Update
Uitspraken van 23-11-2022 tot 05-12-2022
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 22 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Dertien parlementariërs van een linkse, pro-Koerdische partij zijn opgepakt en in voorlopige hechtenis genomen vanwege vermeend haatzaaiende en opruiende uitingen. In het licht van zijn eerdere uitspraak in Selahattin Demirtaş (nr. 2) en op basis van door de Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa ingediende observaties stelt het Hof vast dat de detentie duidelijk in strijd is met art. 10 EVRM en niet berustte op enige redelijke verdenking (strijd met art. 5 EVRM). Ook was bij de detentie sprake van misbruik van de beperkingsbevoegdheid (art. 18 EVRM). De vrijlating van de dertien parlementariërs moet onmiddellijk worden bewerkstelligd.
(Zaaknaam: Yüksedağ Şenoğlu e.a. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2022:1108JUD001433217, EHRC-2022-0307) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Maria Atanasiu heeft het EHRM geoordeeld dat het mechanisme voor restitutie en compensatie van in de communistische tijd onteigend eigendom tekortkomingen vertoonde. Dit heeft tot nieuwe wetgeving geleid, waarvan het Hof in Preda oordeelde dat die wel aan de eisen van het EVRM voldeed. Het Hof moet nu echter vaststellen dat ook de nieuwe wetgeving leidt tot niet-restitutie en te lage compensaties, zodat art. 1 EP EVRM nog steeds structureel wordt geschonden. Het Hof roept onder art. 46 EVRM op tot snelle actie om dit probleem op te lossen.
(Zaaknaam: Valeanu e.a. t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:1108JUD005901217, EHRC-2022-0306) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In de zaak Lindheim heeft het EHRM in 2012 vastgesteld dat de Noorse wetgeving voor het berekenen van de pachtbedragen in strijd was met het eigendomsrecht. Daarop heeft er een uitgebreid en diepgaand wetgevingsproces plaatsgevonden dat tot een nieuw pachtsomplafond heeft geleid. De klagende organisatie vindt dat nog steeds een aantasting van het eigendomsrecht, maar het EHRM oordeelt dat er geen reden is om de zorgvuldige afwegingen van de wetgever opzij te zetten. Ook is er een grondige nationale procedure geweest waarin een hardheidsclausule kon worden ingeroepen. Art. 1 EP EVRM is dan ook niet geschonden.
(Zaaknaam: The Karibu Foundation t. Noorwegen, ECLI:CE:ECHR:2022:1110JUD000231720, EHRC-2022-0305) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een journalist heeft geprobeerd toegang te krijgen tot informatie van de Duitse buitenlandse veiligheidsdienst over een voormalig president van Sleeswijk-Holstein. Hij heeft die toegang maar gedeeltelijk gekregen. Volgens de regering heeft hij het Hof misleid door te verzwijgen dat hij wel degelijk toegang heeft gekregen, maar het Hof neemt geen misbruik van procesrecht aan. Het oordeelt verder dat staten een ruime margin of appreciation hebben bij kwesties van nationale veiligheid. De journalist heeft kunnen procederen over de weigering, maar heeft daarbij onvoldoende aangetoond dat hij ook tot het fysieke dossier toegang zou moeten krijgen. Art. 10 EVRM is niet geschonden.
(Zaaknaam: Saure t. Duitsland, ECLI:CE:ECHR:2022:1108JUD000881916, EHRC-2022-0303) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De voormalig president van de Letse Centrale Bank (die ook deel uitmaakt van de Bestuursraad van de ECB) is in 2019 aangehouden en gedurende 46 uur vastgehouden op verdenking van betrokkenheid bij corruptie. Het EHRM oordeelt dat de aanhouding conform de regels is verlopen en dat er sprake was van een redelijke verdenking van een strafbaar feit; art. 5 lid 1 (c) EVRM is dan ook niet geschonden. De duur van het vasthouden was verder niet zodanig dat er toegang moest worden geboden tot een rechter in de zin van art. 5 lid 3 EVRM.
(Zaaknaam: Rimšěvičs t. Letland, ECLI:CE:ECHR:2022:1110JUD005642518, EHRC-2022-0302) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Kostadinov en zijn zus hadden een onderneming, maar die werd op een frauduleuze manier door D.A. doorverkocht aan een derde partij. D.A. is veroordeeld en Kostadinov heeft daarop geprobeerd zijn onderneming terug te krijgen, maar daarin is hij niet geslaagd. Het EHRM oordeelt dat de nationale rechters te weinig hebben gedaan om de eigendomsrechtelijke belangen van Kostadinov te erkennen en te beschermen. De staat heeft daarmee zijn positiefrechtelijke verplichtingen onder art. 1 EP EVRM geschonden.
(Zaaknaam: Nilokay Kostadinov t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2022:1108JUD002174315, EHRC-2022-0301) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Roemenië moeten kandidaten voor een opleidingsplaats tot militaire arts aan dezelfde eisen voor lichaamslengte en -gewicht voldoen als andere militairen. Het EHRM acht dat niet redelijk, nu niet is gebleken dat de eis dat ze een volledige legeruitrusting kunnen meedragen in dezelfde mate aan legerartsen als aan andere militairen moet kunnen worden gesteld. De nationale rechter heeft zich bovendien te weinig aangetrokken van het feit dat het HvJ EU in Kalliri ook al oordeelde dat de eisen tot ongerechtvaardigd indirect onderscheid naar geslacht leidde. Art. 2 EP en 14 EVRM zijn dan ook geschonden.
(Zaaknaam: Moraru t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:1108JUD006448019, EHRC-2022-0300) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In de Spaanse krant El Mundo verscheen in 2012 een artikel waarin het toenmalige hoofd van de regering van Catalonië werd beschuldigd van het hebben van buitenlandse bankrekeningen om steekpenningen te kunnen incasseren. Het regeringshoofd deed aangifte van laster, maar de zaak is geseponeerd. Het EHRM verklaart zijn klacht over onvoldoende reputatiebescherming kennelijk ongegrond. Het is niet onredelijk dat Spanje alleen ernstige vormen van smaad en laster strafbaar stelt. Bovendien had het regeringshoofd ook mogelijkheden gehad om via de civiele rechter een procedure tegen de krant te voeren.
(Zaaknaam: Mas Gavarro t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2022:1018DEC002611115, EHRC-2022-0298) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Marina Aucanada Group heeft succesvol deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure. Door een geschil tussen de bevoegde havenautoriteit en de gemeenteraad is de procedure later echter vernietigd. Volgens de onderneming heeft zij onvoldoende mogelijkheden gehad om kennis te nemen van en te interveniëren in die bestuursrechtelijke procedure. Het Hof oordeelt echter dat de rechter niet kon weten dat de onderneming belanghebbend was. Het plaatsen van een algemene aankondiging – zoals hier was gebeurd – is dan voldoende; het is een eigen verantwoordelijkheid van de onderneming om dergelijke aankondigingen in de gaten te houden. Geen schending art. 6 lid 1 EVRM.
(Zaaknaam: Marina Aucanada Group S.L. t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2022:1108JUD000756719, EHRC-2022-0297) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een interview heeft een oprichter van een grote Baltische onderneming verschillende beschuldigingen geuit jegens de mede-oprichter en rijkste persoon in Litouwen: N.N. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een verplichting tot intrekking van het interview, omdat daarin feitelijk onjuiste informatie zou zijn gegeven. Het Hof overweegt dat de nationale rechters een goede toetsing hebben uitgevoerd, maar een cruciale zin onvoldoende in zijn context hebben gelezen en die onterecht als feitelijk hebben aangemerkt. Zeker nu het ging om een bijdrage aan een publiek debat en N.N. een publiek figuur was, vormde de intrekkingsverplichting een schending van art. 10 EVRM.
(Zaaknaam: Marcinkevičius t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2022:1115JUD002491920, EHRC-2022-0296) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Naar aanleiding van klachten over huiselijk geweld door N.M. zijn verschillende maatregelen tegen N.M. getroffen. Zo mocht hij zich niet binnen een afstand van 50 meter van zijn ex begeven. Toen deze maatregelen zo’n 3,5 jaar van kracht zijn geweest, zijn ze opgeheven, met de motivering dat N.M. ze steeds goed had nageleefd. De ex kon daartegen geen beroep instellen. Het EHRM had graag een sterkere motivering gezien, maar acht het besluit niet onredelijk of kennelijk disproportioneel. De Conventie van Istanboel kent geen beroepsrecht aan het slachtoffer toe in dit soort gevallen. Art. 8 EVRM is dan ook niet geschonden.
(Zaaknaam: Malagić t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2022:1117JUD002941717, EHRC-2022-0295) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Kupinskiyy is in Hongarije veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, met een mogelijkheid van vervroegde vrijlating na twintig jaar. Nadat hij is overgeleverd aan Oekraïne is daar de straf geconverteerd, maar in Oekraïne is vervroegde vrijlating na twintig jaar niet mogelijk. Het EHRM oordeelt dat het opleggen van een dergelijke niet-verkortbare levenslange gevangenisstraf in strijd is met art. 3 EVRM. Het converteren naar de zwaardere straf kan bovendien worden gezien als een ‘straf’ in de zin van art. 7 EVRM, zodat ook die bepaling is geschonden.
(Zaaknaam: Kupinskiyy t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2022:1110JUD000508418, EHRC-2022-0294) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klagers zijn aanhangers van de Kerk van de Eenmaking (de ‘UC’), die wordt geleid door voorganger Moon. Sinds 2001 proberen zij de UC als religieuze gemeenschap te laten registreren, maar dit is steeds geweigerd. Daarvoor zijn verschillende redenen gegeven. Een ervan is dat de naam van de gemeenschap misleidend kan zijn, omdat die doet vermoeden dat het gaat om een oecumenische christelijke gemeenschap. Het EHRM acht die reden voldoende draagkrachtig om registratieweigering te rechtvaardigen, zodat art. 9 en 11 EVRM niet zijn geschonden.
(Zaaknaam: Ilyin e.a. t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2022:1117JUD007485214, EHRC-2022-0293) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
I.M. is met haar twee kinderen vertrokken vanwege huiselijk geweld en middelenmisbruik door partner G.C. De kinderrechter stelde een omgangsregeling voor G.C. vast, maar de vereiste beschermde omgeving werd niet geboden. Door de contacten met G.C. hebben de kinderen emotionele en psychische schade opgelopen. Niettemin is I.M. tijdelijk de ouderlijke macht ontnomen omdat zij de bezoekregeling zou frustreren. Het EHRM neemt een schending aan van art. 8 EVRM omdat de autoriteiten het welzijn van de kinderen onvoldoende in acht hebben genomen en I.M. niet serieus genoeg hebben genomen. In dit oordeel betrekt het Hof een recent GREVIO-rapport over Italië.
(Zaaknaam: I.M. e.a. t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2022:1110JUD002542620, EHRC-2022-0292) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een dienstplichtige officier in het Armeense leger is in 2010 dood aangetroffen. Nu bekend was dat hij het slachtoffer was van ernstige pesterijen en mishandelingen door zowel boven- als ondergeschikten in het leger, is aangenomen dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Hoewel het Hof begrijpt dat de nabestaanden denken dat er misschien sprake is van een doofpotkwestie, staat onvoldoende vast dat het moord kon zijn. Duidelijk is wel dat de staat ernstig tekort is geschoten in zowel zijn preventieve als zijn procedurele positieve verplichtingen, in strijd met art. 2 EVRM.
(Zaaknaam: Hovhannisyan en Nazaryan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2022:1108JUD000216912, EHRC-2022-0291) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een 70-jarige vrouw heeft haar 84-jarige echtgenoot geprobeerd te vermoorden. Zij is daarvoor vervolgd, waarbij de vraag is opgekomen of ze ontoerekeningsvatbaar was. Hiervoor zijn twee deskundigenrapporten ingewonnen, die tegenstrijdig leken maar dat volgens de rechtbank niet waren. Het verzoek om een derde rapport is daarom afgewezen en klaagster is veroordeeld tot een gevangenisstraf. Op basis van een nauwkeurige analyse van de rapporten en de beoordeling door de rechtbank concludeert het Hof dat het equality-of-arms-beginsel is geschonden door het verzoek om een extra deskundigenrapport in te winnen niet te honoreren, in strijd met art. 6 EVRM.
(Zaaknaam: Gaggl t. Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:1108JUD006395019, EHRC-2022-0289) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Wegens onbetaalde huur is men – na een gerechtelijke procedure – voornemens klager uit zijn woning te zetten. Klagers beroep tegen dit vonnis wordt afgewezen vanwege het feit dat hij de onbetaalde huur niet heeft gestort, zoals de wet voorschrijft om een dergelijk beroep in behandeling te nemen. Met een beroep op art. 6 EVRM klaagt hij hierover bij het Hof, stellend dat vanwege zijn financiële situatie hij de openstaande huur niet kon betalen, en hierdoor zijn recht op toegang tot de rechter werd geschonden. Het Hof is het met klager eens dat deze voorwaarde een beperking oplevert van het recht op toegang tot de rechter. Het doel daarvan is echter bescherming van crediteuren en voorkoming van overmatig gebruik van hogerberoepsprocedures. Het Hof acht dit niet onredelijk. Geen schending van art. 6 EVRM.
(Zaaknaam: Dahman Bendhiman t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2022:1115JUD004851220, EHRC-2022-0287) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Hongaarse kieswet bevat een speciale regeling om verkiezing van kandidaten van nationale minderheden in het parlement te bevorderen. Mensen die zichzelf hebben laten registreren als nationale-minderheidskiezer kunnen daarbij specifiek op een nationale-minderheidslijst stemmen, waarvoor een lagere kiesdrempel geldt. Zij kunnen daarentegen niet op andere lijsten stemmen. In de praktijk is het aantal geregistreerde nationale-minderheidskiezers zo laag dat geen van de kandidaten ooit vertegenwoordigd kan worden. Het EHRM acht de regeling daarom contraproductief en in strijd met het kiesrecht en discriminatieverbod, zoals beschermd door art. 3 EP EVRM en art. 14 EVRM.
(Zaaknaam: Bakirdzi en E.C. t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2022:1110JUD004963614, EHRC-2022-0286) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een militair die ook hoogleraar is, heeft tijdens een op de televisie uitgezonden debat kritische stellingen ingenomen over de Spaanse Grondwet en democratie. Er is daarom een tuchtzaak tegen hem gestart, maar die is beëindigd vanwege verjaring. Wel merkte de tuchtcommissie op dat klagers uitspraken de grenzen van de uitingsvrijheid hadden overschreden. Het EHRM stelt vast dat dit obiter dictum een ‘chilling effect’ kon hebben, zodat art. 10 EVRM is geraakt. Nu klager zich primair als hoogleraar uitsprak en de uitingen geen schade aanrichtten, was de impliciete waarschuwing in de tuchtuitspraak niet verenigbaar met art. 10 EVRM.
(Zaaknaam: Ayuso Torres t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2022:1108JUD007472917, EHRC-2022-0285) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na de moord op hun twee zoons wilden de ouders – van Turkse afkomst – hen in Turkije een islamitische begrafenis geven. Zij kregen echter geen toestemming om de lichamen over te brengen vanwege het lopende strafrechtelijk onderzoek. Daardoor heeft het 2,5 jaar geduurd voor de zoons konden worden begraven. Het EHRM wijst erop dat het recht op privéleven en religie hier botsen met het recht op een eerlijk proces. Uiteindelijk acht het doorslaggevend dat de ouders geen goede mogelijkheden hadden om de initiële weigering te laten herzien. Daardoor zijn art. 8 en 9 EVRM geschonden.
(Zaaknaam: Aygün t. België, ECLI:CE:ECHR:2022:1108JUD002833612, EHRC-2022-0284) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Vanwege vermoedens van huiselijk geweld en seksueel misbruik is een vader strafrechtelijk vervolgd, maar hij is vanwege ontbrekend bewijs vrijgesproken. Later is zowel hem als de moeder de ouderlijke macht ontzegd omdat zij de kinderen niet goed konden verzorgen. Het EHRM oordeelt dat de nationale autoriteiten op basis van een zorgvuldige beoordeling van veel rapporten hebben gehandeld in het belang van de kinderen. De beslissing was bovendien niet onomkeerbaar en er waren genoeg procedurele waarborgen. Dat de moeder wel een omgangsregeling had, maar de vader niet, acht het Hof niet onredelijk. Art. 8 EVRM is niet geschonden.
(Zaaknaam: A e.a. t. IJsland, ECLI:CE:ECHR:2022:1115JUD002513320, EHRC-2022-0283)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Voor 120 commissarisposten bij de Italiaanse nationale politie geldt een maximale leeftijdsgrens van 30 jaar. Dit vormt een ongelijke behandeling op grond van leeftijd waarvoor blijkens Richtlijn 2000/78 een rechtvaardiging moet bestaan. De nationale rechter moet onderzoeken of voor de daadwerkelijke functieuitoefening door commissarissen een uitstekende fysieke gesteldheid vereist is. Als dat zo is, moet hij bovendien nagaan of dit doel niet via een fysieke eliminatietest zou kunnen worden gediend zonder onderscheid naar leeftijd te maken. Het HvJ acht het zeer onwaarschijnlijk dat leeftijdsopbouw een rechtvaardiging voor het onderscheid kan vormen.
17-11-2022
(Zaaknaam: VT/Ministero dell'Interno , ECLI:EU:C:2022:897, EHRC-2022-0299) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In verschillende procedures over vreemdelingenbewaring is de vraag opgekomen of de rechter ambtshalve moet toetsen of aan alle voorwaarden voor bewaring is voldaan, of dat hij kan volstaan met die voorwaarden die de partijen in de zaak naar voren hebben gebracht. Het HvJ EU wijst erop dat het bij het door art. 6 Hv beschermde recht op vrijheid gaat om een belangrijk recht dat gepaard gaat met een streng kader van voorwaarden. Dat maakt de situatie anders dan die in een ‘normale’ bestuursrechtelijke procedure. De rechter moet daarom altijd ambtshalve onderzoeken of aan alle voorwaarden voor bewaring is voldaan.
(Zaaknaam: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Examen d’office de la rétention), ECLI:EU:C:2022:858, EHRC-2022-0304) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In het kader van een procedure over een inbreuk op Uniemerken is de vraag opgekomen of de nationale rechter het dictum zo ruim mag formuleren dat het aan de uitvoeringsautoriteit wordt overgelaten om te bepalen op welke waren de beslissing van toepassing is. Zo’n rechterlijke praktijk is volgens het HvJ niet ongeoorloofd en ook niet in strijd met art. 47 Hv. Voorwaarde is wel dat er een mogelijkheid is om effectief beroep in te stellen in de fase van tenuitvoerlegging, zodat een inbreuk of dreigende inbreuk daadwerkelijk kan worden aangevochten.
(Zaaknaam: Harman International Industries, ECLI:EU:C:2022:895, EHRC-2022-0290) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
De bestuurder van een onderneming wordt strafrechtelijk vervolgd vanwege btw-ontduiking. Nog voor hij is bestraft, wordt daarnaast verzocht om aan de onderneming een financiële boete op te leggen omdat zij een vermogensvoordeel zou hebben verkregen als gevolg van het gepleegde strafbare feit. Zo’n regeling betekent volgens het HvJ EU dat de nationale rechter moet uitgaan van de premisse dat er een strafbaar feit is gepleegd, zonder dat hij dat nader kan onderzoeken. Dit komt in strijd met de onschuldpresumptie, zoals beschermd door art. 48 Hv en art. 6 EVRM. Een dergelijke regeling is dan ook niet toelaatbaar.
(Zaaknaam: DELTA STROY 2003, ECLI:EU:C:2022:865, EHRC-2022-0288)