Update
Uitspraken van 22-06-2022 tot 01-07-2022
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 13 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De woordvoerder van de (oude) Poolse raad voor de rechtspraak (NCJ) heeft veel kritiek geleverd op de hervormingen van de rechterlijke macht. Hij is vervolgens voorwerp geworden van tal van nadelige maatregelen; in 2018 is zijn NCJ-mandaat voortijdig beëindigd. Volgens de regering raakten deze maatregelen iedere rechter, maar het EHRM ziet veel aanwijzingen dat zij vooral te maken hadden met klagers kritische houding en uitlatingen; een andere plausibele verklaring is er volgens het Hof niet. De maatregelen zijn dan ook in strijd met art. 10 EVRM. De onmogelijkheid om ertegen op te komen schendt art. 6 lid 1 EVRM.
16-06-2022
(Zaaknaam: Żurek t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2022:0616JUD003965018, EHRC-2022-0181) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Voor het zonder vergunning bouwen van twee muren hebben Goulandris en Vardinogianni eerst een bestuurlijke boete en een dwangsom opgelegd gekregen. Vervolgens zijn zij hiervoor strafrechtelijk veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf. Het EHRM oordeelt dat zowel de boete als de dwangsom punitief van aard waren. Nu de bestuurlijke sancties en de strafvervolging hetzelfde feitencomplex betroffen en op basis van dezelfde regels werden gevoerd, terwijl er in tijd noch in inhoud enige afstemming heeft plaatsgevonden tussen de procedures, acht het het ne bis in idem-beginsel van art. 4 P7 EVRM geschonden.
16-06-2022
(Zaaknaam: Goulandris en Vardinogianni t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2022:0616JUD000173513, EHRC-2022-0168) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Silvia De Giorgi is slachtoffer geworden van geweld door haar ex-partner. Zij heeft daarover diverse klachten ingediend bij de politie, maar slechts in een geval – waarbij zij in het ziekenhuis was behandeld – is er enig onderzoek uitgevoerd. Preventieve maatregelen zijn niet getroffen. Het EHRM oordeelt dat daarmee in strijd is gehandeld met de positieve verplichtingen om een goede risico-analyse te maken na klachten en waar nodig maatregelen te nemen. Ook het uitgevoerde onderzoek schoot op verschillende punten tekort. Italië heeft dan ook in strijd gehandeld met de uit art. 3 EVRM voortvloeiende positieve verplichtingen.
16-06-2022
(Zaaknaam: De Giorgi t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2022:0616JUD002373519, EHRC-2022-0166) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2008 is een man vermoord door drie middelbare scholieren omdat zij dachten dat hij homoseksueel was. Zij zijn daarvoor strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld, maar hun homofobe motieven zijn niet zichtbaar beschouwd als een strafverzwarende omstandigheid. Het EHRM oordeelt dat de Bulgaarse strafwetgeving op dit punt een grote tekortkoming vertoont en stelt vast dat art. 2 jo. 14 EVRM zijn geschonden. Het geeft Bulgarije in overweging om op dit punt de strafwetgeving aan te passen.
14-06-2022
(Zaaknaam: Stoyanova t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2022:0614JUD005607018, EHRC-2022-0177) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tijdens de periode waarin Ponta minister-president van Roemenië was, heeft hij een minister uit zijn functie laten ontheffen wegens verdenking van corruptie. Toen daarna de minister ook aan een strafrechtelijk onderzoek werd onderworpen, heeft Ponta op Facebook gezegd dat diens geval het enige voorbeeld van corruptie was dat hij had meegemaakt. De minister heeft daarop een succesvolle smaadprocedure jegens Ponta ingesteld. Het EHRM oordeelt dat de nationale rechters daarbij te weinig rekening hebben gehouden met de feitelijke grondslag voor Ponta’s uitingen en een verkeerde belangenafweging hebben gemaakt. Schending art. 10 EVRM.
14-06-2022
(Zaaknaam: Ponta t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:0614JUD004465218, EHRC-2022-0175) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Tsjetsjeense vluchteling verblijft sinds 2001 in Litouwen. Hij heeft daar een vaste verblijfsstatus gekregen en hij heeft een reisdocument voor buitenlanders gekregen bij gebrek aan een Russisch paspoort. In 2018 is geweigerd dit document te verlengen omdat klager alsnog een Russisch paspoort zou kunnen aanvragen. Het Hof oordeelt dat die eis te formeel en te snel is toegepast, zonder te kijken naar de redenen waarom klager moeite zou kunnen hebben bij het aanvragen van zo’n Russisch paspoort. De weigering is daarom in strijd met de door art. 2 P4 EVRM beschermde bewegingsvrijheid.
14-06-2022
(Zaaknaam: L.B. t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2022:0614JUD003812120, EHRC-2022-0171) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In het kader van een corruptieonderzoek is onder meer een gesprek afgeluisterd tussen een burgemeester en de toenmalige Litouwse minister-president. Hoewel het strafrechtelijk vooronderzoek zonder vervolging werd beëindigd, is naar de kwestie ook een parlementair onderzoek gestart. In het kader daarvan zijn de afgetapte gesprekken openbaar gemaakt en in de media verschenen. Het EHRM ziet daarin geen reputatieaantasting voor de minister-president die zodanig van aard is dat art. 8 EVRM is geschonden. De kwestie is op nationaal niveau zorgvuldig onderzocht en er is een deugdelijke belangenafweging gemaakt tussen het risico van reputatieschade en het belang van openbare discussies.
14-06-2022
(Zaaknaam: Algirdas Butkevičius t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2022:0614JUD007048917, EHRC-2022-0165) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In deze zaak klagen 73 Russische NGO’s op het terrein van mensenrechten, rechtsstaat, milieubescherming etc. over de wetgeving die Rusland in 2012 heeft ingevoerd over ‘buitenlandse agenten’. Organisaties die vanuit het buitenland worden gefinancierd en die politieke activiteiten bedrijven moeten daardoor aan veel striktere eisen voldoen dan andere, waarbij hoge boetes kunnen worden opgelegd. Het EHRM acht de wetgeving onvoorspelbaar en in strijd met het legaliteitsvereiste. Daarnaast is de kwalificatie stigmatiserend en leidt die tot zeer vergaande beperkingen voor de activiteiten van NGO’s, terwijl Rusland daarvoor geen draagkrachtige redenen heeft gegeven. Schending art. 11 EVRM.
14-06-2022
(Zaaknaam: Ecodefence e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2022:0614JUD000998813, EHRC-2022-0167) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De onderhavige zaak heeft betrekking op de beoordelingen die een rechter heeft gegeven in verband met de verlenging van het voorarrest van een verdachte. Volgens de verdachte heeft hij in die procedure onvoldoende kunnen participeren, en maakt dat ook de inhoudelijke beoordeling van de strafzaak oneerlijk. Het EHRM volgt de verdachte hierin niet, en oordeelt dat de inhoudelijke beoordeling van de zaak voldoende waarborgen en inspraakmogelijkheden voor klager bood om de procedure als geheel als eerlijk te kunnen beschouwen in de zin van art. 6 EVRM.
14-06-2022
(Zaaknaam: Alexandru-Radu Luca t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:0614JUD002083718, EHRC-2022-0164) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een gedetineerde in een Turkse zwaarbeveiligde gevangenis heeft gevraagd om toestemming om met anderen te mogen deelnemen aan het vrijdaggebed. Dit is geweigerd vanwege het zware regime en de veiligheidsrisico’s. Het EHRM oordeelt dat die risico’s niet voldoende individueel zijn beoordeeld en de mogelijkheden niet goed zijn onderzocht. Bovendien is het vreemd dat gevangenen wel mochten samenkomen om te sporten. Dit betekent dat er geen goede belangenafweging is gemaakt en dat art. 9 EVRM is geschonden.
14-06-2022
(Zaaknaam: Abdullah Yalcin (nr. 2) t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2022:0614JUD003441710, EHRC-2022-0163) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een veteraan woont met zijn gezin in een flat in een militaire wijk. Daarnaast heeft hij een stukje landbouwgrond in Afsara. Om onduidelijke redenen is dat stuk grond als zijn woonplaats geregistreerd. Vanwege woningnood bij militairen is in 2010 besloten dat de veteraan zou moeten worden uitgezet. Dat zou niet erg zijn omdat hij elders een woning zou hebben. Het EHRM oordeelt dat de uitzetting het huisrecht vergaand aantast en dat procedurele waarborgen essentieel zijn. In dit geval zijn die niet geboden doordat niet is onderzocht of er wel een huis stond op de landbouwgrond. Schending art. 8 EVRM.
09-06-2022
(Zaaknaam: Hasanali Aliyev e.a. t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2022:0609JUD004285811, EHRC-2022-0182) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een financiële kwestie heeft Lucas een civiele procedure gestart. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van een papieren formulier om een bepaald aspect van de zaak aanhangig te maken, terwijl er eigenlijk een verplichting geldt om alle processtukken digitaal in te dienen. De lagere rechters vonden dat vergeeflijk, maar de Cour de Cassation acht dit in strijd met de toepasselijke wetgeving. Het EHRM oordeelt dat deze strengheid niet wordt gerechtvaardigd door de rechtszekerheid of de goede rechtsbedeling, en typeert het oordeel als overmatig formalistisch. Art. 6 lid 1 EVRM is dan ook geschonden.
09-06-2022
(Zaaknaam: Xavier Lucas t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0609JUD001556720, EHRC-2022-0180) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na de Letse onafhankelijkheid in 1991 is een pensioensysteem in het leven geroepen. Daarbij kunnen Letse staatsburgers arbeidsperioden in het buitenland wel laten meetellen bij de opbouw, maar permanent in Letland verblijvende niet-Letse staatsburgers niet. De Grote Kamer van het EHRM heeft dat in 2009 in strijd met het gelijkheidsbeginsel bevonden, maar de Grote Kamer komt daar nu op terug. Op basis van een zeer genuanceerde ‘margin of appreciation’ oordeelt het Hof dat er – onder meer gelet op de bijzondere transitiesituatie – reden was om het staatsburgerschap zwaar te laten meewegen. Art. 14 jo. 1 EP zijn dan ook niet geschonden.
09-06-2022
(Zaaknaam: Savickis e.a. t. Letland, ECLI:CE:ECHR:2022:0609JUD004927011, EHRC-2022-0176) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Maria Azzopardi was eigenaar van een groot stuk grond dat als landbouwgrond was gekwalificeerd. Na onteigening is het land verder ontwikkeld en bebouwd, waardoor de waarde sterk is gestegen. Conform geldende wetgeving is het aan Azzopardi toegekende compensatiebedrag echter vastgesteld op basis van de veel lagere agrarische waarde, namelijk 4000 euro. Het EHRM acht dat niet onredelijk en ziet niet in waarom Azzopardi aannam dat er een hogere waarde zou moeten zijn. Ook zijn er de nodige procedurele waarborgen geboden en waarborgen tegen dakloosheid. Art. 1 EP EVRM is in deze zaak dan ook niet geschonden.
09-06-2022
(Zaaknaam: Maria Azzopardi t. Malta, ECLI:CE:ECHR:2022:0609JUD002200820, EHRC-2022-0173) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een voorganger binnen een gemeenschap van Jehova’s Getuigen heeft verzocht om een vrijstelling van de militaire dienstplicht. Hij kreeg echter alleen alternatieve dienstplicht aangeboden, nog steeds binnen de militaire commandostructuur. Volgens het Hof zijn de gewetensbezwaren van de voorganger niet voldoende meegewogen. Daarnaast oordeelt het Hof dat de staten verplicht zijn om er bij het inrichten van een systeem van alternatieve dienstplicht voor te zorgen dat die volledig burgerlijk van aard is en dus buiten de militaire structuur valt. Nu dit in Litouwen niet mogelijk was, is art. 9 EVRM geschonden.
07-06-2022
(Zaaknaam: Teliatnikov t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2022:0607JUD005191419, EHRC-2022-0179) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Sinds 2007 zijn er in Rusland stelselmatig maatregelen genomen tegen de Jehova’s Getuigen; veel organisaties zijn ontbonden en hun eigendommen zijn in beslag genomen, het verspreiden van literatuur en tijdschriften is verboden, de website is geblokkeerd en honderden individuele Jehova’s Getuigen zijn strafrechtelijk vervolgd vanwege extremisme. Het EHRM stelt voor een zeer groot aantal gevoegde zaken vast dat het optreden van Rusland geen enkele rechtvaardiging kent en bovendien geen wettelijke basis heeft, in strijd met de godsdienstvrijheid (art. 9 EVRM), de uitingsvrijheid (art. 10), de verenigingsvrijheid (art. 11) en het eigendomsrecht (art. 1 EP).
07-06-2022
(Zaaknaam: Taganrog LRO e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2022:0607JUD003240110, EHRC-2022-0178) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2008 heeft een politicus op zijn blog drie satirische cartoons geplaatst. Op een daarvan was een politieke tegenstander, E.G., afgebeeld als een zeug met jarretels, netkousen en hoge hakken. Na aangifte wegens smaad is de politicus veroordeeld tot een boete. Het EHRM benadrukt dat de cartoon betreurenswaardige stereotyperingen bevat van vrouwen in machtsposities. Gelet op de context van de serie cartoons – waarin verschillende politici op de hak werden genomen –, de satirische aard en de bijdrage aan het politieke debat is het EHRM niettemin van oordeel dat de veroordeling een schending opleverde van art. 10 EVRM.
07-06-2022
(Zaaknaam: Patricio Monteiro Telo de Abreu t. Portugal, ECLI:CE:ECHR:2022:0607JUD004271315, EHRC-2022-0174) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Op verdenking van betrokkenheid bij ontvoering werd de zoon van de klagers in deze zaak verhoord en onderzocht. Tijdens een transport tussen twee locaties kreeg de zoon een hartaanval, waaraan hij snel daarna overleed. Het EHRM stelt vast dat de nationale autoriteiten zorgvuldig en snel onderzoek hebben gedaan naar de toedracht. Het acht voldoende aangetoond dat de zoon niet door geweldgebruik of nalatigheid om hulp te verlenen om het leven is gekomen. De staat heeft de materiële en procedurele positieve verplichtingen die voortvloeien uit art. 2 EVRM dan ook niet geschonden.
07-06-2022
(Zaaknaam: Kutsarovi t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2022:0607JUD004771119, EHRC-2022-0170) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na een geschiedenis van kindermishandeling wordt een elfjarig kind in een besloten internaat geplaatst. Na nog een geweldsincident door een jeugdwerker wordt hij overgeplaatst naar een ander internaat, op 400 km afstand van zijn moeder. Het EHRM oordeelt dat deze plaatsing neerkomt op een vrijheidsbenemende maatregel. Bij het opleggen daarvan hebben de nationale autoriteiten onvoldoende gekeken naar de belangen van het kind. Ook was er geen tussentijdse rechterlijke beoordeling mogelijk van de plaatsingsmaatregelen. Dit levert strijd op met art. 5 lid 4, 8 en 13 EVRM.
07-06-2022
(Zaaknaam: I.G.D. t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2022:0607JUD007013914, EHRC-2022-0169) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een alleenstaand moeder van vier kinderen heeft een betere sociale huurwoning nodig. Zij ontdekt dat leden van de orthodox-joodse gemeenschap soms wel sneller een sociale huurwoning toegekend krijgen vanuit de woningvoorraad van een kleine, particuliere organisatie; zij ziet daarin een ongerechtvaardigd onderscheid. Het EHRM stelt echter vast dat de reden voor het accepteren van dit beleid is gelegen in de aantoonbare moeilijkheden en discriminatie die leden van de orthodox-joodse gemeenschap ervaren. De acceptatie daarvan blijft binnen de ruime beoordelingsvrijheid die staten hebben in woonbeleidzaken.
24-05-2022
(Zaaknaam: L.F. t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2022:0524DEC001983921, EHRC-2022-0172)