Update
Uitspraken van 21-12-2021 tot 17-01-2022
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt de eerste EHRC Updates nieuwsbrief van 2022. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2013 wilde een (klein) aantal leden van de Georgische LHTB-gemeenschap een rally organiseren ter gelegenheid van de Internationale Dag tegen Homofobie. Toen zij bij het plein aankwamen waar de rally zou plaatsvinden, werden ze opgewacht door zo’n 40.000 tegendemonstranten, die hen belaagden en bedreigingen riepen. De politie deed niets om hen tegen te houden, maar leek hen zelfs te ondersteunen. Het EHRM ziet hierin een aantasting van de menselijke waardigheid en veroordeelt scherp de door homofobie ingegeven nalatigheid van de autoriteiten, die het in strijd acht met art. 3 en 14 EVRM.
16-12-2021
(Zaaknaam: Women’s Initiatives Supporting Group e.a. t. Georgië, ECLI:CE:ECHR:2021:1216JUD007320413, EHRC-2022-0025) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Genderdoc-M, een belangenbehartigingsorganisatie voor LHTB, heeft een aanklacht ingediend vanwege homofobe uitlatingen door M. In dezelfde periode is M.D. uitgescholden en mishandeld omdat hij homoseksueel zou zijn. In geen van beide zaken is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Het EHRM verklaart Genderdoc-M niet ontvankelijk omdat er geen eigen belang van de organisatie is geraakt. In de zaak van M.D. waren er volgens het Hof duidelijk aanwijzingen van homofobe motieven, zodat het in strijd is met art. 3 jo. 14 EVRM dat deze mishandeling niet nader is onderzocht.
14-12-2021
(Zaaknaam: Genderdoc-M en M.D. t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2021:1214JUD002391415, EHRC-2022-0007) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Vier vrouwen zijn in Rusland het slachtoffer geworden van huiselijk geweld. De autoriteiten hebben weinig tot niets gedaan om hen daartegen te beschermen of achteraf een onderzoek in te stellen; het geweld zou daarvoor niet ernstig genoeg zijn geweest. Het EHRM benadrukt dat de wetgeving over huiselijk geweld in Rusland vergaand tekortschiet en dat er veel te weinig concrete beschermingsmaatregelen worden genomen. Bovendien is sprake van structurele discriminatie jegens vrouwen. Om deze met art. 3 en 14 EVRM strijdige situatie te remediëren, geeft het Hof onder art. 46 EVRM een reeks aanwijzingen voor aanpassing van wetgeving, beleid en uitvoeringspraktijk.
14-12-2021
(Zaaknaam: Tunikova e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1214JUD005597416, EHRC-2022-0024) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een jonge, islamitische, Somalische moeder is naar Noorwegen gevlucht. Daar bleek dat zij niet goed voor haar kind kon zorgen. Nu een Somalisch pleeggezin niet voorhanden was, werd het kind bij een christelijk Noors gezin geplaatst, dat het kind uiteindelijk heeft geadopteerd. Daardoor zijn tegen de wil van de moeder alle banden doorgesneden. Het EHRM oordeelt dat bij de adoptiebeslissing te weinig rekening is gehouden met de belangen van de moeder, die ook van religieuze en culturele aard waren. Dit is in strijd met art. 8 EVRM, gelezen in het licht van art. 9 EVRM.
(Zaaknaam: Abdi Ibrahim t. Noorwegen, ECLI:CE:ECHR:2021:1210JUD001537916, EHRC-2022-0002) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Van een auto-inspecteur is de certificering ingetrokken zodra hij verdacht werd van het vervalsen van een inspectierapport; daarop is hij ook ontslagen. Uiteindelijk werd hij vrijgesproken en werd de intrekking van de certificering ongedaan gemaakt, maar klager werd niet gecompenseerd voor het inkomstenverlies. Het EHRM acht art. 8 EVRM van toepassing vanwege de ernstige inbreuk op klagers privéleven die hierdoor is veroorzaakt. Art. 8 EVRM is geschonden doordat geen schorsing van de intrekking van de certificering of een andere tijdelijke oplossing is geboden terwijl de strafzaak liep.
(Zaaknaam: Budimir t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2021:1216JUD004469114, EHRC-2022-0003) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een lokaal weekblad is een artikel gepubliceerd waarin drie directieleden van de Roemeense vereniging van veeartsen werden bekritiseerd: zij zouden onjuist gebruik van antibiotica bij vee bevorderen. Nationale rechters achtten de publicatie van het artikel niet onrechtmatig en in het algemeen belang. Ook het EHRM is van oordeel dat de reputatie van de directieleden er niet disproportioneel door is aangetast en dat de journalist zijn stuk zorgvuldig en te goeder trouw heeft geschreven. Geen schending van art. 8 EVRM.
(Zaaknaam: Daneş e.a. t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2021:1207JUD004433216, EHRC-2022-0004) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2015 werd de voormalige premier van Moldavië omkoping ten laste gelegd. Na voorlezing van een verzoek van de procureur-generaal door de parlementsvoorzitter werd zijn parlementaire immuniteit opgeheven. Later werd hij veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf. Het voorlezen van het verzoek leverde in de context van de zaak geen schending op van de onschuldpresumptie, ook al werden hiermee vrij stellige uitspraken gedaan over de schuld van de ex-premier (geen schending art. 6 lid 2 EVRM). Het ontbreken van onverplicht bestaande rechtsmiddelen tegen detentie na veroordeling in eerste aanleg valt niet binnen het bereik van art. 5 lid 4 EVRM.
(Zaaknaam: Filat t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2021:1207JUD001165716, EHRC-2022-0005) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2017 heeft G.M. haar – toen vier maanden oude – dochter meegenomen naar een opvangcentrum voor huiselijk geweld. Het kind is toen als noodmaatregel geplaatst bij een kinderbeschermingsinstantie. Na enkele verlengingen van de plaatsingsmaatregel is de zorg uiteindelijk aan de vader toevertrouwd, waarbij G.M. wel contactrechten heeft behouden. Het EHRM wijst op de zorgvuldige, uitgebreide en gebalanceerde besluiten die op nationaal niveau zijn genomen, waarbij zowel de belangen van het kind als die van G.M. in acht zijn genomen. Geen van de genomen beslissingen was willekeurig of kennelijk onredelijk. Geen strijd met art. 8 EVRM.
(Zaaknaam: G.M. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2021:1209JUD002507518, EHRC-2022-0006) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Ghrenassia heeft geprocedeerd in een geschil over contractenrecht en heeft uiteindelijk cassatie ingesteld bij het Luxemburgse cassatiehof. Daarbij heeft hij verzocht om vier prejudiciële vragen voor te leggen aan het HvJ EU. Het cassatieberoep is echter niet-ontvankelijk verklaard vanwege formele gebreken in de cassatiemiddelen. De klacht bij het EHRM richt zich niet op de prejudiciële vragen, dus daarover spreekt het Hof zich niet uit. Wel oordeelt het dat de niet-ontvankelijkverklaring was ingegeven door overmatig formalisme. Daardoor is het recht op toegang tot de rechter (art. 6 lid 1 EVRM) geschonden.
(Zaaknaam: Ghrenassia t. Luxemburg, ECLI:CE:ECHR:2021:1207JUD002716019, EHRC-2022-0008) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tijdens haar huwelijk met G. heeft Godlevskaya enkele onroerende zaken gekocht. G. is later vervolgd en veroordeeld vanwege verduistering. Daarbij zijn de onroerende zaken van Godlevskaya in beslag genomen en geveild. Het Hof stelt vast dat er in het Russische recht geen grondslag is om zaken in beslag te nemen die eigendom zijn van slechts een van de echtgenoten en waarbij niet aantoonbaar is dat ze de aankoop met door verduistering verkregen gelden is gefinancierd. De inbeslagname en veilig zijn dan ook in strijd met art. 1 EP EVRM.
(Zaaknaam: Godlevskaya t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1207JUD005817618, EHRC-2022-0009) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Voor levenslang gestraften in Oekraïne was het tot 2015 verboden om contact hebben tot medegevangenen. Zelfs het groeten van een medegevangene tijdens het luchten leidde al tot een disciplinaire waarschuwing. Dit contactverbod leidde volgens het EHRM tot systematische segregatie van gevangenen en was in strijd met de European Prison Rules. In samenhang met de andere vormen van isolatie die Ivan Karpenko ten deel waren gevallen, was sprake van een onmenselijke en vernederende behandeling, in strijd met art. 3 EVRM.
(Zaaknaam: Ivan Karpenko t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2021:1216JUD004539713, EHRC-2022-0010) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De oude moeder van Jarrand is na verwaarlozing opgenomen in een ziekenhuis en later in een verpleeghuis geplaatst. Jarrand accepteert dat niet en neemt zijn moeder mee naar huis, waar hij zich samen met haar opsluit. De politie intervenieert, komt met geweld de woning binnen en arresteert klager. Na ondervraging wordt hij vrijgelaten. Het EHRM acht de politie-interventie een redelijke manier om de belangen van de moeder te beschermen, en daardoor in overeenstemming met art. 8 EVRM. De detentie en ondervraging van Jarrand waren echter niet conform nationaal recht en dus strijdig met art. 5 lid 1 EVRM.
(Zaaknaam: Jarrand t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2021:1209JUD005613816, EHRC-2022-0011) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Comité heeft in Roemenië geprobeerd om de voormalige Roemeense Communistische Partij opnieuw op te richten. De oude RCP is opgehouden te bestaan toen het totalitaire communistische regime in 1989 ten val kwam. Vooral omdat de nieuwe RCP onvoldoende afstand nam van de oude partij en de ondemocratische denkbeelden daarvan, werd registratie geweigerd. In lijn met eerdere uitspraken hierover acht het EHRM de gegeven redenen begrijpelijk en voldoende draagkrachtig, zodat de inbreuk op de verenigingsvrijheid (art. 11 EVRM) voldoende gerechtvaardigd is. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond en niet-ontvankelijk.
(Zaaknaam: Le Comité d’organisation et d’enregistrement du Parti Communiste Roumain t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2021:1130DEC002040115, EHRC-2022-0012) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een procedure over naheffing van inkomstenbelasting heeft de nationale rechter een eis over de hoofdschuld gegrond verklaard, maar de daarmee samenhangende eis over onder meer wettelijke rente afgewezen. In een andere, beweerdelijk vergelijkbare zaak zijn beide eisen toegewezen. Het EHRM oordeelt dat geen sprake is van een fundamentele en langdurige divergentie in de rechtspraak, maar wel van een tekortschietende motivering. Daardoor is art. 6 EVRM geschonden. Onder art. 41 EVRM oordeelt het dat rechtsherstel op nationaal niveau kan worden geboden door heropening van de zaak.
(Zaaknaam: Melgarejo Martinez de Abellanosa t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2021:1214JUD001120019, EHRC-2022-0013) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een nationale, massamediale krant waarvan Mukhin hoofdredacteur was is een campagne gevoerd voor een referendum over aansprakelijkheid van gezagsdragers. Later werd in de krant een antisemitisch, racistisch getoonzet ingezonden stuk van D. geplaatst. Mukhin is in verband met deze ‘extremistische uitingen’ veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en is zijn status als journalist kwijtgeraakt. De krant werd de massamediastatus ontnomen, wat feitelijk neerkwam op een verspreidingsverbod. Het EHRM acht deze vergaande consequenties en de daarvoor gegeven redenen onaanvaardbaar en disproportioneel in het licht van de door art. 10 EVRM beschermde persvrijheid.
(Zaaknaam: Mukhin t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1214JUD000364210, EHRC-2022-0014) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
R.M. is de moeder van X, die aan een affectieve stoornis lijdt en gedragsproblemen vertoont. De autoriteiten besluiten tot plaatsing van X in een kinderpsychiatrisch ziekenhuis en tot schorsing van R.M.’s ouderlijk gezag. R.M. houdt X echter verborgen. Het EHRM overweegt dat in Letland vaak te snel wordt besloten tot plaatsing op een psychiatrische afdeling, maar acht de gemaakte afwegingen in het onderhavige geval te billijken en niet in strijd met art. 8 EVRM. Voorts is X niet de effectieve toegang tot onderwijs ontzegd, zodat de klacht over art. 2 EP van de rol kan worden geschrapt.
(Zaaknaam: R.M. t. Letland, ECLI:CE:ECHR:2021:1209JUD005348713, EHRC-2022-0015) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2001 is er in Azerbeidzjan een onderzoek gedaan naar de gezondheidseffecten van een radarstation uit de Sovjetperiode. Het daarover uitgebrachte rapport is niet openbaar gemaakt. Een journalist heeft het in 2010 opgevraagd, maar om formele redenen is zijn verzoek afgewezen. Volgens het EHRM gaat het hier om gemakkelijk te geven informatie over een onderwerp van algemeen belang, bedoeld voor een journalistieke reportage. Art. 10 EVRM is daarmee van toepassing. De beperking van de toegang tot deze overheidsinformatie berustte op een onredelijk restrictieve lezing van de toepasselijke wetgeving, in strijd met art. 10 lid 2 EVRM.
(Zaaknaam: Rovshan Hajiyev t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2021:1209JUD001992512, EHRC-2022-0016) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2010 zijn uit een Californische draagmoeder twee kinderen geboren. Zij hebben de Israëlische en Amerikaanse nationaliteit en wonen in Israël. Een van de wensouders is zelf Pools en wil dat de kinderen ook de Poolse nationaliteit krijgen, maar dit verzoek wordt afgewezen. Het EHRM oordeelt dat in dit geval deze afwijzing geen verstrekkende praktische gevolgen heeft voor de kinderen, die immers een nationaliteit hebben en in Israël wonen. Art. 8 EVRM is dan ook niet van toepassing en de klacht is niet-ontvankelijk.
(Zaaknaam: S.-H. t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2021:1116DEC005684615, EHRC-2022-0017) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2007 is een televisiereportage getoond waarin werd gespeculeerd op de onrechtmatige herkomst van het geld waarmee een openbaar aanklager (vervolgd wegens verduistering) zijn luxueuze datsja zou bekostigen. Daarbij werden ook het huisadres en foto’s van de binnenkant getoond. De echtgenote van de openbaar aanklager procedeerde over smaad en aantastingen van persoonsgegevensbescherming. Het EHRM stelt geen schending van art. 8 EVRM vast ten aanzien van de beweerde reputatieschade, maar wel van het privacyrecht in relatie tot het tonen van persoonlijke gegevens zoals het huisadres en haar belastingnummer.
(Zaaknaam: Samoylova t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1214JUD004910811, EHRC-2022-0018) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na strafvervolging wegens ernstige mishandeling is de dader ontoerekeningsvatbaar verklaard vanwege schizofrenie. Hij is gedwongen opgenomen, maar kreeg ook een uitzettingsbevel naar Turkije opgelegd. Een Kamer van het Hof achtte dit eerder in strijd met art. 3 EVRM omdat de zorg in Turkije niet goed genoeg zou zijn, maar de Grote Kamer ziet niet dat er een risico is van blootstelling aan een ernstige, snelle, onomkeerbare verslechtering van de gezondheid en van ernstig lijden. Wel is de uitzetting in strijd met art. 8 EVRM, onder meer omdat de geestesziekte als oorzaak van het strafrechtelijk handelen onvoldoende is meegewogen.
(Zaaknaam: Savran t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2021:1207JUD005746715, EHRC-2022-0019) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De uitgever van de krant ‘Der Standard’ beheert ook een online forum waarop gebruikers na registratie commentaar kunnen geven. Naar aanleiding van twee artikelen over politici zijn grove opmerkingen gemaakt. Om het de politici mogelijk te maken tegen de verantwoordelijken te procederen is de krant verplicht de gebruiksgegevens te openbaren. Het EHRM houdt de uitgever als ‘host provider’ verantwoordelijk voor de verspreiding van de uitingen. Het wijst op het grote belang van anonimiteit op internet voor de uitingsvrijheid en stelt vast dat – in strijd met artikel 10 EVRM - dit belang bij het procederen over reputatiebescherming niet voldoende is afgewogen.
(Zaaknaam: Standard Verlagsgesellschaft mbH t. Oostenrijk (nr. 3), ECLI:CE:ECHR:2021:1207JUD003937815, EHRC-2022-0020) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De auto van klager werd in beslag genomen met het oog op het verzekeren van de betaling van een eventuele boete of schadevergoeding die mogelijk zou voortkomen uit een strafzaak tegen hem. Na veroordeling is betrokkene lang gevangen geweest. Toen hij daarna zijn auto terug wilde krijgen, bleek de waarde met een factor tien te zijn gedaald doordat er geen onderhoud aan was gepleegd. Het EHRM oordeelt dat de autoriteiten in strijd hebben gehandeld met hun algemene zorgplicht voor in beslag genomen goederen. De daardoor veroorzaakte schade was groter dan onvermijdelijk was, zodat het niet aanbieden van compensatie in strijd is met art. 1 EP EVRM.
(Zaaknaam: Stołkowski t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2021:1221JUD005879515, EHRC-2022-0022) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2013 zijn Stoyanov en Tabakov door het EHRM in het gelijk gesteld in een zaak over niet-tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken. Naar aanleiding daarvan zijn nieuwe procedures gevoerd, maar ook de daarbij gedane uitspraken hebben nog niet geleid tot materiële resultaten. Het EHRM acht zich bevoegd om over de tenuitvoerlegging van deze nieuwe uitspraken te oordelen, al is de Europese procedure van toezicht op de tenuitvoerlegging van de eerdere EHRM-uitspraak nog niet afgerond. In de lange duur van de tenuitvoerlegging van de nieuwe uitspraken ziet het Hof duidelijke schendingen van art. 6 en art. 1 EP EVRM.
(Zaaknaam: Stoyanov en Tabakov t. Bulgarije (nr. 2), ECLI:CE:ECHR:2021:1207JUD006438714, EHRC-2022-0023) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2006 is in een Russische gevangenis een vakbond voor gevangenen opgericht, tegen een daarop geldend verbod in. Deze vakbond heeft ook aansluiting gevonden bij een vakbondsfederatie. Deze federatie is vervolgens verplicht om de vakbond het lidmaatschap weer te ontzeggen. Het EHRM wijst erop dat werk in gevangenissen van bijzondere aard is. Bovendien is er nauwelijks Europese eenduidigheid over de vraag of gevangenen vakbonden mogen oprichten. Hoewel het Hof niet uitsluit dat dit in de toekomst anders wordt, acht het de verplichting om de vakbond niet als federatielid toe te laten nu niet in strijd met art. 11 EVRM.
(Zaaknaam: Yakut Republican Trade-Union Federation t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1207JUD002958209, EHRC-2022-0026) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De oprichter van een liefdadigheidsorganisatie heeft op de website daarvan een stukje geschreven waarin hij kritiek uit op de Russisch Orthodoxe Kerk. Hij is daarvoor strafrechtelijk vervolgd, op een terroristenlijst geplaatst en bedreigd met plaatsing in een psychiatrische inrichting. De organisatie is in verband daarmee ontbonden. Het EHRM wijst op het intimiderende effect van dit soort maatregelen op maatschappelijke waakhonden en op het ontbreken van iedere rechtvaardiging. De ontbinding van de organisatie was disproportioneel en berustte bovendien op een onvoorzienbare lezing van de wetgeving. Strijd met art. 10 en 11 EVRM.
(Zaaknaam: Yefimov en Youth Human Rights Group t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1207JUD001238515, EHRC-2022-0027)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
In Spanje is een geboorteakte afgegeven waarin twee vrouwen als moeder staan vermeld. Omdat een van de moeders Bulgaars is, wil zij ook een Bulgaars identiteitsdocument voor het kind aanvragen, maar dit wordt afgewezen omdat Bulgarije het homohuwelijk niet erkent. In het licht van art. 20 en 21 VWEU en art. 7 en 24 Hv oordeelt het HvJ dat alle lidstaten verplicht zijn om een door het gastland afgegeven document te erkennen waarmee dat kind met elk van zijn beide ouders zijn recht kan uitoefenen om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven.
14-12-2021
(Zaaknaam: Stolichna obshtina, rayon ‘Pancharevo’, ECLI:EU:C:2021:1008, EHRC-2022-0021) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In 1998 is aan een aantal beklaagden in Slowakije amnestie verleend, hetgeen naar Slowaaks recht gelijkstaat aan vrijspraak. In 2017 is de amnestieregeling ingetrokken en zijn de beklaagden opnieuw vervolgd. De nationale rechter vraagt zich af of dit in strijd is met het ne-bis-in-idem-beginsel en of hij een Europees arrestatiebevel (EAB) kan uitvaardigen. Het HvJ EU overweegt dat in dit geval de kwestie niet inhoudelijk is beoordeeld, zodat er geen sprake is van onherroepelijke vrijspraak in de zin van art. 50 Hv. Deze bepaling staat dan ook niet in de weg aan het uitvaardigen van een EAB.
(Zaaknaam: AB e.a. (Révocation d’une amnistie), ECLI:EU:C:2021:1016, EHRC-2022-0001)