Update
Uitspraken van 25-10-2023 tot 07-11-2023
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 20 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Locascia e.a. wonen in Campanië, waar sinds 1994 grote problemen bestonden bij het ophalen en verwerken van afval. Pas na 2009 zijn die problemen opgelost, maar dat gebeurde onder meer door een toch al gebrekkige afvalverwerkingsinstallatie bij de woningen van klagers een vergunning te geven om extra huisvuil te verwerken. Dat leidde tot sterke grondwaterverontreiniging, die ook nu nog niet is opgelost. Het EHRM oordeelt dat Italië zowel door de problemen met de afvalverwerking en door het niet-effectief opruimen van de milieuverontreiniging bij de afvalverwerkingsinstallatie art. 8 EVRM is geschonden. De informatierechten van Locascia e.a. zijn wel voldoende beschermd.
19-10-2023
(Zaaknaam: Locascia e.a. t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2023:1019JUD003564810, EHRC-2023-0233) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Luca is slachtoffer geworden van ernstig huiselijk geweld, zowel fysiek als psychologisch. Er zijn echter nauwelijks beschermende maatregelen getroffen en uiteindelijk zijn haar kinderen ondergebracht bij de dader. Het Hof overweegt dat Moldavië ernstig tekort is geschoten in zijn verplichtingen om bescherming te bieden tegen huiselijk geweld. Bovendien zijn in de beoordeling van de zaak stereotyperende bewoordingen gebruikt en geeft de opstelling van de autoriteiten blijk van discriminatie jegens vrouwen. De staat heeft bovendien te weinig gedaan om een omgangsregeling voor Luca en haar kinderen te bewerkstelligen. Dit is in strijd met art. 3, 8 en 14 EVRM.
17-10-2023
(Zaaknaam: Luca t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2023:1017JUD005535117, EHRC-2023-0234) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De zoon van Dimaksyan is tijdens militaire dienstplicht geraakt door een ondeskundig afgeschoten kogel. Hij is naar een ziekenhuis gebracht, maar het transport duurde lang en de zoon overleed snel daarna. Het EHRM oordeelt dat de staat bijzondere verantwoordelijkheden heeft als het gaat om dienstplichtigen, zowel als het gaat om wapentraining als waar het gaat om medische noodhulp. Beide verplichtingen zijn in Armenië op papier nagekomen, maar in de praktijk zijn in deze zaak ernstige tekortkomingen te zien. Ook is onvoldoende onderzoek verricht naar de omstandigheden van overlijden. Art. 2 EVRM is dan ook in materieel en procedureel opzicht geschonden.
17-10-2023
(Zaaknaam: Dimaksyan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2023:1017JUD002990614, EHRC-2023-0230) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een minderjarige bootvluchteling is in 2021 op Malta aangekomen. In verband met de risico’s van coronabesmetting is hij twee weken in besloten quarantaine gehouden. Daarna is hij gedetineerd omdat zijn minderjarigheid nog niet vaststond. Het Hof acht de omstandigheden van detentie in verband met de kwetsbaarheid van de vluchteling in strijd met art. 3 EVRM. Detentie voor twee weken om besmetting met corona te voorkomen is niet in overeenstemming met art. 5 lid 1 (b) EVRM. Evenmin is langdurige detentie van een kwetsbare minderjarige vluchteling te verenigen met art. 5 lid 1 (f) EVRM. Art. 5 is dan ook geschonden.
17-10-2023
(Zaaknaam: A.D. t. Malta, ECLI:CE:ECHR:2023:1017JUD001242722, EHRC-2023-0228) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee internationale oliebedrijven zijn in Frankrijk veroordeeld wegens corruptie bij het uitvoeren van het ‘olie-voor-voedsel’-programma in Irak. Voor het EHRM hebben zij gesteld dat de wetgeving die dit gedrag strafbaar stelde niet voldoende voorzienbaar was. Het EHRM oordeelt echter dat de in 2000 ingevoerde bepaling duidelijk was geformuleerd en evident in dit geval van toepassing was. De nationale rechters hebben hun interpretatie en toepassing van de bepaling uitvoerig beargumenteerd. De oliebedrijven hadden bovendien moeten (kunnen) weten dat hun slimme, clandestiene handelen ontoelaatbaar was. De veroordeling is dan ook niet in strijd met art. 7 EVRM.
12-10-2023
(Zaaknaam: Total S.A. en Vitol S.A. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2023:1012JUD003463418, EHRC-2023-0237) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Verschillende vluchtelingen zijn met vervalste reisdocumenten op de luchthaven van Boedapest staande gehouden. Hoewel zij gemotiveerd asiel aanvroegen, hebben de autoriteiten hen overgebracht naar Servië, met de stelling dat hun asielverzoeken daar konden worden behandeld. Het EHRM oordeelt dat die werkwijze in strijd is met art. 4 P4 EVRM; dat klagers met valse reispapieren reisden, doet daaraan niet af. Daarnaast is het in strijd met art. 3 EVRM dat klagers zijn overgebracht naar Servië, zonder dat is nagegaan of ze daar een goede asielprocedure zouden kunnen krijgen.
12-10-2023
(Zaaknaam: S.S. e.a. t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2023:1012JUD005641719, EHRC-2023-0236) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Toen C.P. nog samenwoonde met haar ex-partner heeft zij twee (door de ex-partner erkende) kinderen gekregen. Later is C.P. gaan samenwonen met M.N., die de biologische vader is van een van de kinderen. M.N. heeft een vaderschapsontkenningsprocedure gestart tegen de ex-partner, maar pas nadat de wettelijke termijn hiervoor al was verstreken. Het EHRM overweegt dat C.P. en M.N. niet overtuigend hebben uitgelegd waarom zij de vordering niet eerder hebben ingesteld. Vanwege het belang van dit soort termijnen voor de rechtszekerheid en duidelijkheid, en nu de nationale rechter de zaak zorgvuldig heeft beoordeeld, is art. 8 EVRM niet geschonden.
12-10-2023
(Zaaknaam: C.P. en M.N. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2023:1012JUD005651517, EHRC-2023-0229) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De president van het Hof van Beroep van Sofia is in 2014 strafrechtelijk vervolgd vanwege vermeende onregelmatigheden in een aanbestedingsprocedure. Hij is in dit verband door de Hoge Raad van Justitie (SJC) tijdelijk van zijn functies ontheven; hij kreeg ook geen salaris uitbetaald. De schorsing duurde 2,5 jaar; na zeven jaar werd de rechter alsnog vrijgesproken. Het EHRM oordeelt dat omtrent de schorsingsbeslissing te weinig rechtsbescherming is geboden, in strijd met art. 6 EVRM. Daarnaast heeft de schorsing een vergaande inbreuk gemaakt op klagers privéleven. Zeker nu te weinig waarborgen zijn geboden, is daarom ook art. 8 EVRM geschonden.
10-10-2023
(Zaaknaam: Pengezov t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2023:1010JUD006629214, EHRC-2023-0235) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een stichting met humanitaire hulpverlening als doel blijkt veel steun en donaties te geven aan twee Palestijnse organisaties die directe banden hebben met de terroristische organisatie Hamas. Daarop is de stichting ontbonden en zijn haar middelen in beslag genomen. Het EHRM overweegt dat het tegengaan van terrorisme (ook elders) een legitiem doel is; het bevorderen van goede, vreedzame internationale relaties is een kernwaarde van het EVRM. De nationale rechter heeft de banden met Hamas overtuigend vastgesteld en heeft zorgvuldig getoetst of andere maatregelen dan een verbod effectief zouden zijn. Gelet hierop oordeelt het Hof dat art. 11 EVRM niet is geschonden.
10-10-2023
(Zaaknaam: Internationale Humanitäre Hilfsorganisation e. V. t. Duitsland, ECLI:CE:ECHR:2023:1010JUD001121419, EHRC-2023-0232) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
I.V. heeft in 2006 een zoon gekregen, die later door een andere man is erkend. I.V. heeft diens vaderschap in Letland betwist, naar uiteindelijk bleek: succesvol. Intussen verhuisde de moeder naar Estland, waar adoptie door haar nieuwe partner werd toegestaan. Een beroep daartegen door I.V. werd afgewezen omdat diens vaderschap nog niet vaststond. Volgens het Hof heeft de Estse rechter ten onrechte geen rekening gehouden met de Letse vaderschapsontkenningsprocedure, terwijl hij daar wel van op de hoogte had moeten zijn. De procedure is onzorgvuldig geweest en de verschillende belangen zijn niet afdoende afgewogen, in strijd met art. 8 EVRM.
10-10-2023
(Zaaknaam: I.V. t. Estland, ECLI:CE:ECHR:2023:1010JUD003703121, EHRC-2023-0231)