Update
Uitspraken van 09-11-2022 tot 22-11-2022
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 21 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In verband met een huurmoord zijn vier mannen opgepakt. Een van hen, F.H., werd gehoord als verdachte, maar hij ontkende aanvankelijk. Later kreeg hij gewetensnood en legde hij een volledige verklaring af over het gebeurde. Besloten werd daarna om hem in een getuigenbeschermingsprogramma op te nemen en hem niet te vervolgen. Zijn verklaring kwam doorslaggevend gewicht toe in de strafzaak tegen overgebleven verdachten, die tot levenslang zijn veroordeeld. Gelet op de omstandigheden van het geval en de grondige redengeving door de nationale rechter om zich op de getuigenverklaring te baseren, acht het EHRM art. 6 lid 1 EVRM niet geschonden.
(Zaaknaam: Xenofontos e.a. t. Cyprus, ECLI:CE:ECHR:2022:1025JUD006872516, EHRC-2022-0282) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tijdens een belastingprocedure over een naheffing is nieuwe wetgeving aangenomen met terugwerkende kracht, die voor de klager in deze zaak nadelig uitpakte. Net als eerder een Kamer van het EHRM oordeelt de Grote Kamer dat de terugwerkende kracht in deze zaak niet in strijd was met art. 6 lid 1 EVRM, nu de wetgever vooral reageerde op een uitspraak van het cassatiehof en daarop een redelijke correctie aanbracht die in het belang is van de rechtszekerheid.
(Zaaknaam: Vegotex International S.A. t. België, ECLI:CE:ECHR:2022:1103JUD004981209, EHRC-2022-0281) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De VS heeft het VK verzocht om uitlevering van de vermeende drugskartelbaas Sanchez-Sanchez. Het EHRM verduidelijkt in dit verband de verplichtingen van staten onder art. 3 EVRM bij een risico van levenslange straffen. De verdachte moet dan bewijzen dat er een reëel risico is van veroordeling tot een levenslange, niet verkortbare gevangenisstraf. Als hij daarin slaagt, moeten de nationale autoriteiten zich ervan vergewissen dat er in de ontvangende staat een mogelijk herzieningsmechanisme bestaat. Sanchez-Sanchez heeft niet aangetoond dat in zijn geval een niet-verkortbare levenslange straf een reële mogelijkheid is, dus art. 3 EVRM wordt niet aangetast bij uitlevering.
(Zaaknaam: Sanchez-Sanchez t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:1103JUD002285420, EHRC-2022-0280) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
McCallum is aangeklaagd in de VS op verdenking van betrokkenheid bij de moord op haar echtgenoot. Zij is aangehouden in Rome en de VS heeft verzocht om uitlevering. Daarbij zijn garanties gegeven dat zij niet wordt vervolgd voor een misdrijf waarop een niet-verkortbare gevangenisstraf staat. Italië heeft daarom ingestemd met de uitlevering. Het EHRM acht dit niet in strijd met art. 3 EVRM, nu mag worden uitgegaan van de betrouwbaarheid van de gegeven garanties. Dat de eventuele verkorting van de straf ter discretionaire beoordeling van een Amerikaanse gouverneur staat, is niet iets waarmee de Italiaanse autoriteiten rekening moesten houden.
(Zaaknaam: McCallum t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2022:0921DEC002086321, EHRC-2022-0279) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2017 is een strafprocedure gevoerd tegen een priester die iemand bij het patriarchaat van de Georgisch-Orthodoxe kerk wilde vermoorden. Er was veel bewijs tegen hem, waaronder vergif dat in zijn koffer werd aangetroffen; de priester werd dan ook veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf. Het EHRM acht de bewijsbeoordeling in de zaak redelijk, maar stelt een schending van art. 6 lid 1 EVRM vast omdat de zaak ten onrechte volledig achter gesloten deuren werd gevoerd. Ook is art. 6 lid 2 EVRM geschonden, onder andere omdat de vicepremier in de media uitlatingen heeft gedaan waaruit een schuldoordeel kon blijken.
(Zaaknaam: Mamaladze t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2022:1103JUD000948719, EHRC-2022-0278) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Loste is op vijfjarige leeftijd in een pleeggezin ondergebracht. In strijd met de regels heeft het gezin haar als Jehova’s Getuige opgevoed. Ook heeft Loste’s pleegvader zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik. Loste ontdekte dit pas veel later, toen ze haar dossier kon inzien. Pogingen om de staat aansprakelijk te stellen voor de geleden schade stuitten af op verjaring. Het EHRM oordeelt dat daardoor art. 13 EVRM is geschonden. Daarnaast zijn art. 3 en 9 EVRM geschonden doordat de kinderbeschermingsautoriteiten onvoldoende aandacht hebben gehad voor Loste en de situatie waarin zij zich bevond.
(Zaaknaam: Loste t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:1103JUD005922712, EHRC-2022-0277) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Franse permanente vertegenwoordiger bij de Raad van Europa werd in 2009 beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Hij is daarop eerst uit zijn functie geplaatst en later – na een tuchtprocedure – met vervroegd pensioen gestuurd. Zijn klachten betreffen de rol van de verantwoordelijke directeur-generaal bij het Franse ministerie, nu die niet alleen zijn bovengeschikte was, maar ook voorzitter was van het tuchtcomité. Het EHRM wil daarover niet oordelen, maar stelt wel vast dat de Conseil d’État ‘full jurisdiction’ had om de kwestie te beoordelen en dat ook heeft gedaan. Daarom is art. 6 lid 1 EVRM niet geschonden.
(Zaaknaam: Dahan t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:1103JUD003231414, EHRC-2022-0276)