Update
Uitspraken van 09-11-2021 tot 22-11-2021
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 21 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Shabelnik is in 2002 voor twee verschillende moorden veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Het EHRM heeft ten aanzien van een van de moorden tot tweemaal toe geoordeeld dat art. 6 EVRM was geschonden, reden waarom het Oekraïense hooggerechtshof in 2017 opnieuw moest oordelen over een verzoek tot heropening. Dat verzoek werd toegewezen voor de moord waarop de EHRM-uitspraak betrekking had, maar voor de andere moord bleef de levenslange gevangenisstraf in stand. Nu daarvoor voldoende zelfstandige gronden bestonden en het ging om een andere veroordeling, acht het EHRM dit geen nieuwe bestraffing, zodat art. 7 EVRM niet is geschonden.
04-11-2021
(Zaaknaam: Shabelnik t. Oekraïne (nr. 3), ECLI:CE:ECHR:2021:1104JUD005480618, EHRC-2021-0289) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een 77-jarige Armeniër is bij de grens van Azerbeidzjan opgepakt en vervolgens incommunicado vastgehouden. Vlak na zijn vrijlating, ruim een maand later, is hij overleden. Het EHRM acht voldoende overtuigend bewezen dat de man ernstig is mishandeld en uiteindelijk aan zijn verwondingen is overleden, en dat Azerbeidzjan daarvoor verantwoordelijk was onder art. 2 EVRM. Daarbij is bovendien te weinig onderzoek ingesteld naar de toedracht. De mishandelingen waren zodanig dat sprake was van foltering, in strijd met art. 3 EVRM. De detentie zelf was evident onrechtmatig in de zin van art. 5 EVRM.
04-11-2021
(Zaaknaam: Khojoyan en Vardazaryan t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2021:1104JUD006216114, EHRC-2021-0283) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een man met een onbehandelbare geestelijke stoornis is in de jaren ’90 veroordeeld tot een lange gevangenisstraf, vooral vanwege zijn risico voor de samenleving. In de jaren ’10 is de strafzaak heropend en is vanwege het nog voortdurende risico een preventieve detentie opgelegd. Het EHRM concludeert dat deze maatregel in strijd is met art. 5 lid 1 EVRM vanwege het ontbreken van een voldoende link met het oorspronkelijke feit en van opname in een passende inrichting. Ook is sprake van verboden terugwerkende kracht (art. 7 lid 1 EVRM) en van ‘bis in idem’ (art. 4 P7 EVRM).
02-11-2021
(Zaaknaam: W.A. t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2021:1102JUD003895816, EHRC-2021-0292) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Hongarije bestaat voor levenslang gestraften een mogelijkheid van vervroegde vrijlating na herbeoordeling van de straf, maar de voorwaarde daarbij is, dat zij minimaal 40 jaar van hun straf hebben uitgezeten. Het Hof overweegt dat deze voorwaarde sterk afwijkt van wat het zelf als maximaal redelijk heeft gezien, namelijk 25 jaar. Een dergelijke lange periode staat bovendien in de weg aan het goed kunnen beoordelen van de penologische legitimiteit van de straf. De Hongaarse regeling is dan ook in strijd met het verbod van onmenselijke en vernederende bestraffing van art. 3 EVRM.
28-10-2021
(Zaaknaam: Bancsok en László Magyar t. Hongarije (nr. 2), ECLI:CE:ECHR:2021:1028JUD005237415, EHRC-2021-0280) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee mensen die in een rolstoel zitten hebben geklaagd over tekortschietende toegankelijkheidsvoorzieningen in een Sloveens referendum en de EP-verkiezingen van 2019. Volgens het EHRM heeft een staat alleen niet voldaan aan zijn verplichtingen tot redelijke tegemoetkoming als sprake is van een ernstig benadelend effect voor de betrokkenen. Daarvan was hier geen sprake, nu de rolstoelers bij beide verkiezingen uiteindelijk wel hun stem konden uitbrengen, zij het eventueel met assistentie. Het voorzien in stemmachines acht het Hof niet nodig om overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel van art. 14 en art. 1 P12 EVRM te waarborgen.
26-10-2021
(Zaaknaam: Toplak en Mrak t. Slovenië, ECLI:CE:ECHR:2021:1026JUD3459119, EHRC-2021-0291) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2012 heeft het EHRM een schending van art. 6 lid 1 EVRM vastgesteld in een Spaanse strafzaak omdat het Spaanse hooggerechtshof de klager niet in persoon had gehoord. Op verzoek van de klager is vervolgens de zaak heropend, maar het hooggerechtshof heeft niet voor alle onderdelen van de aanklacht alsnog de eerdere uitspraak vernietigd en heeft de gevangenisstraf in stand gelaten. Het EHRM stelt vast dat de nationale rechter de eerdere EHRM-uitspraak daarbij onjuist heeft geïnterpreteerd en zijn margin of appreciation bij herzieningen te buiten is gegaan. Strijd met art. 6 lid 1 EVRM.
26-10-2021
(Zaaknaam: Serrano Contreras t. Spanje (nr. 2), ECLI:CE:ECHR:2021:1026JUD000223619, EHRC-2021-0288) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Litouwen bestaat een regeling waardoor jonge gezinnen subsidie kunnen krijgen voor de aanschaf van hun eerste huis. ‘Jonge gezinnen’ bestaan daarbij uit ouders van 35 jaar of jonger. Het EHRM erkent dat de regeling onderscheid naar leeftijd maakt, maar acht dit gerechtvaardigd vanuit het doel om vergrijzingsproblemen tegen te gaan door gericht een financiële prikkel te geven aan jonge mensen die kinderen willen krijgen. De afbakening van de groep is niet kennelijk onredelijk en ook niet disproportioneel, nu er voor mensen ouder dan 35 nog andere sociale voordelen bestaan. Geen schending art. 14 jo. 1 EP.
26-10-2021
(Zaaknaam: Šaltinytė t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2021:1026JUD003293419, EHRC-2021-0287) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Josefa León Madrid werd zwanger uit een relatie met J.S.T.S., waarna zij het contact met hem verbrak. Toen haar dochter in 2005 werd geboren, registreerde zij haar met haar eigen beide achternamen. J.S.T.S. erkende zijn vaderschap vervolgens via een gerechtelijke procedure alsnog, waarbij vanwege de toen geldende wetgeving automatisch zijn achternaam als eerste achternaam werd geregistreerd, tegen de wens van de moeder in. Dit (inmiddels gewijzigde) wettelijke automatisme om de naam van de vader voorop te stellen levert volgens het EHRM een ongerechtvaardigd onderscheid naar geslacht op, in strijd met art. 8 jo. 14 EVRM.
26-10-2021
(Zaaknaam: León Madrid t. Spanje, ECLI:CE:ECHR:2021:1026JUD003030613, EHRC-2021-0286) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na een verkeersongeval is klager een boete opgelegd van 200 euro, te vervangen door vier dagen hechtenis bij niet-betaling. Gelet op de beperkte hoogte van de boete is in Oostenrijk geen hoger beroep mogelijk als de boete in beroep in stand blijft. Weliswaar voorziet art. 2 lid 2 Protocol 7 EVRM in een recht op hoger beroep in strafzaken, maar dat is niet zo voor ‘lichte overtredingen’. Daarvan is in casu volgens het EHRM sprake; het feit dat de boete in een vrijheidsstraf kan worden omgezet maakt dat niet anders. Geen schending van art. 2 P7 EVRM.
26-10-2021
(Zaaknaam: Kindlhofer t. Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2021:1026JUD002096215, EHRC-2021-0284) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een krantenartikel is een president van een Bulgaarse rechtbank beschuldigd van niet-integer handelen in een verduisteringszaak. Naar aanleiding hiervan is een onderzoek gestart, dat uiteindelijk heeft geleid tot het ontslag van de rechtbankpresident als rechter. Het EHRM onderzoekt primair of de Bulgaarse Hoge Raad van Justitie en het administratieve hooggerechtshof voldoen aan de eisen van art. 6 EVRM. Het concludeert dat zij zijn ingesteld bij wet, voldoende rechtsmacht hebben en voldoen aan eisen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid. De concrete procedure was verder met voldoende waarborgen omkleed; geen schending art. 6 lid 1 EVRM.
26-10-2021
(Zaaknaam: Donev t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2021:1026JUD007243711, EHRC-2021-0281) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een vijfjarige jongen is beweerdelijk seksueel misbruikt door een twaalfjarige jongen. Hij vertelde dat pas vier jaar later aan zijn moeder, die aangifte deed. Ondanks het bestaan van een psychologisch rapport waaruit bleek dat de jongen leed aan verschillende psychische stoornissen die correspondeerden met een geschiedenis van misbruik, stelde de openbaar aanklager geen onderzoek in. Het EHRM acht dat in het licht van art. 3 EVRM onaanvaardbaar, net als het feit dat het slachtoffer tijdens het vooronderzoek geen gespecialiseerde bijstand heeft gekregen door bijvoorbeeld een maatschappelijk werker of een psycholoog.
26-10-2021
(Zaaknaam: A.P. t. Moldavië, ECLI:CE:ECHR:2021:1026JUD004108612, EHRC-2021-0279) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Vijf Georgiërs zijn tijdens het gewapende conflict tussen Georgië en Rusland in 2008 halsoverkop geëvacueerd uit het gebied waar zij woonden en dat was blootgesteld aan voortdurende bombardementen en beschietingen. Toen zij terugkeerden waren hun woningen vrijwel volledig verwoest. In zijn uitspraak in de interstatelijke zaak tussen Georgië en Rusland heeft het EHRM al vastgesteld dat Rusland niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor EVRM-schendingen gedurende het eigenlijke gewapende conflict. Hetzelfde oordeelt het nu voor Georgië.
05-10-2021
(Zaaknaam: Shavlokhova t. Georgië en 4 andere klachten, ECLI:CE:ECHR:2021:1005DEC005443108, EHRC-2021-0290) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In hoger beroep in een strafzaak is in 2016 uitspraak gedaan. Die uitspraak werd door alle rechters ondertekend, waarna twee van hen met pensioen gingen. In 2017 volgde de nadere onderbouwing van de uitspraak, die de basis vormde voor tenuitvoerlegging. Die onderbouwing werd door de president van het gerechtshof namens de gepensioneerde rechters ondertekenen. Volgens de veroordeelde persoon reflecteert de onderbouwing daardoor niet een consensus binnen het gerechtshof. Het EHRM verklaart de zaak niet-ontvankelijk omdat de onderbouwing niet de ‘criminal charge’ definitief vaststelde, maar alleen nadere gronden gaf ten behoeve van de tenuitvoerlegging.
28-09-2021
(Zaaknaam: Dragnea t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2021:0928DEC007531717, EHRC-2021-0282)