Update
Uitspraken van 21-06-2023 tot 04-07-2023
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 13 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Roccella is vervolgd wegens belediging, maar vanwege tegenstrijdige getuigenverklaringen in eerste aanleg niet veroordeeld. In hoger beroep werden de getuigen niet opnieuw gehoord. Roccella werd toen tot civielrechtelijke schadevergoeding veroordeeld. Het EHRM oordeelt dat het hier gaat om art. 6 lid 1 EVRM in zijn civielrechtelijke component; de eisen daarbij zijn minder hoog dan in strafzaken. Dat de getuigen niet opnieuw zijn gehoord is dan ook niet in strijd met art. 6 lid 1 EVRM. Dat nationaal recht dit wel voorschrijft is in het licht van art. 53 EVRM toelaatbaar, maar maakt deze conclusie niet anders.
15-06-2023
(Zaaknaam: Roccella t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2023:0615JUD004476416, EHRC-2023-0161) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee ondernemingen die zich bezighouden met de bouw van een datacentrum hebben daarvoor geen toestemming gekregen om redenen van nationale veiligheid. Op basis van een geheim inlichtingenrapport nam een commissie aan dat er banden waren met Rusland en dat er risico’s waren voor onder meer cyberspionage. De ondernemingen kregen geen toegang tot het geheime rapport, maar het EHRM acht dat te billijken omdat er verder voldoende informatie beschikbaar was. Nu er een redelijke afweging is gemaakt tussen procedurele rechten en bescherming van de nationale veiligheid is art. 6 lid 1 EVRM niet geschonden.
13-06-2023
(Zaaknaam: UAB Ambercore DC en UAB Arcus Novus t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2023:0613JUD005677418, EHRC-2023-0164) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De voormalige directeur van de Guatemalteekse nationale burgerpolitie is in Zwitserland – waar hij heen was gevlucht – strafrechtelijk vervolgd wegens betrokkenheid bij verschillende moorden in Guatemala. Na gedeeltelijke vrijspraak wilde hij worden vrijgelaten, maar detentierechter A.C.F.-B oordeelde dat daar geen gronden voor waren. Later presideerde zij over de kamer die A.C.F.-B alsnog strafrechtelijk veroordeelde. Gelet op de overwegingen van A.C.F.-B over de hechtenis oordeelt het Hof dat er redelijke twijfel mogelijk was over haar objectieve onpartijdigheid ten aanzien van de uiteindelijke schuldkwestie. Dit betekent dat art. 6 lid 1 EVRM is geschonden.
13-06-2023
(Zaaknaam: Sperisen t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2023:0613JUD002206020, EHRC-2023-0163) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In verband met een uitleveringsprocedure zat Khokhlov in voorlopige hechtenis. Hij procedeerde tegen de vrijheidsberoving, maar de procedure liep vertraging op doordat van half maart tot begin juni 2020 de behandeling van zaken werd geschorst vanwege de coronapandemie. Het EHRM toont daar begrip voor, maar overweegt dat er in deze zaak ook andere, niet te rechtvaardigen vertragingen zijn geslopen. Dit maakt dat dat art. 5 lid 1 en art. 5 lid 4 zijn geschonden.
13-06-2023
(Zaaknaam: Khokhlov t. Cyprus, ECLI:CE:ECHR:2023:0613JUD005341120, EHRC-2023-0157) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Badalyan is tussen 1999 en 2000 in voorarrest gemarteld; later is het strafrechtelijk onderzoek tegen hem beëindigd. Badalyan heeft daarop een klacht ingediend en er werd een onderzoek ingesteld naar marteling. Dat werd stilgelegd nadat Badalyan in de VS asiel had verkregen, maar na zijn terugkomst in 2009 hervat. Wegens verjaring is het onderzoek in 2010 beëindigd. Het EHRM verwijt Armenië dat het onderzoek niet zorgvuldiger is verlopen; volledig stilleggen was niet acceptabel, net zomin als verjaring van deze feiten. Dit betekent dat art. 3 EVRM is geschonden.
13-06-2023
(Zaaknaam: Badalyan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2023:0613JUD002821511, EHRC-2023-0153) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Aktürk heeft een stuk grond aangekocht, maar nog voor de aankoop formeel was geregistreerd heeft de staat het stuk grond overgenomen. Doel van de staat was om het te gebruiken om eventueel noodwoningen te bouwen voor slachtoffers van natuurrampen. Het EHRM acht dit een zwaarwegend doel en kent de staat veel ruimte toe bij het maken van keuzes in dit verband. Zeker nu snel is gehandeld, kon er geen onzekerheid bestaan over het eigendom en bovendien kon de familie Aktürk het aankoopbedrag terugkrijgen. Gelet daarop is geen onredelijke belangenafweging gemaakt en is art. 1 EP EVRM niet geschonden.
13-06-2023
(Zaaknaam: Aktürk e.a. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2023:0613JUD001675721, EHRC-2023-0152) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In het kader van vakbondsprotesten bij een militaire basis is maandenlang iedere dag bij het hijsen van de vlag een protestbijeenkomst georganiseerd. Na bezwaren van de admiraal heeft een vakbondsleider op zeker moment kritische uitspraken over de vlag via een megafoon gedaan. Daarvoor is hij tot een boete veroordeeld; de uitspraken zouden niet onder de uitingsvrijheid vallen. Het EHRM denkt daar anders over en ziet de uitspraken in het kader van het bredere vakbondsconflict. Ook nu de boete vrij hoog was, levert de veroordeling een schending op van art. 10 EVRM.
08-06-2023
(Zaaknaam: Fragoso Dacosta t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2023:0608JUD002792621, EHRC-2023-0155) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
A is in 2013 bevallen van B; daarbij is gebruikgemaakt van een embryo dat is ontstaan door bevruchting door een donor. C heeft het kind aanvankelijk erkend, maar de relatie tussen hem en A was al beëindigd toen het embryo werd teruggeplaatst. Omdat C ook geen feitelijke relatie heeft met B, heeft hij later verzocht om ontkenning van zijn vaderschap; dat is gehonoreerd. A heeft daar bezwaar tegen, maar het EHRM oordeelt dat de nationale autoriteiten een redelijke afweging hebben gemaakt tussen de verschillende belangen. Daarbij heeft B’s belang het zwaarst gewogen, zodat art. 8 EVRM niet is geschonden.
08-06-2023
(Zaaknaam: A en B t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2023:0608JUD001248221, EHRC-2023-0150) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De voorzitter van de Turkse vereniging voor de rechtspraak heeft in 2017 in een interview kritische uitspraken gedaan over voorgenomen hervormingen van de rechterlijke macht in Turkije. Daarop is een tuchtprocedure gestart die heeft geleid tot twee dagen salarisaftrek. Het EHRM wijst erop dat het een belangrijke taak is van een voorzitter als deze om kritische uitspraken te doen en overweegt dat alle uitlatingen gingen over een onderwerp van algemeen belang. Ook vanwege het ‘chilling effect’ van een tuchtprocedure en in verband met het ontbreken van effectieve rechtsmiddelen, is art. 10 EVRM geschonden.
06-06-2023
(Zaaknaam: Sarisu Pehlivan t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2023:0606JUD006302919, EHRC-2023-0162) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Om de kosten van gespecialiseerde zorg voor een ernstig ziek kindje te betalen is een collectefonds opgericht. Op een speciaal geopende bankrekening op naam van de ouders werd bijna 297.000 euro aan donaties gestort. De ouders konden echter geen gebruik maken van de bankrekening, nu wettelijk alleen rechtspersonen dat konden doen. Het kindje is overleden. Het EHRM benadrukt dat de staat hier niets te verwijten valt, hoe tragisch de gevolgen ook waren. De wetgeving heeft geen causaal verband met het overlijden en is bovendien snel aangepast. Art. 2 EVRM is dan ook niet geschonden.
06-06-2023
(Zaaknaam: Pitsiladi en Vasilellis t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2023:0606JUD000504914, EHRC-2023-0159) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2020 is een aanslag gepleegd op het leven van de Russische oppositieleider Navalny door vergiftiging met novitsjok. Het Hof buigt zich over het feit dat Rusland heeft besloten hier geen strafrechtelijk onderzoek naar in te stellen omdat niet was gebleken van vergiftiging van Navalny. Het EHRM concludeert op verschillende gronden dat Rusland daarmee tekort is geschoten in de naleving van zijn verplichtingen onder het EVRM, onder meer nu het Verdrag over chemische wapens ook naar Russisch recht in dit soort gevallen nader onderzoek vergt en de kans dat het ging om een aanslag reëel was. Schending art. 2 EVRM.
06-06-2023
(Zaaknaam: Navalnyy t. Rusland (nr. 3), ECLI:CE:ECHR:2023:0606JUD003641820, EHRC-2023-0158) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Kazan nam in 2000 deel aan een herdenkingsbijeenkomst die uiteindelijk ontaardde in een gevecht met ordehandhavers. Daarbij werden 46 mensen opgepakt, waaronder Kazan. Zij werd uiteindelijk vrijgesproken omdat bleek dat zij zich niet schuldig had gemaakt aan geweldpleging. De 46 arrestanten werden daarna wel veroordeeld tot een schadevergoeding aan de staat vanwege de medische kosten van de gewond geraakte ordehandhavers. Het EHRM oordeelt dat de Turkse wet niet duidelijk bepaalt dat ook iemand die zelf geen schade heeft veroorzaakt, daar toch aansprakelijk voor kan worden gesteld. De wetgeving levert wegens onvoorzienbaarheid daarmee een schending op van art. 11 EVRM.
06-06-2023
(Zaaknaam: Kazan t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2023:0606JUD005826210, EHRC-2023-0156) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee pro-Koerdische oppositieleiders zijn in 2016 opgepakt op verdenking van terrorismebetrokkenheid. Het EHRM heeft eerder al geoordeeld dat hun aanhouding op geen enkele redelijke verdenking was gebaseerd. De huidige procedure heeft betrekking op vergaand toezicht op het contact tussen de oppositieleiders en hun advocaten. Het EHRM oordeelt dat dergelijk toezicht alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden aanvaardbaar is en met goede waarborgen moet worden omkleed. Die waarborgen waren er niet en er was te weinig rechtsbescherming. Doordat klagers daardoor geen goede rechtsbijstand hebben gekregen in hun procedure over hun voorarrest, is art. 5 lid 4 EVRM is geschonden.
06-06-2023
(Zaaknaam: Demirtaş en Yüksedağ Şenoğlu t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2023:0606JUD001020721, EHRC-2023-0154) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Het Poolse Constitutionele Hof heeft in 2019 een uitspraak gedaan waardoor het recht op abortus en gezinsplanning is ingeperkt. Klaagsters hebben verzoekschriften ingediend bij het EHRM met de stelling dat die wetgeving hen potentieel raakt, nu zij medische omstandigheden hebben die maken dat hun foetus afwijkingen vertoont. De verzoekschriften zijn ingediend via een door een NGO voorbereid formulier. Het EHRM verklaart de klachten niet-ontvankelijk omdat er te weinig bewijs is geleverd dat klaagsters privéleven daadwerkelijk en individueel door de wetgeving zou worden geraakt, zoals vereist door art. 34 EVRM.
16-05-2023
(Zaaknaam: A.M. e.a. t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2023:0516DEC000418821, EHRC-2023-0151)