Update
Uitspraken van 08-06-2022 tot 17-06-2022
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 12 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een luchtverkeersleider bij het Letse staatsbedrijf LSG is voorzitter van de luchtverkeersleidersvakbond. In die hoedanigheid heeft zij een brief aan de minister van transport geschreven waarin ze betoogde dat een nieuw werkrooster kon leiden tot veiligheidsproblemen. LSG heeft haar daarop op non-actief gesteld; vakbondsleden die haar ondersteunden werden geïntimideerd. Het EHRM oordeelt dat het gedrag van LSG een ‘chilling effect’ kan hebben op vakbondsleden en strijdig is met art. 11 EVRM. Daarnaast stelt het Hof schendingen vast van art. 6 EVRM vanwege het ontbreken van een rechtvaardiging voor de beslotenheid van de zitting en de niet-openbaarheid van de uitspraak.
02-06-2022
(Zaaknaam: Straume t. Letland, ECLI:CE:ECHR:2022:0602JUD005940214, EHRC-2022-0160) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Irakees echtpaar met vier kinderen is in een transitzone bij de Hongaarse grens vier maanden vastgehouden. De man is – toen hij zijn hoogzwangere vrouw wilde vergezellen naar een ziekenhuiscontrole – geboeid en aan een lijn gebonden. Het EHRM ziet in dit laatste een vernederende behandeling waar bovendien geen concrete rechtvaardiging voor bestond. De omstandigheden van de kwetsbare moeder en kinderen waren ook zodanig dat art. 3 EVRM is geschonden. Voor de langdurige detentie ontbrak een wettelijke basis en er was geen rechterlijke toetsing mogelijk, in strijd met art. 5 lid 1 en lid 4 EVRM.
02-06-2022
(Zaaknaam: H.M. e.a. t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2022:0602JUD003996717, EHRC-2022-0156) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Op een basisschool in Albanië is 89-100% van de leerlingen van Roma- of Egyptische afkomst. In 2015 is op nationaal niveau al vastgesteld dat dit discriminatie en segregatie oplevert en is de staat verplicht om daartegen actie te ondernemen. Het EHRM stelt nu vast dat er onvoldoende is gedaan en dat voorgenomen acties pas veel te laat of helemaal niet zijn uitgevoerd. Daardoor heeft Albanië niet aan haar positieve verplichtingen onder art. 1 van Protocol 12 EVRM voldaan. Het EHRM moedigt Albanië op grond van art. 46 EVRM aan de benodigde maatregelen alsnog zo snel mogelijk te nemen.
31-05-2022
(Zaaknaam: X e.a. t. Albanië, ECLI:CE:ECHR:2022:0531JUD007354817, EHRC-2022-0162) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een mensenrechtenactivist is in voorarrest genomen op verdenking van lidmaatschap van een verboden organisatie. Het EHRM oordeelt dat hieraan geen redelijke verdenking van strafbare feiten ten grondslag lag; de onderbouwing was ontoereikend en zag voornamelijk op vreedzame NGO-activiteiten. Er was dan ook geen redelijke basis voor voorarrest, in strijd met art. 5 lid 3 EVRM. Gelet daarop oordeelt het Hof dat ook de door het voorarrest veroorzaakte beperking van de uitingsvrijheid niet was voorzien bij wet, in strijd met art. 10 EVRM. Het Hof acht het niet nodig de klachten over misbruik van beperkingsmogelijkheden (art. 18 EVRM) te behandelen.
31-05-2022
(Zaaknaam: Taner Kiliç (nr. 2) t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2022:0531JUD000020818, EHRC-2022-0161) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een man die wegens verlamming in een rolstoel zit, heeft verzocht om de toegankelijkheid van een kunst- en cultuurcentrum in zijn gemeente te vergroten. Dit is niet gehonoreerd, onder meer omdat de gemeente beperkte middelen had en prioriteit gaf aan het vergroten van de toegankelijkheid van onderwijs- en sportvoorzieningen. Het EHRM overweegt dat art. 8 jo. 14 EVRM vanwege de bijzondere omstandigheden in de zaak van toepassing zijn op deze toegankelijkheidskwestie. Het aanbrengen van de gevraagde voorzieningen zou echter neerkomen op een disproportionele last voor de gemeente, die dus niet in strijd met het EVRM heeft gehandeld.
31-05-2022
(Zaaknaam: Arnar Helgi Lárusson t. IJsland, ECLI:CE:ECHR:2022:0531JUD002307719, EHRC-2022-0155) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een directeur en een directievoorzitter van een autobedrijf zijn strafrechtelijk vervolgd wegens betrokkenheid bij de frauduleuze verstrekking van bankleningen door een staatsbank. In 2005 werd de staatsbank een private bank; ook de wetgeving veranderde, waardoor specifieke bankmisdrijven als verduistering alleen nog direct door ambtenaren konden worden begaan (primaire strafrechtelijke aansprakelijkheid). Nu het in dit geval niet ging om ambtenaren, maar zij wel voor hun primaire aansprakelijkheid voor verduistering zijn veroordeeld, is deze veroordeling volgens het EHRM in strijd met het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel (art. 7 EVRM).
24-05-2022
(Zaaknaam: Sinan Çetinkaya en Ağyar Çetinkaya t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2022:0524JUD007453610, EHRC-2022-0158) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een aantal Turkse vakbondsleden wilde in 2012 deelnemen aan een demonstratie in Ankara, maar hun bus werd tegengehouden en zij werden voor identificatie aangehouden. Op het politiebureau werden ze zo lang vastgehouden dat ze niet aan de demonstratie konden deelnemen. Het Hof ziet geen gegronde reden voor de detentie, die het in strijd acht met art. 5 lid 1 EVRM. Nu de enige reden voor detentie was gelegen in het voorkomen van deelname aan de demonstratie, neemt het Hof ook een schending aan van art. 11 EVRM: deze maatregel was disproportioneel en onnodig.
24-05-2022
(Zaaknaam: Alici e.a. t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2022:0524JUD007009812, EHRC-2022-0154) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een regionaal nieuwsblad zijn tot twee keer toe zeer beledigende artikelen verschenen over oud-politicus H.B. Deze heeft daarom een smaadprocedure tegen de hoofdredacteur ingesteld, waarin hij in het gelijk is gesteld. Het EHRM overweegt dat de nationale rechter de kwestie zorgvuldig heeft beoordeeld aan de hand van de relevante EHRM-criteria. Deze zelf natoetsend concludeert het dat de nationale rechter op terechte gronden heeft geoordeeld dat in de artikelen de grenzen van het betamelijke zijn overschreden. De door art. 10 EVRM beschermde uitingsvrijheid is dan ook niet geschonden door de hoofdredacteur te verplichten tot betaling van een schadevergoeding.
24-05-2022
(Zaaknaam: Pretorian t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2022:0524JUD004501416, EHRC-2022-0157)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Skeyes – een organisatie die in België verantwoordelijk is voor veiligheid van het luchtruim – heeft in 2019 het luchtruim verschillende keren gesloten omdat er door een staking onvoldoende luchtverkeersleiders waren. Ryanair heeft geprobeerd via de rechter af te dwingen dat het luchtruim alsnog zou worden opengesteld. Het HvJ oordeelt dat luchtvaartmaatschappijen op basis van art. 16 en 47 Hv inderdaad het recht hebben om een besluit van een luchtverkeersdienst bij de rechter aan te vechten, maar dat de bedrijfsbelangen wel ondergeschikt zullen zijn aan die van de veiligheid in het luchtruim.
02-06-2022
(Zaaknaam: Skeyes, ECLI:EU:C:2022:423, EHRC-2022-0159) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Volgens de statuten van een Deense werknemersorganisatie komen alleen leden die op de dag van een voorzittersverkiezing nog geen 60 jaar zijn, in aanmerking voor de verkiezing tot voorzitter. Het HvJ besluit dat een dergelijke situatie binnen het toepassingsbereik van de kaderrichtlijn non-discriminatie bij de arbeid kan worden gebracht. Dat hierbij ook de door art. 12 Hv gewaarborgde vakverenigingsvrijheid wordt geraakt doet daaraan niet af, nu de beperking van de uitoefening van die vrijheid volgens het HvJ EU voldoende gerechtvaardigd is door de doelstellingen van non-discriminatie.
02-06-2022
(Zaaknaam: HK/Danmark en HK/Privat , ECLI:EU:C:2022:419, EHRC-2022-0153)