Update
Uitspraken van 19-11-2024 tot 02-12-2024
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 21 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Azerbeidzjaanse advocaat is uit de balie gezet nadat hij met enkele andere advocaten een integriteitsklacht had ingediend over de directeur van het advocatenkantoor waar hij werkte. Volgens het presidium van de balie was de klacht te kwader trouw ingediend. Het Hof acht dat op geen enkele manier aangetoond. Er was zeker enige feitelijke grond voor de klacht. Zo’n klacht is bovendien een passende manier om verdenkingen aan de kaak te stellen, terwijl de opgelegde disciplinaire sanctie de zwaarst denkbare is. Zeker nu er ook nog te weinig wettelijke waarborgen tegen willekeur bestonden, is art. 10 EVRM hierdoor geschonden.
14-11-2024
(Zaaknaam: Afgan Mammadov t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2024:1114JUD004332714, EHRC-2024-0275) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De 23-jarige Sharafane, van Irakese komaf, is geboren in Denemarken. In 2021 is hij veroordeeld wegens drugsmisdrijven. Daarbij is hem ook een uitzettingsbevel met een inreisverbod voor zes jaar opgelegd. Het EHRM acht de overwegingen om zo’n uitzettingsbevel met inreisverbod op te leggen op zichzelf begrijpelijk. Gelet op de bestaande belemmeringen in Denemarken voor alleenstaande Irakese mannen om weer in te reizen, is het echter aannemelijk dat het tijdelijke inreisverbod in feite een permanent inreisverbod inhoudt. Die consequentie is in de omstandigheden van het geval disproportioneel, zodat deze maatregelen in strijd zijn met art. 8 EVRM.
12-11-2024
(Zaaknaam: Sharafane t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2024:1112JUD000519923, EHRC-2024-0291) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
M.-C. A.-F. en C.F. zijn twee vrouwen die een geregistreerd partnerschap hebben gesloten. In 2013 is C.F. bevallen van R.F. na een IVF-behandeling waarbij een eicel van M.-C. A.-F. was bevrucht met sperma van een anonieme donor. De bevruchte eicel was in de baarmoeder van C.F. geplaatst. C.F. werd als moeder geregistreerd, maar M.-C. A.-F. moest daarvoor een adoptieprocedure doorlopen. Het EHRM kent Duitsland een ruime margin of appreciation toe gelet op het gebrek aan consensus bij dit type ouderschapserkenningen. Nu door de adoptieprocedure een voldoende individuele beoordeling mogelijk was, zijn de art. 8-rechten van de verschillende betrokkenen voldoende gerespecteerd.
12-11-2024
(Zaaknaam: R.F. e.a. t. Duitsland, ECLI:CE:ECHR:2024:1112JUD004680816, EHRC-2024-0287) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
M.I. is een homoseksuele vluchteling afkomstig uit Iran. Hij heeft asiel aangevraagd in Zwitserland omdat hij vreest voor vervolging vanwege zijn homoseksualiteit in zijn thuisland, maar de Zwitserse autoriteiten achten die vrees niet gegrond. Het Hof aanvaardt de stelling van de regering dat klager geen direct risico loopt op mishandeling door zijn familie, maar ook handelen van andere private actoren kan een probleem vormen. De Zwitserse autoriteiten hebben niet voldoende onderzocht of de Iraanse autoriteiten in staat en bereid zullen zijn hem daartegen te beschermen. Bij gebreke van dat onderzoek zou uitzetting een schending van art. 3 EVRM opleveren.
12-11-2024
(Zaaknaam: M.I. t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2024:1112JUD005639021, EHRC-2024-0283) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
E.T. is gediagnosticeerd met paranoïde schizofrenie. Om die reden is zij wilsonbekwaam verklaard, in een psychiatrische inrichting geplaatst en van haar kinderen gescheiden. Zij heeft geen mogelijkheden om zelf naar de rechter te gaan om de wilsonbekwaamverklaring aan te vechten. Het EHRM oordeelt dat daardoor het recht op toegang tot de rechter is geschonden. Daarnaast is sprake van discriminatie in de zin van art. 8 jo. 14 EVRM doordat in Moldavië te weinig differentiatie mogelijk is tussen verschillende maten van wilsonbekwaamheid en onvoldoende rekening wordt gehouden met de wensen, voorkeuren en noden van mensen met een psychiatrische stoornis.
12-11-2024
(Zaaknaam: E.T. t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2024:1112JUD002537316, EHRC-2024-0280) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een uitgever is aansprakelijk gehouden voor de schade die is veroorzaakt door twee smadelijke publicaties. Daarbij is de uitgever ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelden. In één geval betrof het daarbij een ‘success fee’ die de benadeelde was overeengekomen met zijn advocaat. Van dat systeem heeft het EHRM eerder geoordeeld dat het tot disproportioneel hoge kostenveroordelingen leidt, in strijd met art. 10 EVRM. Dat oordeel herhaalt het nu. De verplichting tot vergoeding van premies voor een proceskostenveroordelingsverzekering is niet in strijd met art. 10 EVRM, nu deze ook in het voordeel van de uitgever had kunnen werken.
12-11-2024
(Zaaknaam: Associated Newspapers Limited t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:1112JUD003739821, EHRC-2024-0277) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Irakese Al-Habeeb is een gevestigde en gewortelde migrant die verschillende keren is veroordeeld wegens geweldsmisdrijven. Nadat hij in 2021 opnieuw is veroordeeld voor een ernstig geweldsmisdrijf, wordt hem een uitzettingsbevel en een inreisverbod voor twaalf jaar opgelegd. Volgens Al-Habeeb komt dit laatste feitelijk neer op een definitief inreisverbod, nu het erg moeilijk is om na twaalf jaar weer terug te keren. Het EHRM erkent dat uitgezette vreemdelingen zelden terugkeren. Mede omdat latere verzoeken om een verblijfsvergunning niet kansloos zijn gebleken, ziet het in het inreisverbod echter geen schending van art. 8 EVRM.
12-11-2024
(Zaaknaam: Al-Habeeb t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2024:1112JUD001417123, EHRC-2024-0276) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
S. heeft vanwege een autistische stoornis behoefte aan een aangepaste leeromgeving. Op een school is die – door communicatiestoornissen en onduidelijkheden – niet geboden en zijn zelfs maatregelen getroffen die S. en zijn ouders als stigmatiserend hebben ervaren. Volgens het Hof is er veel misgegaan in deze kwestie, maar kan toch worden aangenomen dat de school zich voldoende heeft ingespannen om S. tegemoet te komen. Art. 14 jo. 2 EP EVRM is niet geschonden. Het niet-horen van de minderjarige S. in de procedure hierover is niet in strijd met art. 8 EVRM, vooral vanwege de technische aard van de kwestie.
07-11-2024
(Zaaknaam: S. t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2024:1107JUD003761422, EHRC-2024-0290) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee parochies waren tot 1949 eigenaar van een stuk grond van 232.312 m2. De communistische regering onteigende het land en vestigde er een staatsbedrijf op. In 1992 kwamen de parochies aanvankelijk niet voor restitutie in aanmerking. Het eigendom ging over op twee private ondernemingen, maar later werd vastgesteld dat die eigendomsoverdracht nietig was en dat onder nieuwe wetgeving alsnog restitutie moest plaatsvinden aan de parochies. Het Hof oordeelt dat de ondernemingen niet te goeder trouw waren en dat de eigendomsoverdracht terecht nietig is verklaard. Hun belangen zijn niet disproportioneel geraakt door de restitutiebeslissing, zodat art. 1 EP EVRM niet is geschonden.
07-11-2024
(Zaaknaam: Rybarstvi Trebon A.S. en Rybarstvi Trebon Hld. A.S. t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2024:1107JUD001803719, EHRC-2024-0288) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Omdat Lavorgna door psychoses een gevaar vormde voor de omgeving werd hij gedwongen opgenomen. De artsen konden hem niet goed aan. Daarom kreeg hij kalmeringsmiddelen en werd hij aan zijn bed vastgebonden. Na acht dagen kon hij naar een geschiktere omgeving worden overgeplaatst. Volgens het Hof is onvoldoende gebleken dat de vergaande vrijheidsbeperkingen strikt noodzakelijk waren. Ook wisten de artsen zelf dat de maatregelen ethisch dubieus waren. Art. 3 EVRM is dan ook geschonden. Nu onvoldoende effectief onderzoek is verricht, heeft Italië daarnaast niet voldaan aan zijn procedurele positieve verplichtingen.
07-11-2024
(Zaaknaam: Lavorgna t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2024:1107JUD000843621, EHRC-2024-0281) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Bakradze was rechter in het beroepshof in Tbilisi. Zij is ook mede-oprichter en voorzitter van een NGO die zich actief betoont in de discussie over hervormingen in de Georgische rechterlijke macht. Toen haar benoemingstermijn verliep, heeft Bakradze twee keer zonder succes gesolliciteerd naar nieuwe functies als rechter. In de sollicitatieprocedures werden haar veel vragen gesteld over haar verhouding tot de NGO. Het EHRM acht prima facie aannemelijk dat daardoor onderscheid is gemaakt op grond van haar opvattingen. Nu haar stellingen over bevooroordeeldheid onvoldoende zijn onderzocht door de nationale rechter, is art. 14 jo. art. 10 en 11 EVRM geschonden.
07-11-2024
(Zaaknaam: Bakradze t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2024:1107JUD002059221, EHRC-2024-0278) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek is de telefoon van een advocaat in beslag genomen en doorzocht aan de hand van twee mondeling geformuleerde zoekparameters. De gehele inhoud van de telefoon was aanvankelijk in het dossier opgenomen; pas na bezwaar van de advocaat werd het materiaal beperkt. Het Hof – oordelend als Comité – stelt vast dat de nationale wetgeving te weinig waarborgen bevat om het privilege van de advocaat te beschermen. Zo is niets geregeld over aanwezigheid van een lid van de balie en hoeft doorzoeking niet gericht te zijn. Dit levert een schending op van art. 8 EVRM.
05-11-2024
(Zaaknaam: Neziric t. Bosnië en Herzegovina, ECLI:CE:ECHR:2024:1105JUD000408821, EHRC-2024-0285) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Halverwege een strafrechtelijke procedure tegen Miron is de rechter die over de zaak zou beslissen vervangen door een andere. De nieuwe rechter heeft enkele getuigen opnieuw verhoord. De veroordeling van Miron is vervolgens overwegend gebaseerd op die getuigenverklaringen en schriftelijke bewijsstukken. Het EHRM ziet in deze zaak geen schending van het door art. 6 EVRM beschermde onmiddellijkheidsbeginsel. Daarbij acht het relevant dat Miron niet alle procedurele mogelijkheden heeft benut om getuigen te bevragen, dat de verklaringen van niet opnieuw gehoorde getuigen een minimale rol speelden en dat er opnamen van de verhoren van deze getuigen beschikbaar waren.
05-11-2024
(Zaaknaam: Miron t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2024:1105JUD003732416, EHRC-2024-0284) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Jehova’s Getuige is na een zwaar ongeval het bewustzijn kwijtgeraakt. Daardoor kon hij niet meer zijn religieus gemotiveerde bezwaren uitspreken tegen bloedtransfusies. Die bleken wel uit een document dat hij bij zich droeg en uit verklaringen van zijn familie. Toch is hem uiteindelijk bloed toegediend om zijn leven te kunnen redden. De Deense wetgeving vereist een actuele wilsexpressie tegen levensreddende behandelingen. Het Hof acht dat niet onredelijk, ook gelet op de grote vrijheid die staten op dit punt hebben. Art. 8, 9 en 14 EVRM zijn dan ook niet geschonden.
05-11-2024
(Zaaknaam: Lindholm en erven van Leif Lindholm t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2024:1105JUD002563622, EHRC-2024-0282) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Dudek en Lazur waren betrokken in rechtszaken waarin is geoordeeld door een alleenzittende rechter bij de Hoge Raad die na 2018 was benoemd door de Nationale Raad van Justitie. In hun geval bestaan systemische risico’s voor de fundamentele rechten, machtenscheiding en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Het Hof acht aannemelijk dat de in 2023 aangetreden regering de systeemproblemen wil oplossen. In dit geval was het dan ook redelijk om de eenzijdige verklaring te aanvaarden waarin Polen een schending erkent en compensatie aanbiedt. Het schrapt de zaken daarom krachtens art. 37 lid 1 EVRM van de rol.
08-10-2024
(Zaaknaam: Dudek en Lazur t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2024:1008DEC004109720, EHRC-2024-0279)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een civiele zaak is toegewezen aan rechter E.T. Doordat E.T. niet beschikbaar was op de dag van de zitting, is later J.K. op de zaak gezet. De vraag hoe dat zich verhoudt met het beginsel van onveranderlijkheid van de rechterlijke formatie is voorgelegd aan het HvJ EU. Dat verklaart zich bevoegd om de vraag te beantwoorden, hoewel de zaak niet over EU-recht ging. Art. 19 lid 1 VEU verplicht de lidstaten namelijk om te voorzien in daadwerkelijke en onafhankelijke rechtsbescherming. Het Hof legt uit dat een rechter moet kunnen toetsen of bij een formatiewijziging aan de wettelijke eisen is voldaan.
14-11-2024
(Zaaknaam: S. (Modification de la formation de jugement), ECLI:EU:C:2024:956, EHRC-2024-0289) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In een mededingingsrechtelijke procedure heeft een vennootschap geprobeerd een rechter in de Poolse Hoge Raad te wraken. Een andere, alleenzittende rechter heeft daarop prejudiciële vragen voorgelegd aan het HvJ EU over de uitleg van kwesties omtrent onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Het HvJ EU constateert echter dat deze alleenzittende rechter één van de rechters is waarvan het EHRM – in lijn met de HvJ EU-rechtspraak – heeft geoordeeld dat de benoeming niet aan de fundamentele eisen voldoet. Daardoor kan deze rechter op structurele gronden niet worden gezien als een ‘rechterlijke instantie’ die prejudiciële vragen aan het HvJ EU kan voorleggen. Het verzoek is niet-ontvankelijk.
07-11-2024
(Zaaknaam: Prezes Urzędu Ochrony Konkurencji i Konsumentów, ECLI:EU:C:2024:940, EHRC-2024-0286)