Update
Uitspraken van 12-10-2022 tot 24-10-2022
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 19 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een medewerker van de Franse brandweer weigert zich te laten vaccineren tegen covid-19. Nu in Frankrijk in 2021 een noodwet is aangenomen die onder meer medewerkers van de nooddiensten verplicht tot vaccinatie, wordt hij ontheven van zijn werkzaamheden. Omdat hij niet op nationaal niveau heeft geprocedeerd tegen deze schorsingsbeslissing is de zaak niet-ontvankelijk. Dat de Franse Cour d’État ook al heeft geadviseerd over het wetsvoorstel en daardoor mogelijk niet geheel onpartijdig is, doet er volgens het EHRM niet aan af dat het hierbij ging om een uit te putten rechtsmiddel.
(Zaaknaam: Thevenon t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0913JUD004606121, EHRC-2022-0256) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Nigeriaanse man heeft in het VK een vaste verblijfsvergunning; hij woont in het VK samen met zijn echtgenote en drie kinderen. Na verschillende veroordelingen wegens fraude is een uitzettingsbevel tegen hem uitgevaardigd. Het EHRM overweegt dat de nationale rechter weliswaar een belangenafweging heeft uitgevoerd, maar daarbij niet alle EVRM-criteria heeft meegenomen. Het beoordeelt daarom zelf alle betrokken belangen, maar komt niet tot een ander oordeel dan de nationale rechter: de belangen bij bescherming van het gezinsleven wegen niet op tegen het algemeen belang bij uitzetting. Art. 8 EVRM wordt bij uitzetting dan ook niet geschonden.
(Zaaknaam: Otite t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0927JUD001833919, EHRC-2022-0254) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een hoge Roemeense politicus (onder meer ex-premier en minister) en zijn echtgenote zijn in 2014 veroordeeld vanwege onder meer afpersing. Bij het EHRM hebben zij talrijke klachten over art. 6 EVRM ingediend. Het EHRM oordeelt echter dat de rechters in de zaak niet partijdig waren, dat de rechten van de verdediging niet zijn aangetast, dat geen sprake is geweest van uitlokking, dat de procedure niet onredelijk veel tijd in beslag heeft genomen. Al deze klachten verklaart het Hof kennelijk ongegrond; de zaak is dan ook niet-ontvankelijk.
(Zaaknaam: Nastase t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:0906DEC000004615, EHRC-2022-0253) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2012 gaven leden van een politieke groepering kennis van hun voornemen om een demonstratie houden om op te roepen tot politieke hervormingen. Zij mochten de demonstratie echter alleen organiseren op een afgelegen plek, beweerdelijk vanwege verkeersveiligheid. Het EHRM benadrukt dat kennisgevingsplichten aanvaardbaar zijn, maar alleen met als doel een demonstratie goed te laten verlopen, bijvoorbeeld om crowd-controlmaatregelen voor te kunnen bereiden. De verplaatsing van de demonstratie was in dit geval onredelijk en maakte die demonstratie ook ineffectief. Art. 11 EVRM is dan ook geschonden.
(Zaaknaam: Mustafa Hajili e.a. t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2022:1006JUD006948313, EHRC-2022-0252) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Taiwanese verdachte van telecommunicatiefraude is aangehouden in Polen. De Poolse rechters willen hem uitleveren aan China. Het EHRM oordeelt dat er in Chinese gevangenissen sprake is van een algemene geweldsituatie, in die zin dat daar sprake is van wijdverbreide en diepgewortelde folterpraktijken. Daartegen bestaat weinig tot geen rechtsbescherming. Dit betekent dat uitlevering naar China in strijd komt met art. 3 EVRM wanneer er – zoals in dit geval – een gerede kans is dat iemand daar gedetineerd wordt. Het EHRM stelt jegens klager verder een schending vast van art. 5 EVRM omdat hij te lang in vreemdelingenbewaring heeft doorgebracht.
(Zaaknaam: Liu t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2022:1006JUD003761018, EHRC-2022-0251) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een krant in Azerbeidzjan is een artikel gepubliceerd waarin suggesties werden gedaan over gedragingen van een hoge ambtenaar. Die procedeerde met succes tegen de krant, die werd veroordeeld tot het betalen van onder meer een schadevergoeding. Het Hof overweegt dat de krant een eigen rechtspersoonlijkheid had en dus als klager kan optreden. De krant is onzorgvuldig te werk gegaan door feiten niet goed te controleren en te verifiëren, zodat is gehandeld in strijd met de eisen van journalistieke ethiek. De veroordeling wegens smaad is dan ook niet in strijd met art. 10 EVRM.
(Zaaknaam: Khural en Zeynalov t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2022:1006JUD005506911, EHRC-2022-0250) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Poolse hogerberoepsrechter wilde toetsen of een lagere rechter rechtsgeldig was benoemd. Volgens de minister van justitie zou dat leiden tot wanorde en anarchie; de rechter werd daarop tuchtrechtelijk vervolgd en geschorst. Het EHRM benadrukt dat de Poolse tuchtkamer geen gerecht is in de zin van art. 6 lid 1 EVRM. De schorsing van de rechter vormt bovendien een aantasting van diens professionele integriteit en is in strijd met art. 8 EVRM. Vanwege het buitenliggende, dominante doel van het ontmoedigen van rechters om de rechtmatigheid van benoemingen te controleren, oordeelt het EHRM dat ook art. 18 EVRM is geschonden.
(Zaaknaam: Juszczyszyn t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2022:1006JUD003559920, EHRC-2022-0249) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Uit een belastingonderzoek is gebleken dat De Legé ten onrechte geen opgaaf heeft gedaan van Luxemburgse bankrekeningen. Hij weigert de gevraagde gegevens te overleggen omdat hij vreest voor zelfincriminatie. Uiteindelijk is hij via een rechterlijke uitspraak verplicht om alsnog de informatie te verstrekken. Ook is een navorderingsaanslag en een boete opgelegd. Het EHRM verduidelijkt de betekenis van het zelfincriminatieverbod als het gaat om financiële documenten. Het stelt vast dat de onderhavige kwestie niet binnen het bereik van dit verbod valt en dat art. 6 EVRM dus niet is geschonden.
(Zaaknaam: De Legé t. Nederland, ECLI:CE:ECHR:2022:1004JUD005834215, EHRC-2022-0248) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een openbaar aanklager is, net als alle andere aanklagers en rechters, in 2018 onderworpen aan een extra integriteits- en kwalificatieonderzoek. Vanwege daaruit blijkende onregelmatigheden is hij ontslagen. In de procedure hierover was een rechter betrokken die zelf niet aan de kwalificatievereisten voldeed omdat hij eerder ontslagen was geweest. Het EHRM oordeelt dat daardoor geen sprake is geweest van beoordeling door een ‘bij wet ingesteld gerecht’ in de zin van art. 6 lid 1 EVRM. Het beveelt Albanië op grond van art. 46 EVRM aan om de zaak te heropenen.
(Zaaknaam: Besnik Cani t. Albanië, ECLI:CE:ECHR:2022:1004JUD003747420, EHRC-2022-0247) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee advocaten hebben volgens een Estse rechtbank ten onrechte een wrakingsverzoek tegen een van de rechters ingediend. Daarop is besloten dat zij in de betreffende rechtszaken niet meer als procesvertegenwoordiger voor hun cliënten mochten optreden. Het EHRM oordeelt met 4 stemmen tegen 3 dat de impact op hun rechten te beperkt is om de zaak binnen het toepassingsbereik van art. 6 lid 1 EVRM te laten vallen. Evenmin was er een zodanige aantasting van hun privéleven dat art. 8 EVRM op de zaak van toepassing zou kunnen zijn.
(Zaaknaam: Angerjärv en Greinoman t. Estland, ECLI:CE:ECHR:2022:1004JUD001635818, EHRC-2022-0246)