Update
Uitspraken van 05-07-2022 tot 15-07-2022
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 14 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Naar Griekse wetgeving is het voor de vader van een buiten het huwelijk geboren kind niet mogelijk om te verzoeken om toekenning van de ouderlijke macht; dat kan alleen de moeder doen. Sinds 2021 is de wetgeving gewijzigd en hebben beide biologische ouders daartoe hetzelfde recht. Het Hof oordeelt dat de wetgeving in strijd is met het discriminatieverbod. Weliswaar is er een ruime beoordelingsmarge, maar er is consensus dat bij deze procedures vanuit het belang van het kind moet worden gedacht. Vanuit dat perspectief bestaat er geen objectieve rechtvaardiging voor het verschil in behandeling.
30-06-2022
(Zaaknaam: Paparrigopoulos t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2022:0630JUD006165716, EHRC-2022-0197) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een civiele smaadprocedure zijn een krant en de hoofdredacteur daarvan veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van resp. 36.000 en 22.500 euro. Het EHRM stelt vast dat de redenen om een schadevergoeding toe te kennen in deze zaak relevant en voldoende waren, nu vergaande beschuldigingen van corruptie waren gepubliceerd zonder voldoende feitelijke basis en zonder verificatie van geruchten. De hoogte van de schadevergoeding, die voor de hoofdredacteur zo’n negen keer de hoogte van het gemiddelde jaarsalaris in Azerbeidzjan bedroeg, acht het Hof echter disproportioneel. Art. 10 EVRM is dan ook geschonden.
30-06-2022
(Zaaknaam: Azadliq en Zayidov t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2022:0630JUD002075508, EHRC-2022-0185) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Naar aanleiding van een financieel geschil tussen een onderneming en een semi-overheidsorgaan is gevraagd om arbitrage door het ICC Tribunal in Parijs, zoals tussen partijen eerder overeen was gekomen. De onderneming is in het gelijk gesteld en heeft geprobeerd om het arbitrale vonnis in Slowakije ten uitvoer te laten leggen, maar de bevoegde rechters hebben dit geweigerd. Het EHRM oordeelt dat die weigering niet in overeenstemming was met het nationale en internationale recht. Bovendien diende de weigering geen kenbaar algemeen belang en is in het oordeel onvoldoende rekening gehouden met de belangen van klager. Schending art. 1 EP EVRM.
30-06-2022
(Zaaknaam: BTS Holding, A.S. t. Slowakije, ECLI:CE:ECHR:2022:0630JUD005561717, EHRC-2022-0188) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een groepje Tsjetsjeense vluchtelingen heeft in 2017 vergeefs tot 33 keer toe geprobeerd via Belarus Polen binnen te komen. De groep is stelselmatig teruggestuurd naar Belarus, ook al stelden de vluchtelingen asiel te willen aanvragen uit angst voor mishandeling in Tsjetsjenië. Ook een interimmaatregel van het EHRM leidde niet tot toelating. Het EHRM acht het automatische terugsturen in strijd met het refoulementverbod zoals dat voortvloeit uit art. 13 EVRM en met art. 4 P4 EVRM (verbod op groepsgewijze uitzetting). Het handelen in strijd met de interimmaatregel levert een schending op van art. 34 EVRM.
30-06-2022
(Zaaknaam: A.B. e.a. t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2022:0630JUD004290717, EHRC-2022-0183) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twintig Catalaanse rechters hebben in 2014 een manifest ondertekend voor zelfbeschikking over de Catalaanse onafhankelijkheid. Naar aanleiding daarvan bleek een politiedossier over hen te zijn opgesteld, dat naar de media werd gelekt en dat leidde tot publicatie van persoonsgegevens en foto’s. Het opstellen van een dossier zonder wettelijke basis was in strijd met art. 8 EVRM. Naar het lekken van de informatie – waarvoor de Spaanse staat verantwoordelijk moet worden gehouden – is onvoldoende onderzoek gedaan; ook dat is in strijd met art. 8 EVRM.
28-06-2022
(Zaaknaam: M.D. e.a. t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2022:0628JUD003658417, EHRC-2022-0193) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Boutaffala is bij zijn arrestatie geslagen met een wapenstok. Daarnaar is een onderzoek ingesteld, dat niet heeft geleid tot een vervolging. België heeft later wel een eenzijdige verklaring bij het EHRM afgelegd waarin werd erkend dat art. 3 EVRM was geschonden. Boutaffala zelf is vervolgd vanwege agressie jegens de politie. In deze zaak heeft de nationale rechter geen rekening gehouden met de eenzijdige verklaring. Het EHRM acht dat niet in strijd met art. 46 jo. 3 EVRM, maar oordeelt wel dat de nationale rechter er te weinig aandacht aan heeft besteed bij de bewijswaardering, in strijd met art. 6 EVRM.
28-06-2022
(Zaaknaam: Boutaffala t. België, ECLI:CE:ECHR:2022:0628JUD002076219, EHRC-2022-0187) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Rouillan is eerder tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld vanwege lidmaatschap van een terroristische organisatie; na 25 jaar is hij in 2012 vrijgekomen. In 2016 – in de nasleep van de terroristische aanslagen in Parijs – heeft hij in een radio-interview gezegd het handelen van de daders ‘dapper’ te vinden. Hij is daarop veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 voorwaardelijk, vanwege aanzetten tot terrorisme. Het EHRM acht de veroordeling in het licht van de context redelijk, maar acht de opgelegde gevangenisstraf disproportioneel lang. De veroordeling is daarmee in strijd met de door art. 10 EVRM beschermde uitingsvrijheid.
23-06-2022
(Zaaknaam: Rouillan t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0623JUD002800019, EHRC-2022-0198) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Het kantoor van een onderneming is doorzocht in het kader van een onderzoek naar mededingingsrechtelijke overtredingen door een derde. Daarbij zijn verschillende documenten en bestanden in beslag genomen. Het EHRM oordeelt dat er voldoende reden was om aan te nemen dat er relevante informatie ten kantore van de onderneming kon zijn om de doorzoeking te rechtvaardigen. Die is bovendien omkleed geweest met voldoende procedurele waarborgen; zo is maar een deel van de mogelijk relevante informatie in beslag genomen. Art. 8 EVRM is dan ook niet geschonden.
23-06-2022
(Zaaknaam: Naumenko en Sia Rix Shipping t. Letland, ECLI:CE:ECHR:2022:0623JUD005080514, EHRC-2022-0195) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De gesprekken van een bekende Slowaakse zakenman zijn in de jaren ’00 afgetapt in het licht van een omvangrijk corruptieonderzoek naar zijn zakenpartner. De opnamen van de gesprekken zijn daarna op verschillende plekken opgedoken. De zakenman zelf is niet strafrechtelijk vervolgd. Het EHRM is kritisch over het ontbreken van waarborgen tegen misbruik van de bevoegdheid tot aftappen en over de onzorgvuldigheid waarmee vervolgens met de verkregen informatie is omgegaan. Dit is ook niet in overeenstemming met Tsjechisch recht. Op die gronden stelt het EHRM een schending vast van art. 8 EVRM.
23-06-2022
(Zaaknaam: Haščák t. Slowakije, ECLI:CE:ECHR:2022:0623JUD005835912, EHRC-2022-0190) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een deurwaarder is onderworpen aan een tuchtprocedure bij de tuchtkamer van het Tsjechische administratieve hooggerechtshof. Het EHRM stelt vast dat er bij de benoeming van ‘leken’-rechters in die kamer (die deels afkomstig zijn uit dezelfde beroepsgroep) tekortkomingen zijn in de zorgvuldigheid. Daarnaast zijn er te weinig waarborgen tegen druk van buiten. Dit wordt niet voldoende gecompenseerd door de toetsingsmogelijkheid van het Constitutionele Hof, nu dat niet beschikt over ‘full jurisdiction’. Art. 6 lid 1 EVRM is dan ook geschonden, zo stelt het Hof met 4 stemmen tegen 3 vast.
23-06-2022
(Zaaknaam: Grosam t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2022:0623JUD001975013, EHRC-2022-0189) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Neima Alleleh is vanuit Djibouti naar Noorwegen gereisd en heeft asiel aangevraagd op basis van de onjuiste claim dat zij uit Somalië afkomstig is. In 2004 is zij getrouwd met een Noorse man en in 2007 heeft zij de Noorse nationaliteit verkregen. Het echtpaar heeft vier kinderen. Toen in 2014 bleek dat klaagsters eerdere relaas onjuist was, is zij naar Djibouti uitgezet, met een inreisverbod van twee jaar. Het EHRM beoordeelt de nationale procedure als uiterst zorgvuldig en ziet geen redenen om de inbreuk op het gezinsleven van klaagster in strijd met art. 8 EVRM te achten.
23-06-2022
(Zaaknaam: Alleleh e.a. t. Noorwegen, ECLI:CE:ECHR:2022:0623JUD0000056910, EHRC-2022-0186) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Zeven Tadzjiekse islamieten zijn in 2015 gearresteerd omdat zij lid zouden zijn van IS. Dit werd niet aangetoond, maar zij zouden toch worden uitgezet naar Tadzjikistan omdat ze geen geldige verblijfspapieren hadden en aan een niet-geregistreerde koranschool studeerden. Het EHRM acht onvoldoende aannemelijk dat de Tadzjieken bij hun terugkeer een risico zouden lopen voor vervolging, met name omdat niet bekend was dat zij vanwege vermeend IS-lidmaatschap waren aangehouden en dit uiteindelijk ook niet de grond van uitzetting was. De uitzetting zou dan ook niet in strijd zijn met art. 3 EVRM.
21-06-2022
(Zaaknaam: M.N. e.a. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2022:0621JUD004046216, EHRC-2022-0194) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Syrische vluchteling in Turkije heeft geprobeerd om naar Griekenland te reizen, maar hij is bij de grens aangehouden. Hij is in hechtenis genomen en uiteindelijk, na een reis van 20 uur met handboeien om, naar het noorden van Syrië uitgezet. Volgens de regering ging de vluchteling vrijwillig terug en had hij een verklaring ondertekend, maar volgens het EHRM is die vrijwilligheid onvoldoende gebleken. De risico’s in Syrië zijn onvoldoende onderzocht, er was geen effectief rechtsmiddel beschikbaar en de hechtenis berustte niet op een geldige wettelijke grondslag. Gelet daarop zijn art. 3, 5 en 13 EVRM geschonden.
21-06-2022
(Zaaknaam: Akkad t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2022:0621JUD000155719, EHRC-2022-0184) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 1992, tijdens de Noord-Ierse ‘Troubles’, is Pearse Jordan doodgeschoten. Er is onderzoek gedaan naar de toedracht, maar dat heeft niet geleid tot een vervolging. In 2001 heeft het EHRM daarom geoordeeld dat art. 2 EVRM was geschonden. Naar aanleiding van die uitspraak is het onderzoek heropend, maar dat gebeurde pas in 2012; het onderzoek loopt nog steeds. De moeder van Jordan heeft een schadevergoeding gekregen, maar klaagt bij het EHRM over de lange duur van het onderzoek. Het EHRM ziet onvoldoende ‘nieuwe’ feiten in de zaak om zich er nogmaals over te buigen en verklaart de zaak niet-ontvankelijk.
31-05-2022
(Zaaknaam: Jordan t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0531DEC004806621, EHRC-2022-0191) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een schizofrene vrouw is in 2016 aangehouden omdat ze agressie jegens de politie toonde. Naar aanleiding hiervan is zij gedwongen opgenomen in een psychiatrische kliniek. Het EHRM oordeelt dat dat besluit op voldoende gronden was gebaseerd en niet in strijd is met art. 5 lid 1 (e) EVRM. Een van de deskundigen was weliswaar niet in het gerechtsregister opgenomen, maar had wel de juiste kwalificaties. Het Hof acht het niet in strijd met art. 6 EVRM dat de rechter heeft besloten niet ook nog een door klaagster voorgestelde externe deskundige te horen.
(Zaaknaam: P.W. t. Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0621JUD1042519, EHRC-2022-0196)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Naar aanleiding van de antwoorden van het HvJ EU op een eerdere reeks prejudiciële vragen over het Europees Aanhoudingsbevel (EAB) heeft een Bulgaarse rechter opnieuw enkele vragen bij het HvJ EU neergelegd. Het HvJ verduidelijkt nu dat het niet nodig is dat een rechter die een EAB uitvaardigt de betrokkene nog voor zijn overlevering op de hoogte stelt van de inhoud van het nationale arrestatiebevel (dat aan het EAB ten grondslag ligt) en van de procedurele mogelijkheden daartegen. Het EAB-mechanisme zelf voorziet al voldoende in bescherming van de door art. 6 en 47 Hv beschermde rechten.
30-06-2022
(Zaaknaam: Spetsializirana prokuratura (informatie over nationale arrestatiebeslissing), ECLI:EU:C:2022:511, EHRC-2022-0199) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Het Belgische Grondwettelijk Hof heeft een aantal prejudiciële vragen voorgelegd aan het HvJ EU die de verenigbaarheid betreffen van de PNR-richtlijn met het recht op respect voor het privéleven (art. 7 Hv) en het recht op gegevensbescherming (art. 8 Hv). De PNR-richtlijn maakt verwerking van gegevens van luchtvaartpassagiers mogelijk met het oog op bestrijding van terrorisme en ernstige criminaliteit. Het HvJ EU acht de grondrechteninbreuken aanvaardbaar mits er onder meer voor wordt gezorgd dat discriminatoire geautomatiseerde risicodetectie wordt voorkomen en de bevoegdheden alleen worden ingezet bij aantoonbare terroristische of criminele dreiging.
21-06-2022
(Zaaknaam: Ligue des droits humains, ECLI:EU:C:2022:491, EHRC-2022-0192)