Update
Uitspraken van 07-12-2021 tot 20-12-2021
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 23 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Jallow, die in Gambia woont, werd in 2011 vader van een in Noorwegen geboren en daar woonachtig kind. Toen het kind zeven jaar oud was overleed de moeder, waarna Jallow de ouderlijke macht claimde. Omdat hij geen inreisvisum kreeg voor de rechtszitting nam hij daaraan via Skype deel. Ondanks technische haperingen acht het EHRM de Skype-zitting een voldoende volwaardig alternatief om niet te spreken van een schending van art. 6 EVRM. Het nationale oordeel over het ouderlijk gezag is niet onredelijk en niet in strijd met art. 8 EVRM.
02-12-2021
(Zaaknaam: Jallow t. Noorwegen, ECLI:CE:ECHR:2021:1202JUD003651619, EHRC-2021-0325) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een in Baku gevestigde NGO die zich toelegt op het monitoren van verkiezingen werd aanvankelijk niet als rechtspersoon geregistreerd. Snel nadat dat – na veel vertraging – alsnog was gebeurd werd de NGO ontbonden omdat niet aan een aantal procedurele en formele voorwaarden werd voldaan. Het EHRM acht de gestelde procedurele eisen op basis van de wetgeving niet voldoende voorzienbaar. De ontbinding was daarnaast disproportioneel in het licht van de beperkte tekortkomingen; met andere, minder zware maatregelen had kunnen worden volstaan. De laattijdige registratie en ontbinding waren dan ook in strijd met art. 11 EVRM.
02-12-2021
(Zaaknaam: Election Monitoring Centre e.a. t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2021:1202JUD006473309, EHRC-2021-0321) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2010 publiceerde een krant een artikel over schulden die de vijftien rijkste Roemeniërs zouden hebben jegens de staat. Een van deze zakenlieden stelde daarop zonder succes een smaadzaak in, waarin hij een hoog bedrag aan immateriële schadevergoeding vorderde wegens aantasting van zijn eer en goede naam. Het EHRM oordeelt dat inderdaad de uitingsvrijheid kon prevaleren, onder andere omdat het ging om een belangrijk onderwerp, de zakenman een publiek figuur was en was voldaan aan de eisen van journalistieke zorgvuldigheid. Van een schending van het door art. 8 EVRM beschermde reputatierecht was daarom geen sprake.
30-11-2021
(Zaaknaam: Ţiriac t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2021:1130JUD005110716, EHRC-2021-0334) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Kort na de geboorte van N. is de moeder overleden. Haar grootouders zijn vervolgens voor N., die leed aan ernstige fysieke klachten en ontwikkelingsachterstanden, gaan zorgen. Toen N. drie jaar oud was heeft de vader vaderschap erkend en geprocedeerd om ouderlijk gezag over N. te krijgen. Ondanks deskundigenadviezen om N. bij de grootouders te houden hebben nationale rechters besloten dat hij overgebracht zou moeten worden naar de vader. Het EHRM acht dat in de omstandigheden van het geval in strijd met N.’s belangen en stelt daarom een schending vast van art. 8 EVRM.
30-11-2021
(Zaaknaam: T.A. e.a. t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2021:1130JUD002545020, EHRC-2021-0332) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Journalist AB heeft geklaagd over intimidatie door Pal, eveneens journalist. Nadat Pal opnieuw een negatief stuk over AB had gepubliceerd en beschuldigende tweets had verstuurd, werd zij op verzoek van AB aangehouden en strafrechtelijk vervolgd. Uiteindelijk werd besloten de strafzaak niet voort te zetten. Het EHRM oordeelt dat de vervolging inbreuk maakt op art. 10 EVRM, al volgde er geen veroordeling. Het acht het problematisch dat de politie geen volwaardige toets van de redelijkheid van de beperking van de uitingsvrijheid heeft gemaakt, voorafgaand aan de aanhouding; ook daarna is dat onvoldoende gebeurd. Daardoor is art. 10 EVRM geschonden.
30-11-2021
(Zaaknaam: Pal t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2021:1130JUD00446119, EHRC-2021-0329) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Mironescu zit gevangen in een gevangenis die in een ander kiesdistrict staat dan waar hij is geregistreerd voor de verkiezingen. Gelet daarop mag hij tijdens de verkiezingen niet zijn stem uitbrengen: dat mag alleen in het district waarin iemand staat geregistreerd. Het EHRM stelt vast dat Roemenië vrij uniek is in het zo strikt stellen van deze eis en wijst erop dat bij andere groepen (bijv. militairen) meer souplesse wordt betracht. Het acht de vergaande, feitelijke beperking van het kiesrecht dan ook disproportioneel.
30-11-2021
(Zaaknaam: Mironescu t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2021:1130JUD001750418, EHRC-2021-0327) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een context van grote protesten tegen de regering hebben twee mensen een monument beklad met verfspray en er een slogan op gespoten. Daarvoor hebben zij een milde strafrechtelijke boete opgelegd gekregen. Het EHRM acht van belang dat het op deze manier aantasten van een standbeeld niet onomkeerbaar is: de verf kan worden verwijderd en de beschadiging is niet definitief. Ook gelet op de scherpe politieke context is het van oordeel dat het opleggen van een boete hiervoor in strijd is met de door art. 10 EVRM beschermde uitingsvrijheid.
30-11-2021
(Zaaknaam: Genov en Sarbrinska t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2021:1130JUD005235815, EHRC-2021-0323) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Toen de docent even weg was uit een klaslokaal brak er een gevecht uit onder de (tien jaar oude) leerlingen. Een jongen, Derenik, liet daarbij het leven. Achteraf bleek dat hij waarschijnlijk een epileptische aanval en daardoor een hartstilstand kreeg. De kwetsbare gezondheidssituatie van Derenik was bij niemand bekend. Het EHRM oordeelt dat de school daardoor niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het overlijden. Ook kan de docent niet worden verweten dat zij de leerlingen zonder toezicht heeft achtergelaten. Wel schoot het achteraf uitgevoerde strafrechtelijk onderzoek in verschillende opzichten tekort, in strijd met art. 2 EVRM.
30-11-2021
(Zaaknaam: Derenik Mkrtchyan en Gayane Mkrtchyan t. Armenië, ECLI:CE:ECHR:2021:1130JUD006973612, EHRC-2021-0320) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een 25-jarige man is Turks van nationaliteit, maar is in Denemarken geboren en heeft daar zijn hele leven gewoond. Na veroordeling vanwege drugsmisdrijven is hij naar Turkije uitgezet en heeft hij een permanent inreisverbod opgelegd gekregen. Het EHRM acht dit aanvaardbaar omdat de nationale rechter kon overwegen dat er ‘zeer ernstige redenen’ bestonden voor de uitzetting, onder meer gelegen in de ernst van de overtredingen. Met vier stemmen tegen drie besluit het dat art. 8 EVRM door de uitzetting niet is geschonden.
30-11-2021
(Zaaknaam: Avci t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2021:1130JUD004024019, EHRC-2021-0314) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tegen negen verdachten zijn afzonderlijke strafzaken gevoerd wegens onderhouden van een criminele organisatie. Acht zaken zijn afgedaan door een veroordeling na een ‘plea-bargain’. In de negende zaak werd de verdachte veroordeeld, onder meer met verwijzing naar de feitenvaststelling in de ‘plea-bargain’-uitspraken. Het EHRM oordeelt dat de acht eerdere oordelen in wezen vooruitliepen op het schuldoordeel in de negende zaak, waardoor de onschuldpresumptie is aangetast. Art. 6 EVRM is daardoor geschonden.
25-11-2021
(Zaaknaam: Mucha t. Slowakije, ECLI:CE:ECHR:2021:1125JUD006370319, EHRC-2021-0328) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Sassi en Benchellali zijn Franse staatsburgers die in Afghanistan de Taliban ondersteunden. In 2002 heeft de CIA hen overgebracht naar Guantánamo Bay in de VS, waar zij door drie Franse tripartite missies zijn verhoord. Na diplomatieke inspanningen zijn zij in 2004 naar Frankrijk overgebracht. Daar is een strafzaak tegen hen gestart die heeft geleid tot een veroordeling. Volgens klagers zijn daarin hun in Guantánamo Bay afgelegde verklaringen betrokken, maar het EHRM oordeelt dat dat niet zo is en dat de strafzaak tegen hen ook verder niet oneerlijk was. Geen strijd met art. 6 lid 1 EVRM.
25-11-2021
(Zaaknaam: Sassi en Benchellali t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2021:1125JUD001081715, EHRC-2021-0331) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Op een nieuwssite is een artikel gepubliceerd over de betrokkenheid van enkele familieleden bij een geweldsincident. Een familielid heeft na twee jaar gevraagd om het artikel van internet te verwijderen, maar dat is niet gebeurd. Wel is in 2011 het artikel gede-indexeerd, waardoor het niet meer via zoekmachines vindbaar is. Het EHRM oordeelt dat niet alleen zoekmachines, maar ook eigenaars van nieuwssites verplicht kunnen zijn tot de-indexering. Relevante factoren daarbij zijn de beschikbaarheidsduur en gevoeligheid van een publicatie en de hoogte van de sanctie. De plicht tot de-indexering was hier niet in strijd met art. 10 EVRM.
25-11-2021
(Zaaknaam: Biancardi t. Italië, ECLI:CE:ECHR:2021:1125JUD007741916, EHRC-2021-0316) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Naar Kroatisch recht rust de bewijslast voor het aantonen van oorlogsschade bij degene die schade zegt te hebben geleden. Nabestaanden van iemand die in 1995 is verdwenen en later met een schotwond in het hoofd in een massagraf werd aangetroffen, konden daardoor de staat niet aansprakelijk stellen. Het EHRM acht deze bewijslast in een zaak als de onderhavige kennelijk onredelijk en strijdig met art. 6 lid 1 EVRM. De ingediende klacht over de hoogte van de nationale proceskostenvergoeding behandelt het Hof niet omdat de kostenvergoeding opnieuw kan worden beoordeeld na heropening van de procedure op nationaal niveau.
25-11-2021
(Zaaknaam: Baljak e.a. t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2021:1125JUD004129519, EHRC-2021-0315) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Meteen na de mislukte coup in Turkije in 2016 zijn 427 rechters, openbare aanklagers en leden van het Hof van Cassatie en het Administratieve Hooggerechtshof gearresteerd en in voorarrest geplaatst. Omdat zij op heterdaad betrapt zouden zijn van lidmaatschap van een terroristische organisatie zou daarbij niet aan bijzondere procedurele vereisten hoeven te worden voldaan. Conform eerdere rechtspraak oordeelt het Hof dat daarbij een veel te ruime uitleg aan het begrip ‘heterdaad’ is gegeven, zodat de hechtenis in alle gevallen in strijd is met art. 5 lid 1 EVRM.
23-11-2021
(Zaaknaam: Turan t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2021:1123JUD007580516, EHRC-2021-0335) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na het overlijden van haar echtgenoot ging Tapayeva met haar kinderen bij haar ouders in een Tsjetsjeens dorp wonen. De kinderen zijn vervolgens ontvoerd door hun grootvader van vaders kant. Tapayeva’s talrijke pogingen om de kinderen terug te krijgen slaagden niet, al werd zij juridisch wel in het gelijk gesteld. De nalatigheid van de autoriteiten om de uitspraken ten uitvoer te leggen is in strijd met art. 8 EVRM. Gelet op het sterke bewijs dat in dit soort procedures in de Noordelijke Kaukasus stelselmatig sprake is van discriminatie jegens moeders, acht het Hof bovendien art. 14 EVRM geschonden.
23-11-2021
(Zaaknaam: Tapayeva e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1123JUD002475718, EHRC-2021-0333) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een gezin met een Zwitserse moeder en een Franse vader is in Thailand gaan wonen. Daar liep de relatie stuk en de moeder nam het kind mee naar Zwitserland. De vader stelde een kinderontvoeringsprocedure in die voor hem succesvol was. Het EHRM oordeelt dat de Zwitserse autoriteiten de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld en hebben verzekerd dat het kind bij terugkeer in Thailand veilig zou zijn. Ook hebben zij de belangen en meningen van het kind voldoende in de procedure betrokken. Daardoor vormt het besluit dat het kind moet terugkeren naar Thailand geen schending van art. 8 EVRM.
23-11-2021
(Zaaknaam: S.N. en M.B.N. t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2021:1123JUD001293720, EHRC-2021-0330) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In de jaren ’90 is zonder toestemming een winkelcentrum bovenop een rioolinstallatie in Moskou gebouwd. In 2006 hebben de autoriteiten hierover geprocedeerd, maar hun zaak stuitte af op verjaring. Daarop is in 2015 een sloopbevel afgegeven, waarbij het voor de eigenaar onmogelijk bleek om dat in rechte te laten toetsen. Het EHRM ziet in die onmogelijkheid van toegang tot de rechter, die ook in strijd was met het eigen nationale recht, een schending van art. 6 en art. 1 EP EVRM.
23-11-2021
(Zaaknaam: Kooperativ Neptun Servis t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1123JUD004044417, EHRC-2021-0326) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee missionarissen van de Eenmakingskerk – afkomstig uit Amerika en Japan – hebben in 2005 bezoek gekregen van politie en veiligheidsdiensten, die hen confronteerden met enkele formele checks en procedures. Toen zij daaraan niet konden tegemoetkomen, hebben zij Rusland moeten verlaten. Volgens het Hof zijn hun doelbewust procedurele waarborgen en beroepsmogelijkheden onthouden, in strijd met art. 1 P7 EVRM. Er zijn bovendien sterke aanwijzingen dat de gang van zaken verband hield met hun activiteiten voor de Eenmakingskerk, zodat ook sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op de godsdienstvrijheid (art. 9 EVRM).
23-11-2021
(Zaaknaam: Corley e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1123JUD000029206, EHRC-2021-0318) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een Russische regio werd in 2008 een project ‘Pas op: sektes!’ gestart. Daarbij werd onder meer een brochure verspreid waarin werd gewaarschuwd tegen nieuwe religieuze bewegingen. De Krishna-beweging werd daarbij omschreven als een totalitaire sekte die ernstig destructief voor de samenleving zou zijn. Het EHRM oordeelt dat het uiterst negatieve beeld dat van de beweging werd geschetst niet past bij de neutraliteit die de staat ten aanzien van het geloof zou moeten aannemen en stelt een schending vast van art. 9 EVRM. Het weigeren van toestemming voor enkele bijeenkomsten over Vaishnavisme was bovendien strijdig met art. 11 EVRM.
23-11-2021
(Zaaknaam: Centre of Societies for Krishna Consciousness in Russia en Frolov t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1123JUD003747711, EHRC-2021-0317) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een aanhangster van de Kerk van het Vliegende Spaghettimonster kwam in Nederland niet in aanmerking voor de uitzondering voor mensen die religieuze kleding dragen op pasfoto’s op identiteitsbewijzen, zodat zij niet met een omgekeerd vergiet op het hoofd op de pasfoto kon staan. Het EHRM is het met de nationale rechter eens dat het Pastafarianisme primair een satirisch en parodiërend karakter heeft. Daardoor wordt niet voldaan aan de aan een geloof te stellen eisen van ‘ernst’ en ‘samenhang’. Het dragen van een vergiet vormt daardoor geen door art. 9 EVRM beschermde geloofsuitdrukking.
09-11-2021
(Zaaknaam: De Wilde t. Nederland , ECLI:CE:ECHR:2021:1109DEC000947619, EHRC-2021-0319)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Als niet wordt voldaan aan een fiscaal bevel tot verstrekking van inlichtingen kan een boete worden opgelegd. Het HvJ EU legt uit dat art. 47 Hv meebrengt dat die boete pas legitiem opeisbaar wordt als de rechtmatigheid van het bevel en het boetebesluit onherroepelijk zijn erkend. Bovendien moet dan voor het alsnog geven van de inlichtingen een termijn worden gegund die gelijk staat aan de termijn waarin het nationale recht aanvankelijk voorzag om gevolg te geven aan het inlichtingenbevel.
25-11-2021
(Zaaknaam: État luxembourgeois, ECLI:EU:C:2021:953, EHRC-2021-0322) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Als een lagere rechter prejudiciële vragen heeft voorgelegd aan het HvJ is het onaanvaardbaar dat een hogere rechter (i.c. de Hongaarse Kúria) die vragen onrechtmatig verklaart en er tegen de lagere rechter een tuchtprocedure wordt ingesteld. De lagere rechter moet dan de hogere nationale uitspraak buiten beschouwing laten. Los hiervan bepaalt het HvJ in deze zaak dat lidstaten concrete maatregelen moeten nemen om te zorgen voor een voldoende kwaliteit van de vertolking, zodat een verdachte zijn verdedigingsrechten kan uitoefenen. Is de tolkenkwaliteit onvoldoende, dan leidt dat tot een oneerlijk proces en mag een verdachte niet bij verstek worden veroordeeld.
23-11-2021
(Zaaknaam: IS (Illégalité de l’ordonnance de renvoi), ECLI:EU:C:2021:949, EHRC-2021-0324)