Update
Uitspraken van 29-03-2023 tot 11-04-2023
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 7 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een advocaat heeft in 2011 aangifte gedaan van een vermoeden van corruptie bij een openbaar aanklager. Er is geen onderzoek ingesteld naar de corruptieaantijging, maar de advocaat is wel tuchtrechtelijk veroordeeld tot een boete omdat hij onvoldoende feitelijke gronden zou hebben voor de aangifte. Het EHRM overweegt dat de advocaat de procedure heeft gevolgd van het Anticorruptieverdrag. Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan in zo’n geval een tuchtprocedure worden gestart, maar van misbruik of kwade wil is in dit geval niets gebleken. De uitingsvrijheid van art. 10 EVRM is daarmee geschonden.
23-03-2023
(Zaaknaam: Rogalski t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2023:0323JUD000542016, EHRC-2023-0095) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Udovychenko was ooggetuige van een verkeersongeval waarbij een voetganger ernstig gewond raakte. Later vertelde zij aan een journalist dat ze de zoon van een voormalig parlementslid uit de auto zag stappen die bij het ongeval betrokken was. Die uitlating leidde tot een smaadzaak tegen haar, waarbij ze tot 10.000 euro schadevergoeding werd veroordeeld wegens reputatieschade. Het Hof benadrukt het belang van het openlijk kunnen getuigen over gebeurtenissen als deze en op de goede trouw van Udovychenko. Zeker in het licht van de gevolgen voor haar was de veroordeling tot de hoge schadevergoeding disproportioneel en strijdig met art. 10 EVRM.
23-03-2023
(Zaaknaam: Udovychenko t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2023:0323JUD004639614, EHRC-2023-0097) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee Turkse promovendi werkten ten tijde van de mislukte couppoging in 2016 in Parijs respectievelijk Florence; een derde was op werkbezoek in Duitsland. Wegens verdenking van staatsondermijnende activiteiten werden hun paspoorten ingetrokken, waardoor zij hun werkzaamheden niet konden voortzetten. Het EHRM ziet hierin een inbreuk op zowel het professionele leven (art. 8 EVRM) als het recht op onderwijs (art. 2 EP EVRM), ook gelet op het belang van internationale uitwisseling voor wetenschappers en onderzoek. Nu er geen concrete verdenking aan de maatregel ten grondslag lag en die willekeurig lijkt te zijn opgelegd, zijn beide EVRM-bepalingen geschonden.
21-03-2023
(Zaaknaam: Telek e.a. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2023:0321JUD006676317, EHRC-2023-0096) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Het opperrabbinaat van Izmir heeft al vier eeuwen het gebruik van een synagoge op een stuk grond in Izmir. Op zeker moment wil het opperrabbinaat ook het eigendom van de grond laten registreren, maar daarvoor wordt geen toestemming gegeven. Het EHRM overweegt dat de staat weliswaar verschillende argumenten heeft aangevoerd om te rechtvaardigen dat de grond eigendom zou moeten zijn van de staat en niet van het opperrabbinaat, maar dat uiteindelijk de relevante regelgeving onvoldoende voorzienbaar was. Dat betekent dat art. 1 EP EVRM is geschonden.
21-03-2023
(Zaaknaam: Grand Rabbinate de Communauté Juive d’Izmir t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2023:0321JUD000157412, EHRC-2023-0093) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Deltuva is in 2019 in voorlopige hechtenis genomen in verband met een verdenking van betrokkenheid bij drugssmokkel. Gedurende de hechtenis, die ruim negen maanden duurde, mocht hij geen contact hebben met de buitenwereld. Een bezoek van zijn echtgenote en tienjarig dochtertje werd maar één keer toegestaan. Het EHRM begrijpt dat contacten met de buitenwereld – inclusief gezinsleden – een risico kunnen vormen voor beïnvloeding van het onderzoek. In dit geval is echter niet gebleken dat het contact met het kerngezin, in het bijzonder met het dochtertje, problematisch zou kunnen zijn. Art. 8 EVRM is dan ook geschonden.
21-03-2023
(Zaaknaam: Deltuva t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2023:0321JUD003814420, EHRC-2023-0090)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
LU is eerder bij verstek veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd. Omdat hij tijdens die proeftijd alsnog, ook bij verstek, wegens een ander feit is veroordeeld, wordt de oorspronkelijke schorsing herroepen. De Hongaarse rechter vaardigt een EAB uit, maar de Ierse rechter vraagt zich af of hij dat mag honoreren vanwege de veroordelingen bij verstek. Het HvJ oordeelt dat dit niet zonder meer aan de orde kan zijn, ondanks het grote belang van aanwezigheid bij de zitting. Alleen als de rechten van de verdachte in de kern zouden worden geraakt is een weigering van overlevering mogelijk.
23-03-2023
(Zaaknaam: Minister for Justice and Equality (Levée du sursis), ECLI:EU:C:2023:235, EHRC-2023-0094) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Art. 55 lid 1 onder b van de Schengenuitvoeringsovereenkomst maakt het mogelijk om iemand te vervolgen voor een strafbaar feit waarvoor diegene eerder in een andere lidstaat al is vervolgd, namelijk als sprake is van een kwestie die de staatsveiligheid of andere even wezenlijke belangen betreft. Het HvJ EU oordeelt dat dit een gerechtvaardigde beperking van het ne-bis-in-idem-beginsel kan zijn, mits vast komt te staan dat de betreffende strafvervolging inderdaad dergelijke belangen van de lidstaat dient.
23-03-2023
(Zaaknaam: Generalstaatsanwaltschaft Bamberg (Exception au principe ne bis in idem), ECLI:EU:C:2023:236, EHRC-2023-0092) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Aan een onderneming is in verband met verdenking van overtreding van belastingwetgeving een bestuursrechtelijke schorsing van de vergunning voor accijnsproducten opgelegd. Later is in de strafrechtelijke procedure ook zo’n schorsingsmaatregel opgelegd. De nationale rechter moet nagaan of bij de bestuursrechtelijke schorsingsmaatregel sprake is van een strafrechtelijke sanctie. Als dat zo is, is het in strijd met de onschuldpresumptie om zo’n maatregel op te leggen als de schuld nog niet vaststaat. Daarnaast kan dan sprake zijn van bis in idem. Ook als sprake is van twee ongelijksoortige sancties (bestuursrechtelijk resp. strafrechtelijk), moet echter het evenredigheidsbeginsel in acht worden genomen.
23-03-2023
(Zaaknaam: Dual Prod, ECLI:EU:C:2023:234, EHRC-2023-0091)