Update
Uitspraken van 27-09-2023 tot 10-10-2023
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 18 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Letland is in 2018 nieuwe wetgeving aangenomen, waardoor op openbare scholen een groot aantal vakken verplicht in het Lets moet worden onderwezen; daardoor blijft er veel minder tijd over voor onderwijs in de minderheidstaal Russisch. Het EHRM wijst op de bijzondere context van eerdere russificatie in Letland en acht het begrijpelijk dat Letland de eigen taal wil versterken. Zeker gelet op de ruime margin of appreciation is in deze doelstelling een voldoende overtuigende rechtvaardiging gelegen, zodat art. 14 EVRM niet is geschonden. Een recht op onderwijs in de eigen voorkeurstaal kan bovendien niet in art. 2 EP worden gelezen.
14-09-2023
(Zaaknaam: Valiullina e.a. t. Letland, ECLI:CE:ECHR:2023:0914JUD005692819, EHRC-2023-0213) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee vrouwen willen zwanger worden met (ingevroren) sperma van hun inmiddels overleden echtgenoten. In Frankrijk geldt echter een absoluut verbod voor dergelijke postume reproductie. De vrouwen willen daarom uitwijken naar Spanje, maar ook dat is naar Frans recht niet toegestaan. Het EHRM acht een volledig verbod, dat ook een verbod op reproductie over de grens omvat, coherent. Bij het maken van de relevante wetgeving is de wetgever zijn – vanwege de ethische aspecten ruime – margin of appreciation niet te buiten gegaan. Art. 8 EVRM is daarom niet geschonden.
14-09-2023
(Zaaknaam: Baret en Caballero t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2023:0914JUD002229620, EHRC-2023-0205) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee in Amerika en Duitsland woonachtige IT-onderzoekers hebben bij een Britse rechter klachten ingediend over de doorgifte van hun gegevens aan het Verenigd Koninkrijk en de verwerking, analyse en opslag van die gegevens. Het VK heeft gesteld dat het Hof geen rechtsmacht heeft, omdat de beide klagers niet in het VK wonen. Het EHRM oordeelt echter dat het bij het bepalen van jurisdictie niet gaat om de verblijfsplaats van de slachtoffers, maar om de vraag waar een inbreuk plaatsvindt. In lijn met zijn eerdere uitspraak in Big Brother Watch verklaart het Hof dat art. 8 EVRM is geschonden.
12-09-2023
(Zaaknaam: Wieder en Guarnieri t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2023:0912JUD006437116, EHRC-2023-0216) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Rusland worden persoonsgegevens na strafrechtelijke onderzoeken lang bewaard in een databank, ook als verdachten zijn ontslagen van rechtsvervolging of als een straf is afgelopen. Deze bewaring kan tot moeilijkheden leiden bij het vinden van een baan. Het EHRM oordeelt dat de Russische wetgeving met onvoldoende waarborgen is omkleed. Met name ontbreekt openheid over de vraag wanneer gegevens uit de databank kunnen worden verwijderd en is er geen ruimte om een afweging te maken tussen het bewaringsdoel en de gevolgen van die bewaring voor de datasubjecten. Dit betekent dat art. 8 EVRM is geschonden.
12-09-2023
(Zaaknaam: N.F. e.a. t. Rusland, ECLI:CE:EHRC:2023:0912JUD000353715, EHRC-2023-0211) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Rond 2017 vonden er in Tsjetsjenië veel ‘homoseksuele zuiveringen’ plaats. Zo werd Lapunov in die periode zonder grondslag opgepakt, twaalf dagen incommunicado gedetineerd en ondertussen ernstige mishandeld en bedreigd. Naar aanleiding van het gebeurde vond op aandringen van ngo’s wel enig onderzoek plaats, maar dat werd snel beëindigd. Het EHRM oordeelt dat in deze omstandigheden gesproken kan worden van foltering, in strijd met art. 3 EVRM. Het onderzoek was volstrekt ontoereikend en eveneens in strijd met art. 3 EVRM. De detentie was zonder grond en daarmee in strijd met art. 5 EVRM.
12-09-2023
(Zaaknaam: Lapunov t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2023:0912JUD002883419, EHRC-2023-0210) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een journalist heeft in een tijdschrift een artikel over de ‘tien machtigste oligarchen’ van Litouwen geschreven. Naar aanleiding van klachten van een van deze personen heeft een Commissie vastgesteld dat het artikel onvoldoende feitelijke grondslag had en is de journalist verplicht dat oordeel te publiceren. Het Hof benadrukt dat het artikel een belangrijk onderwerp betrof, nu de betrokkene ook veel politieke invloed had. De nationale rechter heeft dat onvoldoende meegewogen. Evenmin is goed gekeken naar de (relatief beperkte) gevolgen van de publicatie voor de betrokkene en de vergaande gevolgen van rectificatie voor de journalist. Hierdoor is art. 10 EVRM geschonden.
12-09-2023
(Zaaknaam: Eigirdas en VI Demokratijos pletros fondas t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2023:0912JUD008404817, EHRC-2023-0208) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een wegens betrokkenheid bij terrorisme veroordeelde man moet volgens de Franse autoriteiten worden uitgezet naar Algerije, maar het EHRM heeft eerder geoordeeld dat daarbij een risico zou bestaan van aantasting van art. 3 EVRM. De man verblijft daardoor nog steeds in Frankrijk, waarbij hem vrijheidsbeperkende maatregelen zijn opgelegd. Hij wil die maatregelen laten toetsen bij het EHRM, maar dat oordeelt dat hij niet alle rechtsmiddelen heeft uitgeput. Dat in zijn zaak de Constitutionele Raad een grondwettigheidstoetsing heeft uitgevoerd maakt namelijk niet dat een regulier hoger beroep niet meer zinvol is. De zaak is daarom niet-ontvankelijk.
12-07-2023
(Zaaknaam: Daoudi t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2023:0712DEC004863818, EHRC-2023-0207)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Twee asielzoekers hebben na aankomst in Nederland politieke kritiek jegens de Soedanese autoriteiten geuit. Zij vrezen voor vervolging als ze zouden terugkeren. Volgens het HvJ EU moet het begrip ‘vervolging wegens politieke overtuiging’ ruim worden uitgelegd. Ook een opvatting van iemand die nog niet negatief in de belangstelling heeft gestaan van vervolgingsautoriteiten in het land van herkomst, kan onder dit begrip vallen. Of dan ook een daadwerkelijk risico van vervolging bestaat, hangt af van onder meer contextfactoren en eventuele activiteiten die de betrokkene heeft verricht om zijn overtuiging tot uitdrukking te brengen.
21-09-2023
(Zaaknaam: Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (Opinions politiques dans l’État membre d’accueil), ECLI:EU:C:2023:688, EHRC-2023-0212) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een Spaanse vennootschap en een Portugese vennootschap hebben, onder leiding van dezelfde persoon, in Spanje resp. Portugal een frauduleus piramidespel opgezet. De bestuurder is daarvoor in beide lidstaten veroordeeld tot gevangenisstraffen. Portugal heeft een EAB uitgevaardigd om ervoor te zorgen dat de bestuurder, na uitzitten van zijn straf in Spanje, naar Portugal wordt overgebracht. Het HvJ EU overweegt dat in een geval als dit geen sprake lijkt te zijn van ‘bis in idem’, nu het ging om activiteiten die in verschillende lidstaten middels verschillende rechtspersonen zijn uitgevoerd.
21-09-2023
(Zaaknaam: Juan, ECLI:EU:C:2023:684, EHRC-2023-0209) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Vanwege de ‘sjoemelsoftware’ om kunstmatig stikstofuitstootmetingen te verlagen zijn aan de Volkswagengroep in Duitsland en Italië hoge boetes opgelegd. Het HvJ EU overweegt dat de Italiaanse boete van strafrechtelijke aard is en dat die moet voldoen aan het ne-bis-in-idembeginsel van art. 50 Hv. Weliswaar betreft de Italiaanse boete iets andere gedragingen dan de Duitse, maar het Hof ziet ook veel parallellen. De Italiaanse rechter moet onderzoeken of die maken dat het ne-bis-in-idembeginsel van toepassing is. Zo ja, dan moet de rechter nagaan of is voldaan aan strikte eisen van evenredigheid en afstemming tussen de autoriteiten.
14-09-2023
(Zaaknaam: Volkswagen Group Italia en Volkswagen Aktiengesellschaft, ECLI:EU:C:2023:663, EHRC-2023-0215) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Vinal produceert en verhandelt alcoholhoudende producten en heeft een vergunning voor het beheer van een belastingentrepot voor de accijns. De onderneming krijgt wegens achterstallige belastingen en niet-naleven van de accijnsregeling twee boetes opgelegd. Vanwege het accijnsvergrijp wordt later de beheervergunning ingetrokken. Het is aan de verwijzende rechter om te onderzoeken of die intrekking van strafrechtelijke aard is en of deze voldoet aan de eisen van art. 50 en 52 lid 1 Hv, maar het HvJ impliceert dat dit het geval zou kunnen zijn. Wel spreekt het twijfels uit over de verenigbaarheid van de (definitieve) intrekking met het ongeschreven Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel.
14-09-2023
(Zaaknaam: Vinal, ECLI:EU:C:2023:667, EHRC-2023-0214) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Aan NK is een boete opgelegd voor het exploiteren van kansspelen. Na vrijspraak zijn de feiten anders gekwalificeerd en volgde alsnog een boete voor het opzetten van kansspelen. Het ne-bis-in-idembeginsel (art. 50 Hv) verzet zich er volgens het HvJ EU tegen dat een strafsanctie wordt opgelegd wegens het maken van een inbreuk op een nationale wettelijke regeling die de uitoefening van de vrijheid van dienstverrichting (art. 56 VWEU) kan belemmeren, wanneer deze persoon voor dezelfde feiten reeds bij een definitieve rechterlijke beslissing is vrijgesproken voor het maken van een inbreuk op een andere bepaling van die wettelijke regeling.
14-09-2023
(Zaaknaam: Bezirkshauptmannschaft Feldkirch, ECLI:EU:C:2023:670, EHRC-2023-0206) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een groep Syrische vluchtelingen wilde in Griekenland asiel aanvragen, maar is door Frontex overgebracht naar Turkije en is van daaruit doorgereisd naar Irak. Bij het Gerecht van de EU hebben zij een vordering tot schadevergoeding ingediend, omdat ze door optreden van Frontex materiële en immateriële schade zouden hebben opgelopen, voor, tijdens en na de terukeeroperatie. Het Gerecht oordeelt dat onvoldoende is aangetoond dat er een direct causaal verband bestaat tussen de gestelde schade (waaronder betaling van een mensensmokkelaar om naar Irak te reizen) en het optreden van Frontex. Er is dan ook geen grond voor schadevergoeding door Frontex.
06-09-2023
(Zaaknaam: WS e.a. t. Frontex, ECLI:EU:T:2023:492, EHRC-2023-0217)