Update
Uitspraken van 22-11-2023 tot 05-12-2023
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 22 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
G.T.B. is geboren in Mexico, maar bij een aardbeving is het kantoor van het lokale bevolkingsregister vernietigd. Nog geen jaar oud kwam hij met zijn moeder naar Spanje, waar zij zijn geboorte alsnog probeerde te registreren. Door het ontbreken van de originele geboorteakte nam dat vele jaren in beslag, waardoor G.T.B. pas werd ingeschreven en een identiteitskaart kreeg toen hij 21 was. Het EHRM oordeelt dat de autoriteiten te weinig oog hadden voor de bijzondere omstandigheden en te weinig hebben gedaan om G.T.B. te helpen. Daarmee zijn zij hun positieve verplichtingen onder art. 8 EVRM onvoldoende nagekomen.
16-11-2023
(Zaaknaam: G.T.B. t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2023:1116JUD000304119, EHRC-2023-0253) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Verschillende Soedanese bootvluchtelingen zijn aangehouden zodra ze de Italiaanse kust bereikten. Ze zijn overgebracht naar de hotspot Taranto en kregen geen toegang tot het land, al hebben ze later wel asiel gekregen. Het Hof oordeelt dat de omstandigheden bij de aanhouding en transfers zo slecht en vernederend waren dat art. 3 EVRM is aangetast. Bovendien schoot de informatievoorziening en wetgeving over de detentie in de hotspot tekort, zodat sprake is van willekeurige vrijheidsbeneming en schending van art. 5 lid 1 (f), 5 lid 2 en 5 lid 4 EVRM.
16-11-2023
(Zaaknaam: A.E. en T.B. t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2023:1116JUD001891117, EHRC-2023-0248) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2011 vond in Tirana een demonstratie plaats voor het kantoor van de premier. Toen daarbij rellen ontstonden en een groep het plein voor het kantoor opkwam, gebruikten leden van de ‘National Guard’ hun vuurwapens. Volgens hen schoten ze in de lucht, maar vier mensen werden gedood. Het EHRM oordeelt dat de ordehandhaving niet goed was voorbereid en dat het gebruik van vuurwapens niet absoluut noodzakelijk was. Ook is niet aannemelijk dat alleen in de lucht werd geschoten. Het onderzoek naar de toedracht kende vergaande tekortkomingen. Een en ander betekent dat art. 2 EVRM is geschonden, zowel materieel als procedureel.
14-11-2023
(Zaaknaam: Nika t. Albanië, ECLI:CE:ECHR:2023:1114JUD000104917, EHRC-2023-0257) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een milieurechtelijke procedure over goudwinning met cyanide zijn deskundigenadviezen gevraagd. Daarbij hebben de klagers verzocht om een aantal vragen aan de deskundigen voor te kunnen leggen, maar in plaats daarvan formuleerde de rechtbank zelf een aantal vragen die de deskundigen moesten beantwoorden. Het EHRM acht dat te billijken, ook omdat het in dit geval ging om een technisch en juridisch complexe problematiek. Art. 6 lid 1 EVRM is in dit opzicht niet geschonden. Wel is het in deze bepaling vervatte tegenspraakbeginsel aangetast doordat de klagers maar beperkte inzage kregen in de deskundigenrapporten en daardoor hun reactie onvoldoende konden voorbereiden.
14-11-2023
(Zaaknaam: Cangi e.a. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2023:1114JUD004817318, EHRC-2023-0251) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een zelfstandig verpleger heeft omvangrijke factureringsfouten gemaakt, waardoor hem ten onrechte extra uitkeringen en vergoedingen zijn uitbetaald. In een strafzaak werd geen bedrieglijk opzet vastgesteld, maar in een bestuursrechtelijke procedure werd hij wel veroordeeld tot terugbetaling van het onverschuldigd ontvangen bedrag en een bestuurlijke boete. Het EHRM oordeelt dat de bestuurlijke boete punitief van aard was en dat het gaat om twee procedures die hetzelfde feitencomplex betroffen. De procedures hadden echter complementaire en verschillende doelen en waren materieel en temporeel voldoende afgestemd. Het ne-bis-in-idembeginsel van art. 4 P7 is dan ook niet geschonden.
14-11-2023
(Zaaknaam: C.Y. t. België, ECLI:CE:ECHR:2023:1114JUD001996117, EHRC-2023-0250) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een advocaat heeft een aantal zeer kritische mails aan rechters en overheidsinstellingen gestuurd. De Finse Orde van Advocaten heeft daarop zijn licentie als zittingsadvocaat ingetrokken. Een zaak daarover is beoordeeld door een grotere kamer dan gebruikelijk. De president van die kamer had eerder een van de bedreigende mails van de advocaat naar de politie doorgestuurd. Het EHRM begrijpt dat dit wantrouwen bij de advocaat kan hebben gewekt, maar oordeelt dat de zaak is beoordeeld in overeenstemming met nationaal recht. Bovendien had het Hooggerechtshof volledige rechtsmacht om de zaak te herbeoordelen. Art. 6 lid 1 EVRM is dan ook niet geschonden.
09-11-2023
(Zaaknaam: Toivanen t. Finland, ECLI:CE:ECHR:2023:1109JUD004613119, EHRC-2023-0261) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2016 heeft de Franse Raad van State uitspraak gedaan in de Czabaj-zaak, waardoor een nieuwe beroepstermijn in het leven werd geroepen voor specifieke bestuursrechtelijke beroepen. Deze beroepstermijn gold niet alleen voor nieuwe beroepen, maar ook voor al lopende zaken, die daardoor allemaal niet-ontvankelijk werden verklaard. Het EHRM acht het creëren van de nieuwe beroepstermijn via rechtspraak op zichzelf gerechtvaardigd, maar het ziet geen reden voor het met terugwerkende kracht toepassen daarvan. Die toepassing was onvoorzienbaar en tast de kern van het recht op toegang tot de rechter aan, zodat art. 6 lid 1 EVRM is geschonden.
09-11-2023
(Zaaknaam: Legros e.a. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2023:1109JUD007217317, EHRC-2023-0255) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Bij een Albanese operatie tot het ophalen en vernietigen van 85.000 ton munitie zijn grove fouten gemaakt. Die leidden tot een explosie op één van de verwerkingslocaties, waarbij 26 mensen om het leven kwamen en 300 mensen gewond raakten. Hoewel er meteen een onderzoek is ingesteld en dat ook heeft geleid tot strafrechtelijke veroordeling van een groot aantal betrokkenen, werden de nabestaanden in die procedure onvoldoende betrokken. Ook zijn de vervolgingsautoriteiten te weinig voortvarend geweest in het onderzoek naar de betrokkenheid van de toenmalige minister van defensie. Daardoor is art. 2 EVRM in procedureel opzicht geschonden.
07-11-2023
(Zaaknaam: Durdaj e.a. t. Albanië, ECLI:CE:ECHR:2023:1107JUD006354309, EHRC-2023-0252) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Spaanse rapper heeft tussen 2014 en 2016 een groot aantal berichten op sociale media gezet waarin hij terrorisme verheerlijkt en staatsinstellingen en het koningshuis beschuldigt van betrokkenheid bij moord, wreedheden en Nazisme. Hij is daarom veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf. Het EHRM overweegt dat de nationale rechters de kwestie zorgvuldig hebben beoordeeld in het licht van de vaste rechtspraakcriteria van het Hof. De voor de veroordeling gegeven redenen zijn relevant en voldoende, zodat de klacht kennelijk ongegrond is en daarmee niet-ontvankelijk.
12-10-2023
(Zaaknaam: Rivadulla Duró t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2023:1012DEC002792521, EHRC-2023-0258)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
BA heeft een veiligheidsattest aangevraagd en dat niet gekregen. Hij verzocht daarop om inzage in de onderliggende persoonsgegevensregistratie, maar dat werd hem geweigerd. In plaats daarvan heeft het Controleorgaan op de politionele informatie een controle en correctie uitgevoerd, echter zonder aan BA mee te delen wat er is veranderd. Het HvJ EU oordeelt dat richtlijn 2016/680 in dit soort gevallen een zekere ruimte biedt om een minimum aan informatie toch mee te delen. In ieder geval moet er volwaardige rechterlijke toetsing mogelijk zijn van het besluit van een toezichthoudende autoriteit om een uitgevoerde controle te beëindigen.
16-11-2023
(Zaaknaam: Ligue des droits humains (Vérification du traitement des données par l’autorité de contrôle), ECLI:EU:C:2023:874, EHRC-2023-0256) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In het onderhavige geval is een consumentenkrediet verstrekt, maar konden de verzoekers al snel niet meer tegemoetkomen aan de aflossingsvereisten. Daarop wilde de kredietverstrekker overgaan tot het openbaar verkopen van hun woning. Het HvJ EU oordeelt dat de nationale rechter in een dergelijk geval ambtshalve moet beoordelen of een beding betreffende vervroegde opeisbaarheid van betaling wel proportioneel is. Daarbij moet niet alleen rekening worden gehouden met factoren als de omvang van het verschuldigde bedrag, maar ook met de gevolgen voor de betrokkenen als het gaat om verkoop van hun woning.
09-11-2023
(Zaaknaam: Všeobecná úverová banka, ECLI:EU:C:2023:845, EHRC-2023-0262) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Als een asielverzoek wordt ingediend en daarbij beroep wordt gedaan op zowel de algemene geweldssituatie in het land van herkomst en op persoonlijke omstandigheden, moet de nationale rechter volgens het HvJ EU onderscheid maken tussen de situatietypen van onderdelen b) en c) van art. 15 van Rl 2011/95/EU. Bij beide onderdelen moet een combinatie van algemene en persoonlijke omstandigheden worden betrokken, maar alleen bij onderdeel c) kan een verdergaande bescherming worden gegeven dan art. 3 EVRM vereist; dit betekent dat dan niet hoeft te worden aangetoond dat sprake is van de ‘most extreme cases of general violence’.
09-11-2023
(Zaaknaam: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Notion d’atteintes graves), ECLI:EU:C:2023:843, EHRC-2023-0260) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In verband met een verzoek om overlevering van een veroordeelde Poolse staatsburger vraagt een Duitse rechter zich af wie moet beoordelen of deze in Polen een risico loopt op een ernstig oneerlijke behandeling: het HvJ EU of hijzelf. Het HvJ EU oordeelt dat deze verantwoordelijkheid rust bij de nationale rechter. Als het gaat om een veroordeelde staatsburger hoeft de beoordeling van het concrete geval alleen de situatie tot de veroordeling te betreffen; latere ontwikkelingen zijn in dit situatietype redelijkerwijs niet relevant.
09-11-2023
(Zaaknaam: Staatsanwaltschaft Aachen, ECLI:EU:C:2023:841, EHRC-2023-0259) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In een nationale civielrechtelijke procedure is beroep gedaan op art. 31 lid 2 Handvest (recht op doorbetaalde jaarlijkse vakantie). In dit soort horizontale geschillen kan volgens het HvJ inderdaad beroep worden gedaan op art. 31 lid 2, mits de kwestie binnen het toepassingsbereik van het EU-recht valt. Dat is het geval nu nationale wetgeving van toepassing is die richtlijn 2003/88/EG implementeert. De nationale rechter moet in voorkomende gevallen de nationale wetgeving dan buiten toepassing kunnen laten, ook in zaken tegen een particulier. In onderhavige kwestie is dat echter niet nodig omdat de nationale wetgeving overeenstemt met de richtlijn.
09-11-2023
(Zaaknaam: Keolis Agen, ECLI:EU:C:2023:834, EHRC-2023-0254) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Deze zaak heeft betrekking op de vraag of en onder welke voorwaarden een nationale strafrechter bevoegd is om het ten laste gelegde anders te kwalificeren dan het openbaar ministerie aanvankelijk in de tenlastelegging heeft gedaan. Het HvJ EU oordeelt dat dit aanvaardbaar is, maar alleen als de beklaagde tijdig op de hoogte is gebracht van de voorgenomen nieuwe kwalificatie, zodanig dat de betrokkene zijn verdediging met het oog op deze kwalificatie doeltreffend kan voorbereiden.
09-11-2023
(Zaaknaam: BK (Requalification de l’infraction), ECLI:EU:C:2023:844, EHRC-2023-0249)