Update
Uitspraken van 28-09-2022 tot 11-10-2022
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 18 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tijdens een keizersnede bij Y.P. bleek dat het risico zou kunnen ontstaan van een baarmoederscheuring bij een eventuele toekomstige zwangerschap. De artsen besloten daarom over te gaan tot sterilisatie, al had Y.P. daarvoor uitdrukkelijk geen toestemming gegeven. Het EHRM oordeelt dat art. 3 EVRM niet van toepassing is, al was er sprake van een ernstige inbreuk op de integriteit. Art. 8 EVRM is wel geschonden. Sterilisatie is geen levensreddende operatie, er waren alternatieven voor bescherming van de gezondheid mogelijk, en de ingreep had vergaande en ernstige gevolgen voor Y.P. Zonder toestemming had deze ingreep dan ook niet mogen plaatsvinden.
20-09-2022
(Zaaknaam: Y.P. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2022:0920JUD004339913, EHRC-2022-0245) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Deze zaak gaat over verschillende Franse IS-vrouwen en hun kinderen die in Syrië in een kamp vastzitten. Hun ouders hebben Frankrijk verzocht om hen te repatriëren, maar die verzoeken zijn afgewezen. Het Hof aanvaardt dat Frankrijk, gelet op de bijzondere omstandigheden, verantwoordelijk is voor het ontbreken van een mogelijkheid om terug te keren naar het eigen land. Er is geen recht op repatriëring of diplomatieke bescherming, maar repatriëringsverzoeken moeten wel zorgvuldig worden beoordeeld. Nu er in Frankrijk geen goede procedure en rechtsbescherming bestond voor de behandeling van dergelijke verzoeken, is art. 3 lid 2 P4 EVRM geschonden.
(Zaaknaam: H.F. e.a. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0914JUD002438419, EHRC-2022-0232) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De in Polen populaire popzangeres Doda heeft in een interview verteld dat ze niet gelooft in de bijbel. Ook heeft ze een aantal voor gelovigen mogelijk beledigende opmerkingen gemaakt. Dit heeft geresulteerd in een strafrechtelijke veroordeling tot een geldboete wegens godslastering. Volgens het EHRM riep Doda met haar uitlatingen niet op tot haat of intolerantie. De nationale autoriteiten hebben dat onvoldoende meegewogen, net als het feit dat gelovigen aanmerkelijke tolerantie tegenover kritiek moeten tonen. De boete vormt dan ook een schending van art. 10 EVRM.
(Zaaknaam: Rabczewska t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2022:0915JUD000825713, EHRC-2022-0241) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tijdens de Russische parlementsverkiezingen van 2011 had een verkiezingswaarnemer toestemming om het stem- en telproces te volgen en te filmen. Tijdens het tellen van de stemmen werd hij echter verwijderd uit het stembureau, beweerdelijk omdat hij zich niet aan de regels hield; volgens de waarnemer was de eigenlijke reden dat er allerlei onregelmatigheden waren. Het EHRM benadrukt de bijzondere bescherming die verkiezingswaarnemers toekomt onder art. 10 EVRM. Nu onvoldoende waarborgen zijn geboden tegen willekeur en alternatieven niet zijn overwogen, acht het Hof deze bepaling geschonden.
(Zaaknaam: Timur Sharipov t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2022:0913JUD001575813, EHRC-2022-0243) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een prominente politica is in 2010 gevlucht uit Kirgizië na een grote politieke opstand en regimewisseling. Zij vluchtte naar Oekraïne, maar werd daar tegengehouden bij de grens en overgebracht naar Georgië. Het EHRM oordeelt dat Oekraïne kon weten van de wens van de politica om asiel aan te vragen en dat Oekraïne in strijd met art. 3 EVRM heeft gehandeld door de eventuele risico’s bij uitzetting niet te beoordelen. Ook heeft Oekraïne zijn verplichtingen onder art. 34 EVRM niet nageleefd door de uitzetting ondanks daartegen gerichte interimmaatregelen van het Hof voort te zetten.
(Zaaknaam: O.M. en D.S. t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2022:0915JUD001860312, EHRC-2022-0239) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een verdachte van brandstichting is onderworpen aan een zogenaamd ‘vrij verhoor’ door de politie, dat wil zeggen dat hem niet de cautie is gegeven en hij ook geen bijstand heeft gekregen door een advocaat. Tijdens het verhoor heeft de verdachte een bekentenis afgelegd. Het EHRM oordeelt dat hij door deze gang van zaken geen eerlijk proces heeft gekregen, onder meer vanwege de belastende aard van zijn bekentenis en vanwege het ontbreken van voldoende compenserende waarborgen in het vervolg van de procedure. Art. 6 lid 1 en lid 3 (c) EVRM zijn daardoor geschonden.
(Zaaknaam: Merahi en Delahaye t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0920JUD003828815, EHRC-2022-0238) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
McCann en Healy werden in 2007 verdacht van het vermoorden, verbergen en in scène zetten van een ontvoering van hun driejarige dochtertje. Een van de betrokkenen bij het onderzoek hiernaar heeft een boek geschreven waarin hij deze verdenking uiteenzette; daarover is ook een documentaire gemaakt. Later is het onderzoek stopgezet. Het EHRM oordeelt dat het boek en de documentaire de reputatie van McCann en Healy niet zodanig hebben aangetast dat de Portugese rechters ze hadden moeten verbieden, met name omdat de verdenking al in het publieke domein was verspreid en berustte op een feitelijke basis. Geen schending art. 8 EVRM.
(Zaaknaam: McCann en Healy t. Portugal, ECLI:CE:ECHR:2022:0920JUD005719517, EHRC-2022-0237) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Omdat Makovetskyy in een supermarkt een mondkapje op weigerde te zetten, in strijd met de geldende coronamaatregelen, kreeg hij een boete opgelegd van omgerekend 4,90 euro. Het EHRM oordeelt dat de zaak op nationaal niveau afdoende ten gronde is beoordeeld en dat geen sprake is geweest van willekeur, zodat de klacht over art. 6 EVRM kennelijk ongegrond is. Ook de klacht over art. 7 EVRM verklaart het Hof niet-ontvankelijk, omdat in dit geval geen sprake was van een ‘criminal charge’. Daarvoor was het boetebedrag te laag en de boete was ook niet omzetbaar naar een vrijheidsstraf.
(Zaaknaam: Makovetskyy t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2022:0519DEC005082421, EHRC-2022-0236) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een militair heeft een aantal routinechecks ondergaan. Daarbij is zonder haar medeweten ook een HIV-test uitgevoerd. Zij kreeg het resultaat daarvan niet te zien, maar later werden wel haar moeder en de legerautoriteiten geïnformeerd over haar HIV-positieve status. Het EHRM benadrukt het grote belang van de vertrouwelijkheid en zorgvuldige omgang met dit soort informatie. De Oekraïense autoriteiten hebben in dit geval duidelijk in strijd met het nationale recht en zonder goede grondslag gehandeld. Art. 8 EVRM is daardoor geschonden.
(Zaaknaam: M.K. t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2022:0915JUD002486713, EHRC-2022-0235)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Volgens een Duitse regeling verjaart de aanspraak op uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen na drie jaar. Het HvJ EU toetst deze regeling op verenigbaarheid met art. 31 lid 2 Hv. Het acht een verjaringsregeling vanuit het perspectief van de rechtszekerheid voor werkgevers op zichzelf niet onredelijk. Een werkgever kan echter alleen aanspraak maken op zo’n verjaringsregeling als hij zijn werknemer voldoende heeft aangemoedigd en in de gelegenheid heeft gesteld om de vrije dagen op te nemen.
22-09-2022
(Zaaknaam: LB/TO, ECLI:EU:C:2022:718, EHRC-2022-0234) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Frankrijk voorziet een nationale regeling in het algemeen en ongedifferentieerd bewaren van verkeersgegevens gedurende een jaar na registratie, onder meer met het oog op het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten zoals marktmisbruik. Gelet op de privacygevoeligheid van dit soort gegevens acht het HvJ een dergelijke regeling in het licht van de genoemde doelstellingen niet aanvaardbaar. Als bewijs is verkregen door toepassing van de met het EU-recht strijdige nationale regeling, is het aan de lidstaten om over de toelaatbaarheid ervan te oordelen; wel moeten daarbij de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid worden geëerbiedigd.
(Zaaknaam: VD, ECLI:EU:C:2022:703, EHRC-2022-0244) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Duitsland zijn verschillende aanbieders van internet- en communicatiediensten opgekomen tegen de wettelijke regelingen rondom het bewaren van verkeers- en locatiegegevens. Het HvJ herhaalt zijn uitgangspunt dat het daarbij gaat om vergaande inbreuken op onder meer de privacy. Algemene en ongedifferentieerde bewaring van dit soort gegevens is niet toelaatbaar, tenzij er sprake is van ernstige bedreiging voor de nationale veiligheid. Bij bestrijding van ernstige criminaliteit moeten verdergaande waarborgen worden geboden. Het HvJ zet de verschillende eisen en waarborgen op een rij en bevestigt daarmee zijn eerdere uitspraken in La Quadrature du Net en Commissioner of An Garda Síochána e.a.
(Zaaknaam: SpaceNet, ECLI:EU:C:2022:702, EHRC-2022-0242) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Van een erkende vluchteling is de vluchtelingenstatus ingetrokken op basis van vertrouwelijke informatie over diens risico voor de nationale veiligheid. Gelet op het ongeschreven beginsel van behoorlijk bestuur en art. 47 Hv oordeelt het HvJ dat een betrokkene in ieder geval toegang moet krijgen tot de kern van de informatie die aan het besluit over de status ten grondslag ligt. Die informatie moet hij bovendien kunnen gebruiken in de bestuursrechtelijke procedure. Verder is het niet aanvaardbaar om in alle gevallen waarin een veiligheidsdienst negatief adviseert over iemands status, zonder daarvoor redenen te geven, de beschermingsstatus in te trekken.
(Zaaknaam: Országos Idegenrendeszeti Főigazgatóság e.a., ECLI:EU:C:2022:708, EHRC-2022-0240) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
HN is in Bulgarije strafrechtelijk vervolgd omdat hij probeerde met valse identiteitspapieren te reizen. Jegens hem is een terugkeerbevel uitgevaardigd, gecombineerd met een inreisverbod. Daardoor kon hij ook niet aanwezig zijn bij de zitting in zijn strafzaak, terwijl dat in Bulgarije wel verplicht is. Het HvJ oordeelt dat een aanwezigheidsplicht niet onverenigbaar is met richtlijn 2016/343, nu die richtlijn daarover niets regelt en de kwestie overlaat aan nationaal recht. Het verhinderen van aanwezigheid bij een strafzitting door een inreisverbod is wel in strijd met de richtlijn en art. 47 Hv.
(Zaaknaam: HN, ECLI:EU:C:2022:679, EHRC-2022-0233) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Door coronabesmettingen konden verdachte DD en zijn advocaat VV niet bij enkele zittingen zijn waarbij een anonieme getuigen in de strafzaak tegen DD werd verhoord. Wel hebben zij toegang gekregen tot de processen-verbaal van de zittingen en hebben zij de getuige later alsnog vrij kunnen verhoren. In het licht van de EHRM-rechtspraak over het recht op een openbare zitting van art. 6 EVRM oordeelt het HvJ EU dat in die omstandigheden de rechten van de verdediging voldoende worden geëerbiedigd.
(Zaaknaam: DD, ECLI:EU:C:2022:692, EHRC-2022-0231)