Update
Uitspraken van 22-10-2024 tot 04-11-2024
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 19 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een gevangene die lijdt aan aids brengt afwisselend zijn detentie door in de gevangenis en in huisarrest. Als hij tijdelijk weer in de gevangenis zit, breekt de covidpandemie uit. Hoewel klager niet geïnfecteerd raakt, stelt hij dat de gevangenisautoriteiten onvoldoende hebben gedaan om hem te beschermen. Het EHRM overweegt dat de gevangenis de nodige medische zorg heeft geboden en daarmee heeft voldaan aan de uit art. 3 EVRM voortvloeiende positieve verplichtingen. De getroffen preventieve maatregelen (mondkapjes, afstand houden etc.) waren eveneens toereikend; met 5 stemmen tegen 2 oordeelt het Hof dat ook daarbij art. 3 EVRM niet is geschonden.
17-10-2024
(Zaaknaam: S.M. t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2024:1017JUD001631020, EHRC-2024-0264) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Cesarano is vervolgd wegens ernstige misdrijven waarop een levenslange gevangenisstraf in isolatie stond. Na een wetswijziging kreeg hij de mogelijkheid om te kiezen voor een vereenvoudigde behandeling van zijn zaak die zou leiden tot een gevangenisstraf van maximaal dertig jaar. Hij koos daar niet voor en werd veroordeeld tot levenslang. Na hoger beroep heeft hij alsnog gekozen voor vereenvoudigde behandeling, maar dat is toen afgewezen omdat de wet inmiddels weer was aangescherpt. Gelet op de eerder geboden keuzemogelijkheid is dit volgens het EHRM niet in strijd met art. 7 en 6 EVRM.
17-10-2024
(Zaaknaam: Cesarano t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2024:1017JUD007125016, EHRC-2024-0247) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tijdens de eerste lockdown vanwege de Covid-19-pandemie wilde een vakbond op de dag van de arbeid een demonstratie houden. Daarvoor werd de toestemming geweigerd vanwege de risico’s van verspreiding van het coronavirus. Het Hof overweegt dat de staat een ruime margin of appreciation toekomt, onder meer omdat het hier niet ging om een algemeen verbod, maar om een concrete weigering vanwege de volksgezondheid. De zaak is door nationale rechters zorgvuldig beoordeeld in het licht van de toen bestaande kennis over het virus. Dit betekent dat art. 11 EVRM niet is geschonden door de weigering.
17-10-2024
(Zaaknaam: Central Unitaria de Traballodores/as t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2024:1017JUD004936320, EHRC-2024-0246) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na een rechtshulpverzoek vanuit Peru heeft een Luxemburgse rechter opdracht gegeven om de Luxemburgse banktegoeden van een Costa-Ricaanse onderneming in beslag te laten nemen (ten bedrage van ruim 2,6 miljoen dollar). De bank is hierover wel geïnformeerd, de onderneming zelf niet. Daardoor kon de laatste geen observaties hierover indienen. Nu de onderneming ook geen mogelijkheid heeft gehad om de redelijkheid en proportionaliteit van de inbeslagname achteraf te laten toetsen, is volgens het EHRM art. 1 EP EVRM geschonden.
17-10-2024
(Zaaknaam: Amerisoc Center S.R.L. t. Luxemburg, ECLI:CE:ECHR:2024:1017JUD005052720, EHRC-2024-0243) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Nsingi werd aangehouden en gevangengenomen omdat werd gedacht dat hij O.C. was, een man die was veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. Na protesten van Nsingi werden zijn vingerafdrukken afgenomen ter vergelijking en inderdaad bleek dat Nsingi niet de gezochte veroordeelde was. Hij werd vrijgelaten, maar had toen al 168 dagen gevangen gezeten. Daarvoor kreeg hij vanwege het ontbreken van een concrete wettelijke basis geen compensatie. Volgens het Hof is art. 5 lid 1 geschonden omdat de identiteitsverwisseling niet snel en zorgvuldig genoeg is onderzocht. De weigering van compensatie was overmatig formalistisch en daarmee strijdig met art. 5 lid 5 EVRM.
15-10-2024
(Zaaknaam: Nsingi t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2024:1015JUD002798519, EHRC-2024-0262) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een zaak over kinderontvoering is een uitspraak gedaan ten gunste van Moskalj, maar de procedures over de tenuitvoerlegging hebben zo lang geduurd dat ze uiteindelijk zijn beëindigd omdat het kind meerderjarig werd. De moeder heeft over de lange duur wel geprocedeerd, maar de compensatie die ze daarvoor kon krijgen bleek lager te zijn dan de kosten die ze voor deze procedure moest maken. Het EHRM oordeelt dat dat niet aanvaardbaar is in het licht van de eisen die de redelijketermijnjurisprudentie stelt. Art. 6 EVRM is hierdoor dan ook geschonden.
15-10-2024
(Zaaknaam: Moskalj t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2024:1015JUD006027221, EHRC-2024-0261) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Aan X was een TBS-achtige maatregel opgelegd omdat hij onder invloed van een psychose iemand had gedood. Nadat hij in een kliniek nog iemand anders had gedood, werd hij in voorarrest genomen. Door schuldgevoelens en psychiatrische problemen raakte hij daar ernstig suïcidaal. Aanvankelijk werd hij daarom uitgebreid gemonitord, maar later werd de monitoring teruggeschroefd. Uiteindelijk pleegde X toch zelfmoord. Het EHRM oordeelt dat de autoriteiten het suïciderisico onvoldoende hebben onderkend en bestreden, in strijd met art. 2 EVRM. Ook was er onvoldoende effectieve toegang tot een rechtsmiddel om de autoriteiten te laten vervolgen, in strijd met art. 13 EVRM.
15-10-2024
(Zaaknaam: Haugen t. Noorwegen, ECLI:CE:ECHR:2024:1015JUD005947621, EHRC-2024-0252) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
H.T. is een Syrische vluchteling die aanvankelijk in Griekenland asiel heeft aangevraagd, maar na afwijzing van zijn asielverzoek is doorgereisd naar Duitsland. Vervolgens is hij weer teruggestuurd naar Griekenland onder de Dublin III-verordening. Het EHRM oordeelt dat de omstandigheden waaronder H.T. in bewaring heeft gezeten in Griekenland in strijd zijn met art. 3 EVRM. De overlevering vanuit Duitsland heeft te snel plaatsgevonden; de autoriteiten hebben onvoldoende verzekerd dat klager toegang zou hebben tot een goede asielprocedure en tot detentiecondities die niet in strijd zouden zijn met art. 3 EVRM.
15-10-2024
(Zaaknaam: H.T. t. Duitsland en Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2024:1015JUD001333719, EHRC-2024-0251) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een kolonel van de politie en een vakbondsleider hebben beiden op enig moment in de media kritiek geuit op het functioneren van de organisaties waarvoor zij werken. De kolonel heeft daarvoor een waarschuwing gekregen; de vakbondsleider is ontslagen. Het Hof overweegt dat de Russische wetgeving erg inflexibel is als het gaat om het uiten van kritiek op het functioneren van overheidsorganen en geen bescherming aan klokkenluiders geeft. De sancties op het openlijk geven van kritiek zijn bovendien zodanig dat ze een chilling effect kunnen hebben. Art. 10 EVRM is dan ook geschonden.
15-10-2024
(Zaaknaam: Gadzhiyev en Gostev t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2024:1015JUD007358514, EHRC-2024-0250) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
A werd aanvankelijk vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs van verkrachting. Het slachtoffer stelde hiertegen beroep in, dat via de eenvormige digitale mailbox aan A zou moeten worden genotificeerd. Door een fout in de adressering bereikte het bericht hem niet en ook de daarop verstuurde aangetekende brief bleek onbestelbaar. Hierdoor moest de vervolging van A worden stopgezet. Het Hof oordeelt dat in deze kwestie sprake is van verwijtbare onzorgvuldigheden in het informeren van de verdachte. Dit had grote gevolgen voor klaagster. Denemarken heeft hierdoor zijn procedurele positieve verplichtingen onder art. 3 EVRM geschonden.
15-10-2024
(Zaaknaam: Daugaard Sorensen t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2024:1015JUD002565022, EHRC-2024-0248) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
T.J. is als kind in een tehuis geplaatst omdat zij niet kon praten en agressief gedrag vertoonde. Zij heeft haar hele leven daar doorgebracht. De NGO Validity Foundation bezocht in 2017 het tehuis en constateerde dat de bewoners ernstig verwaarloosd werden. In 2018 is T.J. aan een longontsteking overleden, waarop de Validity Foundation aangifte heeft gedaan. Het Hof aanvaardt dat de Validity Foundation kan klagen namens T.J. Hongarije kan bovendien verantwoordelijk worden gehouden voor haar overlijden, nu de autoriteiten niets hebben gedaan om de mensonwaardige toestand in het tehuis te verbeteren. Art. 2 EVRM is dan ook geschonden.
10-10-2024
(Zaaknaam: Validity Foundation namens T.J. t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2024:1010JUD003197020, EHRC-2024-0267) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
T.V. was waarschijnlijk 14 jaar oud toen ze via een mensenhandelaar vanuit Nigeria naar Spanje reisde. Daar is ze gedwongen om in de prostitutie te werken. Nadat ze was gevlucht is er wel onderzoek ingesteld, maar het Hof oordeelt dat dit onderzoek veel tekortkomingen vertoonde. In het bijzonder is te weinig gedaan om een aantal feiten vast te stellen en is ten onrechte aangenomen dat klaagster waarschijnlijk meerderjarig was toen ze naar Spanje kwam. Daardoor heeft Spanje zijn procedurele positieve verplichtingen onder art. 4 EVRM geschonden.
10-10-2024
(Zaaknaam: T.V. t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2024:1010JUD002251221, EHRC-2024-0266) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Ryaska heeft vanwege werkgerelateerde gezondheidsschade geprocedeerd tegen zijn werkgever (een overheidsinstantie). Hij heeft een immateriële schadevergoeding gekregen en de werkgever werd verplicht de oorzaken te onderzoeken. De uitspraak is nooit ten uitvoer gelegd. Het EHRM overweegt dat het in de Burmych-uitspraak veel soortgelijke zaken heeft doorverwezen naar het Comité van Ministers. De onderhavige zaak is feitelijk iets anders, maar er is geen redelijk doel gediend met beoordeling van zaken als deze. Oekraïne werkt met het Comité van Ministers bovendien aan structurele oplossingen. Ook zaken die niet binnen de Burmych-zaak vallen, zoals de onderhavige, moeten daarom van de rol worden geschrapt.
10-10-2024
(Zaaknaam: Ryaska t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2024:1010JUD000333923, EHRC-2024-0263) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Medvid is in 2003 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Hij heeft verzocht om vervroegde vrijlating of bekorting van zijn straf, maar een commissie oordeelde dat hij daarvoor nog niet in aanmerking kwam. Het EHRM onderzoekt het nieuw geïntroduceerde systeem van omzetting van levenslange gevangenisstraffen naar straffen voor bepaalde duur. Het acht dit systeem redelijk en voorzienbaar. Dat klager er niet meteen van heeft kunnen profiteren, maakt dat niet anders. Art. 3 EVRM is dan ook niet geschonden.
10-10-2024
(Zaaknaam: Medvid t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2024:1010JUD000745323, EHRC-2024-0259) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klager is vervolgd wegens fraude, maar later is de tenlastelegging gewijzigd naar een lichter delict. Toen de zaak voor de rechter kwam, werd deze beëindigd omdat de verjaringstermijn was verstreken. Klager heeft vervolgens bij de civiele rechter een schadevergoeding gevorderd vanwege de gemaakte proceskosten. Die is afgewezen, onder meer omdat uit de motivering van de strafrechter zou blijken dat klager wel degelijk schuldig was. Het Hof acht dit onverenigbaar met de onschuldpresumptie van art. 6 lid 2 EVRM, al hoeft dat zeker niet in ieder geval van het weigeren van compensatie wegens beëindiging van strafvervolging zo te zijn.
10-10-2024
(Zaaknaam: Machalicky t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2024:1010JUD004276016, EHRC-2024-0258) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een oud-ambassadeur is aangehouden en in voorarrest genomen op verdenking van corruptie. Vanwege zijn slechte gezondheidstoestand heeft hij verzocht om overplaatsing naar een ziekenhuis, maar daar werd aanvankelijk geen gehoor aan gegeven. Pas na interimmaatregelen van het Hof kreeg hij de nodige zorg, maar met vertraging. Dit levert schendingen op van art. 3 en 34 EVRM. De verlenging van het voorarrest was in strijd met art. 5 lid 3 EVRM. Het Hof ziet geen reden om aan te nemen dat illegitieme doelstellingen aan de voorlopige hechtenis ten grondslag hebben gelegen; art. 18 EVRM is dan ook niet geschonden.
10-10-2024
(Zaaknaam: Elder Hasanov t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2024:1010JUD001205821, EHRC-2024-0249) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2011 publiceerde The Sunday Times een artikel waaruit bleek dat verschillende Europarlementariërs, waaronder Severin, zich schuldig hadden gemaakt aan corruptie. Severin is daarop strafrechtelijk veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf. De veroordeling was in belangrijke mate gebaseerd op het door de onderzoeksjournalisten verzamelde bewijsmateriaal. De onderzoeksjournalisten kunnen niet worden gezien als ‘agents provocateurs’. Het Roemeense Cassatiehof is zorgvuldig omgegaan met het bewijsmateriaal en de verdedigingsrechten van Severin zijn voldoende gerespecteerd. Art. 6 lid 1 en lid 3 (d) EVRM is dan ook niet geschonden.
08-10-2024
(Zaaknaam: Severin t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2024:1008JUD002044018, EHRC-2024-0265) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Door een bestemmingsplanwijziging konden drie grondeigenaren geen bouwvergunning meer krijgen. De bestemmingsplanwijziging werd in 2015 op procedurele gronden vernietigd door de rechter. Sindsdien is geen nieuw besluit genomen, ondanks verzoeken van de eigenaren. Het Hof oordeelt dat daarmee is gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en het eigendomsrecht, wat strijd met art. 6 resp. 1 EP EVRM oplevert. Onder art. 46 EVRM merkt het Hof op dat het herstel van de eigendomssituatie van klaagsters tot die van voor 2015 effectief rechtsherstel zou opleveren. Hoe dan ook is het belangrijk dat bij dit type schendingen steeds individueel redres wordt aangeboden.
08-10-2024
(Zaaknaam: Micha e.a. t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2024:1008JUD001399120, EHRC-2024-0260) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee Syrische vluchtelingen die zich in Libanon onveilig voelden hebben geprobeerd met een bootje Cyprus binnen te komen. Naar hun zeggen moesten zij door een pushbackoperatie terugkeren naar Libanon. De regering ontkent dit, maar het Hof acht het aannemelijk dat inderdaad een pushbackoperatie is uitgevoerd. Zo’n operatie is in strijd met art. 3 EVRM; dat Cyprus een overeenkomst heeft met Libanon om vluchtelingen terug te nemen, maakt dat niet anders. Daarnaast is door het gebrek aan een individuele beoordeling het verbod van collectieve uitzetting van art. 4 P4 EVRM geschonden.
08-10-2024
(Zaaknaam: M.A. en Z.R. t. Cyprus, ECLI:CE:ECHR:2024:1008JUD003909020, EHRC-2024-0257) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Kajganić was advocaat van X, die betrokken was in een strafzaak over de moord op de Servische minister-president in 2003. In 2004 publiceerde Y een artikel dat was gebaseerd op een transcript van een gesprek tussen Kajganić en X; daaruit bleek dat klaagster contacten met hooggeplaatste bekenden had ingezet ten voordele van X. Klaagsters smaadclaim tegen Y werd afgewezen, volgens het EHRM terecht. Het ging om een publicatie over een onderwerp van algemeen belang, de nationale rechters hebben de bescherming van de bron van Y voldoende gerespecteerd en zij hebben een redelijke belangenafweging gemaakt. Art. 10 EVRM is niet geschonden.
08-10-2024
(Zaaknaam: Kajganic t. Servië, ECLI:CE:ECHR:2024:1008JUD002795816, EHRC-2024-0255) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De vicevoorzitter van de raad van bestuur van de Portugese bank BCP was medeverantwoordelijk voor een onrechtmatige en heimelijke constructie van leningen aan offshorevennootschappen in belastingparadijzen. Er zijn daarop drie afzonderlijke procedures ingesteld: een strafzaak en twee bestuursrechtelijke procedures door respectievelijk de autoriteit financiële markten en de Portugese Centrale Bank. Het Hof oordeelt dat de zaken weliswaar hetzelfde feitencomplex betroffen, maar dat zij andere doelstellingen hadden. Tussen de parallel lopende procedures is bovendien zorgvuldig afgestemd. Nu er voldoende materiële en temporele samenhang is, is het ne-bis-in-idembeginsel van art. 4 P7 EVRM niet geschonden.
08-10-2024
(Zaaknaam: Jesus Pinhal t. Portugal, ECLI:CE:ECHR:2024:1008JUD004804715, EHRC-2024-0254) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
İşik raakte als toevallige passant verzeild in een opstootje, waarbij de politie de orde probeerde te herstellen door met plastic kogels te schieten. İşik raakte daardoor gewond. Het inzetten van een verdedigingswapen was volgens het EHRM in dit geval niet noodzakelijk. Het opstootje kon ook bedwongen worden door minder vergaande maatregelen, zoals het inzetten van traangas. In die omstandigheden is het gebruikte geweld in strijd met art. 3 EVRM. Het Hof oordeelt bovendien dat onvoldoende onderzoek is uitgevoerd, zodat ook op dit punt art. 3 EVRM is geschonden.
08-10-2024
(Zaaknaam: Isik t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2024:1008JUD004220220, EHRC-2024-0253) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een onderzoeker bij een chemische fabriek heeft een aantal keer intern zijn zorgen uitgesproken over de productie van bepaalde verfsoorten en verwerking van chemisch afval. Op zeker moment heeft hij die zorgen ook via een interview met een lokale krant gedeeld. Daarop is hij op staande voet ontslagen, omdat hij bedrijfsgeheimen had onthuld en de gegeven informatie onjuist was. Volgens het Hof was de nationale rechterlijke beoordeling van de kwestie zeer gebrekkig gemotiveerd, waarbij onder meer onvoldoende is gekeken naar het maatschappelijke belang van de onthullingen. De tekortkomingen leveren een schending op van art. 10 EVRM.
08-10-2024
(Zaaknaam: Aghajanyan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2024:1008JUD004167512, EHRC-2024-0242) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2018 is vanuit Frankrijk het netwerk ‘EncroChat’ ontmanteld, dat veel criminelen gebruikten voor informatie-uitwisseling. Door de ontsleuteling van de gegevens konden 6500 verdachten worden aangehouden, waaronder de Britse A.L. en E.J. Zij hebben bij het EHRM gesteld dat art. 8 EVRM is geschonden door het verkrijgen van toegang tot hun telefoons en gegevens door de opsporingsdiensten. Het EHRM overweegt dat zij gebruik hadden kunnen maken van in Frankrijk bestaande rechtsmiddelen, die voldoende effectief zouden zijn om op te komen tegen de dataverzameling. Dat zij in Groot-Brittannië wonen en zijn vervolgd is daarvoor niet relevant. De klacht is daarom niet-ontvankelijk.
24-09-2024
(Zaaknaam: A.L. en E.J. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2024:0924DEC004471520, EHRC-2024-0241)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Vier derdelanders hebben in 2011 in Nederland een asielverzoek ingediend, maar dat is afgewezen en er zijn terugkeerbesluiten genomen. De derdelanders zijn niet teruggekeerd, maar hebben verschillende keren, meest recent in 2019, nieuwe aanvragen gedaan. Zij stellen nu dat er door hun verwestering bij terugkeer een risico van onmenselijke en vernederende behandeling bestaat. Het HvJ EU oordeelt dat de nationale rechter gelet op het zwaarwegende belang van art. 1, 4 en 19 lid 2 Hv altijd – dus ook bij nieuwe aanvragen – en zonodig ambtshalve moet toetsen of er bij uitzetting een reëel risico is van onmenselijke of vernederende behandeling.
17-10-2024
(Zaaknaam: Ararat, ECLI:EU:C:2024:892, EHRC-2024-0245) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Duitsland geldt voor functies van advocaat-notaris een leeftijdsgrens van zestig jaar. Dit levert direct leeftijdsonderscheid op in de zin van richtlijn 2000/78 en art. 21 Hv, maar daarvoor kan een rechtvaardiging worden gevonden onder de richtlijn. Het HvJ EU begrijpt dat die rechtvaardiging bestaat in de wens een goede rechtsbedeling en een behoorlijke uitoefening van notariële bevoegdheden te verzekeren, en in de noodzaak te komen tot een generatievernieuwing in het notariaat. De leeftijd van zestig lijkt daarvoor passend en deze grens is niet onredelijk bezwarend, maar de nationale rechter moet onderzoeken of deze leeftijdseis echt noodzakelijk is.
17-10-2024
(Zaaknaam: , ECLI:EU:C:2024:901, EHRC-2024-0244) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In een Sloveense procedure is in eerste aanleg een verzoek gedaan om prejudiciële vragen voor te leggen aan het HvJ EU, maar dat verzoek is ongemotiveerd afgewezen. Een verzoek om herziening van deze uitspraak is afgewezen. Het HvJ EU overweegt dat in zo’n geval het probleem kan ontstaan dat ten onrechte geen prejudiciële vragen worden voorgelegd aan het HvJ EU. De rechter die beslist over het behandelen van een herzieningsverzoek moet daarmee uitdrukkelijk rekening houden. Daarnaast moet een afwijzing van een verzoek om prejudiciële vragen te stellen altijd gemotiveerd worden met een inhoudelijke verwijzing naar de acte-clair- of de acte-eclairé-doctrines.
15-10-2024
(Zaaknaam: KUBERA, ECLI:EU:C:2024:881, EHRC-2024-0256)