn verjaard. Het EHRM bepaalt dat bij het vaststellen van de verjaringstermijn onvoldoende rekening is gehouden met het lange tijdverloop dat kan zitten tussen asbestblootstelling en de schadelijke gevolgen daarvan. Omdat het belang van rechtszekerheid juist te zwaar is meegewogen, is uiteindelijk onvoldoende effectieve toegang geboden tot de rechter, in strijd met art. 6 EVRM.
13-02-2024
(Zaaknaam: Jann-Zwicker en Jann t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2024:0213JUD000497620, EHRC-2024-0072) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tijdens een blaastest werd vastgesteld dat Jakutavičius veel te veel alcohol in zijn bloed had, maar later bleek dat verklaarbaar. Hoewel Jakutavičius in eerste instantie een boete en een ontzegging van zijn rijbewijs kreeg opgelegd, is hij daarom uiteindelijk vrijgesproken. De gemaakte kosten voor rechtsbijstand en een DNA-onderzoek kreeg hij echter niet vergoed. Het EHRM oordeelt dat het niet-compenseren van de gemaakte kosten in dit geval niet onredelijk was, ook omdat de zaak niet moeilijk was en Jakutavičius zonder advocaat had kunnen procederen en de politie niet duidelijk onrechtmatig had gehandeld. Art. 6 EVRM is dan ook niet geschonden.
13-02-2024
(Zaaknaam: Jakutavicius t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2024:0213JUD004218019, EHRC-2024-0071) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In de Vlaamse en Waalse Gewesten zijn decreten aangenomen op grond waarvan het onverdoofd slachten van dieren niet langer mogelijk is. Het HvJ EU heeft al eerder geoordeeld dat dit verenigbaar is met het EU-recht. Het EHRM bevestigt dit oordeel nu voor art. 9 en 14 EVRM. Het beschermen van dierenwelzijn kan via een evolutieve interpretatie tot het doel van bescherming van de goede zeden worden gerekend, de staten hebben de nodige ruimte om dit doel na te streven, de Belgische regelingen zijn zeer weloverwogen tot stand gekomen, en de resulterende inbreuken op de godsdienstvrijheid zijn niet overmatig zwaar.
13-02-2024
(Zaaknaam: Executief van de Moslims van België e.a. t. België, ECLI:CE:ECHR:2024:0213JUD001676022, EHRC-2024-0069)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Roemenië kunnen Roemenen die (ook) een woonplaats in een ander EU-land hebben geen identiteitskaart krijgen waarmee zij in de EU kunnen reizen; daarvoor hebben zij altijd een paspoort nodig. Dit levert volgens het HvJ EU een inbreuk op art. 45 lid 1 Hv op (vrij verkeer van EU-burgers) en art. 21 VWEU. Daarvoor zijn feitelijk alleen administratieve overwegingen als argument gegeven, terwijl die niet kunnen volstaan om een grondrechtenbeperking te rechtvaardigen. De Roemeense regeling is dan ook niet verenigbaar met art. 45 lid 1 en art. 21 VWEU.
22-02-2024
(Zaaknaam: Direcţia pentru Evidenţa Persoanelor şi Administrarea Bazelor de Date, ECLI:EU:C:2024:143, EHRC-2024-0068) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Volgens een nationale regeling bestaat bij beëindiging van tijdelijke arbeidsovereenkomsten geen motiveringsplicht voor de werkgever; bij beëindiging van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd is die er wel. Het HvJ EU ziet geen rechtvaardiging voor dit verschil in behandeling, maar nu de toepasselijke richtlijn geen horizontale werking heeft, kan de nationale rechter de nationale regeling in een privaatrechtelijk geschil niet buiten toepassing laten vanwege strijd met die richtlijn. Hij kan dat daarentegen wel doen op de grond dat art. 47 Hv wordt aangetast, nu door het ontbreken van een motivering afbreuk wordt gedaan aan het recht op een doeltreffende voorziening in rechte.
20-02-2024
(Zaaknaam: K.L. t. X (Absence de motifs de résiliation), ECLI:EU:C:2024:139, EHRC-2024-0074)