Update
Uitspraken van 03-12-2024 tot 16-12-2024
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 22 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Dit is de laatste EHRC Updates van 2024. De eerstvolgende Update volgt op dinsdag 28 januari 2025.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een journalist heeft ontdekt dat gesprekken zijn afgeluisterd die zij voerde met een bron, T., die vervolgens strafrechtelijk is veroordeeld voor het delen van vertrouwelijke informatie. Zeker omdat deze zaak betrekking heeft op journalistieke bronnen, is de inzet van aftapinstrumenten alleen in zeer uitzonderlijke gevallen toelaatbaar. In dit geval is een aantal procedurele waarborgen (notificatie, rechtsbescherming) niet geboden en is bovendien geen afweging gemaakt waarbij rekening is gehouden met het chilling effect voor de journalistieke vrijheid. Daardoor is art. 10 EVRM geschonden.
28-11-2024
(Zaaknaam: Klaudia Csikós t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2024:1128JUD003109116, EHRC-2024-0297) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Souroulias Kay en Zannettos zijn vervolgd en veroordeeld wegens omkoping. In de strafprocedure is veel gebruik gemaakt van verklaringen afgelegd door N.L., een medeplichtige die had besloten als getuige voor het openbaar op te treden. Het Hof overweegt dat die constructie correct is verlopen en dat de procedure als geheel er niet oneerlijk door is geworden. Evenmin heeft de verdediging te weinig toegang gekregen tot documentatie waar zij om had verzocht. Daardoor is er geen schending van art. 6 lid 1 en lid 3 (b).
26-11-2024
(Zaaknaam: Souroulias Kay en Zannettos t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2024:1126JUD000161818, EHRC-2024-0302) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Kotov is veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf (later verlaagd tot anderhalf jaar) omdat hij zich herhaaldelijk schuldig had gemaakt aan het organiseren van niet-geautoriseerde protesten. Het EHRM oordeelt dat hieraan een onvoorzienbaar ruime wetsinterpretatie ten grondslag lag, dat ten onrechte bij de veroordeling geen rekening is gehouden met de demonstratie- en uitingsvrijheid, dat er een groot chilling effect kan zijn, en dat de opgelegde sanctie zeer disproportioneel is in het licht van het nagestreefde doel. Dit schendt art. 11 EVRM. Daarnaast stelt het Hof op grond van in een bijlage opgesomde vaste rechtspraak talrijke andere EVRM-schendingen vast.
26-11-2024
(Zaaknaam: Kotov t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2024:1126JUD004928219, EHRC-2024-0298) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Ferrero Quintana wilde politieagent worden in Baskenland, maar daarvoor was een leeftijdsgrens van 35 jaar gesteld. Volgens de regering is die grens nodig omdat de operationele taken van de politie een goede fysieke conditie vergen en er steeds nieuwe, jonge agenten nodig zijn om het zwaarste werk te kunnen uitvoeren. Het EHRM ziet voldoende relatie tussen leeftijd en fysieke geschiktheid om deze redenering aanvaardbaar te achten. Daar komt bij dat de staat een ruime margin of appreciation heeft en beter dan het Hof in staat is om de noodzaak van leeftijdsgrenzen te beoordelen. Geen schending van art. 1 P12 EVRM.
26-11-2024
(Zaaknaam: Ferrero Quintana t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2024:1126JUD000266919, EHRC-2024-0295) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
T.P. moest tijdens zijn militaire dienstplicht deelnemen aan een ‘hittemars’. Tijdens de mars raakte hij onwel en een paar uur later overleed hij. De doodsoorzaak is niet helemaal vast komen te staan, maar was waarschijnlijk een acute bloedvergiftiging. Daarom heeft geen strafvervolging plaatsgevonden. Het EHRM stelt vast dat het onderzoek effectief en zorgvuldig is geweest, en dat het ook niet mogelijk was geweest om de doodsoorzaak en daarmee de causale relatie met de hittemars met grotere zekerheid vast te stellen. Ook is voldoende gedaan om T.P.’s leven te beschermen. Art. 2 EVRM is dan ook niet geschonden.
26-11-2024
(Zaaknaam: A.P. t. Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:1126JUD000171821, EHRC-2024-0292) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een erfrechtelijk geschil is op zeker moment cassatieberoep ingesteld bij de Franse Hoge Raad, maar daarbij is een verkeerd arrest als het betwiste arrest overgelegd. Op die grond is het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof overweegt dat het hier gaat om een heel kleine fout die het procesverloop en de goede rechtsbedeling niet heeft belemmerd. Deze fout had bovendien gemakkelijk kunnen worden gerepareerd. Nu ook nog laat in de procedure de niet-ontvankelijkheid is vastgesteld, oordeelt het Hof dat sprake is geweest van onnodig formalisme, in strijd met het recht op toegang tot de rechter (art. 6 lid 1 EVRM).
21-11-2024
(Zaaknaam: Justine t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:1121JUD007866417, EHRC-2024-0296) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De zus van Vieru, T., is sinds 2012 herhaaldelijk het slachtoffer geworden van huiselijk geweld door haar echtgenoot, I.C. Weliswaar treffen de Moldavische autoriteiten verschillende beschermingsmaatregelen en wordt er strafrechtelijk onderzoek ingesteld tegen I.C., maar het geweld houdt aan. Uiteindelijk pleegt T. zelfmoord door van het appartementencomplex af te springen waar zij woont. Het EHRM oordeelt dat Moldavië sterk tekort is geschoten in het bieden van bescherming en het doen van onderzoek. Dit houdt verband met de cultuur en een ontbrekend besef van de ernst van geweld tegen vrouwen. Art. 2, 3 en 14 EVRM zijn dan ook geschonden.
19-11-2024
(Zaaknaam: Vieru t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2024:1119JUD001710618, EHRC-2024-0303) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Clipea en Grosu lijden allebei aan een geestelijke aandoening waarvoor zij een psychiatrische behandeling ondergaan. Ze zijn daarbij verschillende keren vrijwillig opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, maar na de opname zijn zij steeds aan vrijheidsbeperkingen onderworpen. Ook waren de hygiënische en leefomstandigheden in het ziekenhuis zeer slecht. Het EHRM oordeelt dat daardoor art. 3 EVRM is aangetast. Nu de autoriteiten lijken te hebben aangenomen dat psychiatrische patiënten minder eisen stellen aan hun leefomstandigheden en hun mening bovendien niet serieus is gehoord, is bovendien sprake van discriminatie op basis van geestelijke handicap, in strijd met art. 14 EVRM.
19-11-2024
(Zaaknaam: Clipea en Grosu t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2024:1119JUD003946817, EHRC-2024-0293)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
PT heeft als verdachte in 2020 geprobeerd een schikking te treffen met het openbaar ministerie, waarbij hij schuld bekende in ruil voor strafvermindering. De rechter keurde dit echter af omdat niet alle medeverdachten met de schikking hadden ingestemd. Het Hof overweegt dat deze kwestie merendeels buiten het toepassingsbereik van het Handvest valt. Voor zover dat wel zo is, betreft het alleen het recht om te worden geïnformeerd over de rechten van de verdediging. Dat recht wordt door de instemmingsregel niet geraakt, dus het Handvest en de relevante richtlijn staan niet in de weg aan het hanteren van die regel.
28-11-2024
(Zaaknaam: PT II , ECLI:EU:C:2024:996, EHRC-2024-0301) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
PT heeft geprobeerd een schikking te treffen met het OM, waarbij hij schuld bekende in ruil voor strafvermindering. De rechter weigerde dit omdat niet alle medeverdachten met de schikking hadden ingestemd. Later is een soortgelijk verzoek opnieuw aan hem voorgelegd. Daarbij is de vraag opgekomen of de rechter nog onpartijdig genoeg is om dat te beoordelen. Het HvJ EU ziet in het licht van art. 19 lid 2 VEU en art. 47 Hv aanleiding om die vraag te beantwoorden. Het oordeelt in het licht van de EHRM-rechtspraak dat het in zo’n geval beter is om een ad hoc kamer aan te wijzen.
28-11-2024
(Zaaknaam: PT, ECLI:EU:C:2024:587, EHRC-2024-0300) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek wil de bevoegde rechter verdachte V.S. verplichten tot het afgeven van biometrische en DNA-gegevens. Het HvJ EU overweegt dat het opleggen van zo’n verplichting in het licht van art. 47 en 48 Hv gerechtvaardigd kan zijn, maar dat wel moet worden onderzocht of de verwerking van deze bijzondere persoonsgegevens strikt noodzakelijk is. Dat onderzoek moet worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten; het is niet voldoende dat dit vervangen wordt door een rechterlijke beoordeling in het kader van het onder dwang verzamelen van gegevens.
28-11-2024
(Zaaknaam: Ministerstvo na vatreshnite raboti , ECLI:EU:C:2024:991, EHRC-2024-0299) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
EU-burgers die niet de Tsjechische nationaliteit hebben, maar wel in Tsjechië verblijven, kunnen daar geen lid worden van een politieke partij. In een inbreukprocedure overweegt het HvJ EU dat art. 22 VWEU, gelezen in samenhang met art. 12 Hv, inhoudt dat het voor niet-onderdanen niet moeilijker mag zijn dan voor onderdanen om toegang te hebben tot de nationale middelen voor uitoefening van hun actieve en passieve kiesrecht. Dat is bij een verbod als dit wel het geval, ook vanwege het belang van politieke partijen voor bijvoorbeeld kandidaatstelling. Hiervoor kan geen rechtvaardiging worden gevonden in respect voor de nationale identiteit.
19-11-2024
(Zaaknaam: Commissie/Tsjechië, ECLI:EU:C:2024:962, EHRC-2024-0294)