Update
Uitspraken van 17-03-2021 tot 29-03-2021
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 6 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een uit te zetten vreemdeling heeft een tijdlang in gevangenschap doorgebracht (zowel gevangenisstraf als uitzettingsdetentie) en is onder meer in een container gedetineerd geweest. Het EHRM oordeelt dat de gevangenisomstandigheden zo slecht waren dat art. 3 EVRM is geschonden. Daarbij spreekt het bijzondere zorg uit over een periode van zeven weken waarin de vreemdeling is vastgehouden op een afdeling waar nieuw binnengekomen vreemdelingen in coronaquarantaine werden gehouden. Het Hof stelt daarnaast schendingen vast van art. 5 lid 1 en art. 34 EVRM, dit laatste in verband met de slechte mogelijkheden tot contact met de advocaat.
11-03-2021
(Zaaknaam: Feilazoo t. Malta, ECLI:CE:ECHR:2021:0311JUD000686519, EHRC-2021-0085) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Geschillen over de rechtspositie van rechters (bijvoorbeeld over beslissingen tot overplaatsing) moeten volgens het EHRM altijd voor beroep vatbaar zijn bij een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Er is geen objectieve rechtvaardiging om ze uit te sluiten van het toepassingsbereik van art. 6 lid 1 EVRM op basis van de Vilho Eskelinen-criteria. Het onmogelijk maken van beroep bij de rechter bij verplichte overplaatsingsbeslissingen tast de wezenlijke kern van het recht op toegang tot de rechter aan en is daarmee in strijd met art. 6 lid 1 EVRM.
09-03-2021
(Zaaknaam: Bilgen t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2021:0309JUD000157107, EHRC-2021-0082) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een openbaar aanklager is tuchtrechtelijk veroordeeld door de Turkse Hoge Raad voor de Rechtspraak na diverse kritische uitlatingen over het justitiële systeem. Er was geen beroep mogelijk tegen de veroordeling van een rechter, waardoor het EHRM art. 6 EVRM geschonden acht. Verder waren er weliswaar relevante redenen om een tuchtprocedure te starten vanwege de gedane uitingen, maar de procedurele waarborgen waren zo beperkt dat hierdoor art. 10 EVRM is geschonden. Tot slot acht het Hof het gebruik van bij een strafprocedure verkregen informatie uit telefoontaps in strijd met art. 8 EVRM.
09-03-2021
(Zaaknaam: Eminağaoğlu t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2021:0309JUD007652112, EHRC-2021-0084) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een man van Tunesische afkomst die een verblijfsvergunning had in Roemenië is in 2012 tot ongewenst vreemdeling verklaard vanwege verdenking van staatsgevaarlijke activiteiten. Hij heeft daartegen geprocedeerd, maar noch hijzelf noch zijn advocaat kreeg gedurende deze procedure toegang tot het volledige dossier waarop de verdenkingen waren gebaseerd. Uit het wel toegankelijke dossier bleek niet waarom er een verdenking van staatsgevaarlijke activiteiten kon bestaan. Deze beperkingen van de procedurele rechten acht het Hof zo substantieel dat het hierin een schending van art. 1 Protocol 7 EVRM ziet.
09-03-2021
(Zaaknaam: Hassine t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2021:0309JUD003632813, EHRC-2021-0086) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Iraans-Afghaans gezin heeft in Hongarije asiel aangevraagd en is in afwachting van de beoordeling daarvan een tijd vastgezet in de transitzone van Röszke. Hun omstandigheden daar waren volgens het Hof zo slecht dat die in strijd waren met art. 3 EVRM, onder meer door gebrekkige toegang tot voedsel en slechte voorzieningen voor kinderen. In afwijking van zijn eerdere uitspraak in Ilias en Ahmed t. Hongarije oordeelt het EHRM ook dat de vrijheidsbeperkingen in de transitzone in deze zaak als vrijheidsbeneming in de zin van art. 5 EVRM moet worden gezien. Daarvoor bestaat onvoldoende wettelijke basis.
02-03-2021
(Zaaknaam: R.R. e.a. t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2021:0302JUD003603717, EHRC-2021-0089)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Bij het nemen van een terugkeerbesluit dat samenhangt met een inreisverbod zijn de lidstaten verplicht om terdege rekening te houden met het belang van het kind, ook als het terugkeerbesluit niet is gericht tegen een minderjarige, maar tegen de vader van deze minderjarige. Dit vloeit voort uit art. 24 Hv, gelezen in onderlinge samenhang met art. 7 Hv en art. 3 lid 1 van het VN-Kinderrechtenverdrag.
11-03-2021
(Zaaknaam: Belgische Staat (terugkeer ouder van een minderjarige), ECLI:EU:C:2021:197, EHRC-2021-0081) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een visumverzoek voor een periode van langer verblijf door een derdelander is geweigerd, zonder dat daartegen een beroepsmogelijkheid openstaat. Het HvJ oordeelt dat op de onderhavige situatie art. 21 lid 2 bis Schengenuitvoeringsovereenkomst niet van toepassing is, zodat op grond van art. 51 lid 1 Hv het recht op toegang tot de rechter van art. 47 Hv hierbij niet geldt. Wel is het aan de nationale rechter om te onderzoeken of een andere EU-regeling (richtlijn 2006/801) van toepassing zou kunnen zijn en of op basis daarvan adequate toegang tot de rechter kan worden geboden.
10-03-2021
(Zaaknaam: Konsul Rzeczypospolitej Polskiej w N., ECLI:EU:C:2021:186, EHRC-2021-0087) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
De opneming, door middel van de techniek van framing, op de website van een derde van werken die door het auteursrecht worden beschermd en die met toestemming van de houder van het auteursrecht op een voor het publiek vrij toegankelijke andere website zijn geplaatst, vormen volgens het HvJ een ‘mededeling aan het publiek’ wanneer met die opneming de voorzieningen worden omzeild die de houder tegen framing heeft getroffen of opgelegd. Op die manier wordt het in art. 17 lid 2 Hv neergelegde eigendomsrecht beschermd.
09-03-2021
(Zaaknaam: VG Bild-Kunst, ECLI:EU:C:2021:181, EHRC-2021-0090) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In vervolg op zijn eerdere uitspraak in La Quadrature du Net oordeelt het HvJ dat toegang tot verkeers- en locatiegegevens in het kader van een strafrechtelijk onderzoek alleen mag worden verleend als het gaat om een procedure tot bestrijding van zware criminaliteit en ter voorkoming van ernstige bedreigingen van de openbare veiligheid. Dit geldt ongeacht omstandigheden als de periode waarop de gegevens betrekking hebben of de hoeveelheid en aard van de gegevens. Een openbaar ministerie kan niet worden beschouwd als onafhankelijke instantie die toestemming mag geven voor het verkrijgen van toegang tot verkeers- en locatiegegevens.
02-03-2021
(Zaaknaam: Prokuratuur, ECLI:EU:C:2021:152, EHRC-2021-0088)