Update
Uitspraken van 26-10-2021 tot 08-11-2021
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 20 van EHRC Updates. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Als gevolg van het conflict in Donetsk en de Krim zijn verschillende mensen die oorspronkelijk daar woonden naar andere plekken in Oekraïne verhuisd. Zij zijn daar geregistreerd als ‘internally displaced persons’ en in de wetgeving werd hen ook het recht gegeven deel te nemen aan verkiezingen in hun nieuwe woonplaats. Doordat verzuimd was ook de kieswet aan te passen, werd dit recht hen uiteindelijk echter onthouden. Het EHRM stelt vast dat daardoor sprake is van een ongerechtvaardigd materieel onderscheid ten opzichte van andere mensen die niet in hun geregistreerde woonplaats verblijven, in strijd met art. 1 P12 EVRM.
21-10-2021
(Zaaknaam: Selygenenko e.a. t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2021:1021JUD002491916, EHRC-2021-0276) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een man is veroordeeld tot bijna een jaar gevangenisstraf omdat hij via Facebook twee kritische berichten over de Turkse president had gedeeld. Het EHRM is kritisch over de Turkse wetgeving die het staatshoofd bijzondere bescherming biedt tegen belediging; volgens vaste rechtspraak is dergelijke wetgeving vrijwel steeds in strijd met art. 10 EVRM. Gelet op het mogelijke ‘chilling effect’ van een veroordeling als deze is dat ook in deze zaak het geval. Onder art. 46 EVRM beveelt het EHRM aan om de wetgeving te herzien en in overeenstemming met art. 10 EVRM te brengen.
19-10-2021
(Zaaknaam: Vedat Sorli t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2021:1019JUD004204819, EHRC-2021-0277) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een moderator van een Telegram-kanaal dat kritisch is over de Tsjetsjeense autoriteiten is tijdens een verblijf in Tsjetsjenië ontvoerd en mishandeld. Van de mishandeling werden later ook beelden op Telegram geplaatst. Het EHRM oordeelt dat het onderzoek naar de toedracht ernstig tekort is geschoten en dat het lijkt alsof de Tsjetsjeense autoriteiten hun betrokkenheid probeerden te verhullen. Daarnaast neemt het Hof op basis van de feiten en het gebrekkige onderzoek aan dat de autoriteiten verantwoordelijk waren voor de kidnapping en mishandeling, in strijd met art. 3 en 5 EVRM.
19-10-2021
(Zaaknaam: S.T. en Y.B. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1019JUD004012520, EHRC-2021-0274) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Bulgaarse strafrechter is in 2009 verkozen tot president van rechtersvereniging BUJ. In die hoedanigheid heeft ze kritiek geleverd op het beleid van de Hoge Raad van Justitie. Later zijn er tuchtprocedures tegen haar gestart omdat ze als strafrechter de redelijke termijn niet in acht zou nemen; dat leidde tot salarisverlaging en uiteindelijk ontslag. Het EHRM oordeelt dat de tuchtsancties primair waren ingegeven door de kritiek die klaagster als BUJ-president had geleverd. Ze waren daardoor niet alleen in strijd met de vrijheid van meningsuiting, maar leverden ook een misbruik van beperkingsbevoegdheden op in de zin van art. 18 EVRM.
19-10-2021
(Zaaknaam: Miroslava Todorova t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2021:1019JUD004007213, EHRC-2021-0271) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Lavanchy is in 1964 geboren. Haar biologische vader, G.Q., heeft zijn vaderschap op dat moment niet juridisch erkend; pas in 1982 werd zijn identiteit aan Lavanchy onthuld. In 1990 heeft zij contact gelegd met G.Q., maar pas toen na zijn overlijden bleek dat G.Q. niet haar juridische vader was, heeft zij verzocht om erkenning van het vaderschap. Dit is niet gehonoreerd omdat de termijn voor vaststelling van vaderschap zonder rechtvaardiging was overschreden. Het EHRM billijkt dit omdat er inderdaad geen goede redenen waren om zo lang te wachten met het instellen van een vaderschapsprocedure. Geen schending art. 8 EVRM.
19-10-2021
(Zaaknaam: Lavanchy t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2021:1019JUD006999717, EHRC-2021-0268) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Bij een explosie in een munitie-inrichting is de echtgenote van Laçi omgekomen. Laçi heeft een schadevergoedingsprocedure jegens de staat ingesteld, maar moest een griffiegeld van bijna 7000 euro betalen (3% van het gevraagde schadevergoedingsbedrag), terwijl hij moest rondkomen van zo’n 57 euro per maand. Een verzoek om een uitzondering of rechtsbijstand is nog steeds niet definitief gehonoreerd en de zaak is ook nog niet inhoudelijk behandeld. Het EHRM oordeelt dat hierdoor de essentie van het recht op toegang tot de rechter is geschonden, in strijd met art. 6 lid 1 EVRM.
19-10-2021
(Zaaknaam: Laci t. Albanië, ECLI:CE:ECHR:2021:1019JUD002814217, EHRC-2021-0266) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Na een terroristische aanslag op een trein, waarbij 27 mensen omkwamen, zijn negen mensen aangehouden op verdenking van betrokkenheid hierbij. Zij zijn uiteindelijk tot levenslange of lange gevangenisstraffen veroordeeld. Het EHRM constateert verschillende tekortkomingen in de strafprocedure. Met name is de procedure zonder goede reden volledig achter gesloten deuren gevoerd, zijn documenten ten onrechte vertrouwelijk gehouden en zijn er te weinig mogelijkheden geweest om forensisch tegenbewijs te leveren. Dit is in strijd met de beginselen van openbaarheid van de zitting en ‘equality of arms’, zoals vastgelegd in art. 6 lid 1 en lid 3 onder d EVRM.
19-10-2021
(Zaaknaam: Kartoyev e.a. t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1019JUD000941813, EHRC-2021-0264) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In Rusland mogen levenslang gestraften die in een strikt gevangenisregime zitten geen telefonisch contact met hun familieleden onderhouden, ook niet als die op grote afstand wonen. Daardoor is alleen contact via brieven mogelijk. Het EHRM acht dat niet aanvaardbaar. De regeling is te algemeen en houdt onvoldoende regeling met individuele omstandigheden en noodzaak. Bovendien ziet het geen reden om levenslang gestraften op dit punt anders te behandelen dan andere veroordeelden. De regeling is dan ook in strijd met art. 8 EVRM.
19-10-2021
(Zaaknaam: Danilevich t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1019JUD003146908, EHRC-2021-0260) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een raadsheer in de Hoge Raad van Oekraïne is in de periode 2010-2014 voorzitter geweest van een hoge juridische kwalificatiecommissie. Na omverwerping van het regime in deze periode zijn lustratieprocedures gestart tegen mensen die van 2010-2014 functies als die van de raadsheer bekleedden. De raadsheer heeft daarom zelf zijn ontslag aangeboden, maar dat is geweigerd. In plaats daarvan is hij via het lustratieproces ontslagen, waardoor hij ook zijn pensioenrechten kwijtraakte. Het EHRM acht dat geen noodzakelijke maatregel, die bovendien in strijd is met art. 8 EVRM omdat er geen individuele beoordeling aan ten grondslag lag.
14-10-2021
(Zaaknaam: Samsin t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2021:1014JUD003897719, EHRC-2021-0275) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een strafrechtelijke procedure is beslag gelegd op klagers auto. De procedure is vervolgens wegens termijnoverschrijding beëindigd. Een civiele schadevergoedingsclaim wegens waardevermindering van de auto werd afgewezen. Het EHRM oordeelt met 4 stemmen tegen 3 dat bij die afwijzing weliswaar ongelukkige bewoordingen zijn gebruikt waaruit enig schuldoordeel jegens klager kan worden afgeleid, maar dat – gelet op de motivering en de aard van de procedure als geheel – toch niet kan worden gesproken van een schending van de onschuldpresumptie (art. 6 lid 2 EVRM).
14-10-2021
(Zaaknaam: Milachikj t. Noord-Macedonië, ECLI:CE:ECHR:2021:1014JUD004477316, EHRC-2021-0270) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een katholieke priester is eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. De voorwaarden liepen in 2003 af; in 2006 pleegde de man zelfmoord. In 2008 publiceerden drie tabloids artikelen over zijn veroordelingen en zelfmoord. De moeder van de priester was daardoor ernstig gegriefd, maar haar verzoeken om schadevergoeding werden afgewezen. Het EHRM wijst op het belang van het recht op vergetelheid – ook voor mensen die eerder zijn veroordeeld –, op de onnodig sensationalistische toon en op het verdraaien van feiten in de stukken. De nationale rechter heeft dit niet op juiste wijze beoordeeld, in strijd met art. 8 EVRM.
14-10-2021
(Zaaknaam: M.L. t. Slowakije, ECLI:CE:ECHR:2021:1014JUD003415917, EHRC-2021-0269) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Bij de aanleg van een nieuw stuk van de A2 in Polen is het verkeer omgeleid via rijksweg N14. De aanwonenden hebben gedurende een periode van twee jaar ernstige geluidshinder van het extra verkeer ondervonden en mogelijk ook gezondheidsschade. Het EHRM oordeelt dat het omleidingsbesluit niet zorgvuldig genoeg is voorbereid, in die zin dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van aanwonenden. Ook hebben de belangen van chauffeurs voor de staat onterecht zwaarder gewogen dan die van de bewoners. Het recht op vrij genot van de woning (art. 8 EVRM) is daardoor geschonden.
14-10-2021
(Zaaknaam: Kapa e.a. t. Polen, ECLI:CE:ECHR:2021:1014JUD7503113, EHRC-2021-0263) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Van een mensenrechten-NGO en de directeur daarvan zijn in 2014 de tegoeden bevroren, onder meer omdat de directeur rechtsbijstandsfinanciering vanuit de Raad van Europa had ontvangen. Daarnaast zijn twee uitreisverboden aan de directeur opgelegd. Het EHRM oordeelt dat er geen wettelijke basis bestond voor de bevriezingsmaatregel en het eerste uitreisverbod; het tweede uitreisverbod was evident disproportioneel. Het EHRM veroordeelt daarnaast de maatregelen onder art. 18 EVRM omdat ze in feite bedoeld zijn om mensenrechtenactivisten en critici te straffen en te ontmoedigen. Het Comité van Ministers moet erop toezien dat de belemmeringen op hun activiteiten worden weggenomen.
14-10-2021
(Zaaknaam: Democracy and Human Rights Resource Centre en Mustafayev t. Azerbeidzjan, ECLI:CE:ECHR:2021:1014JUD007428814, EHRC-2021-0261) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Twee mensen zijn gedwongen opgenomen in een psychiatrische instelling; daarbij is hen ook gedwongen medicatie toegediend. Het EHRM stelt vast dat de aanvankelijke opnamebeslissing was gebaseerd op te oude psychologische rapporten. Later zijn de rapporten geactualiseerd, maar toen is te weinig onderzocht of de twee een risico voor zichzelf of voor anderen vormden. De grondslag voor de gedwongen medicatie was ontoereikend, nu daarin bijvoorbeeld te weinig was geregeld over de bevoegdheid tot en wijze van toedienen. Daardoor zijn art. 5 lid 1 en 6 EVRM geschonden.
12-10-2021
(Zaaknaam: R.D. en I.M.D. t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2021:1012JUD003540214, EHRC-2021-0273) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2011 hebben 24 slachtoffers van misbruik binnen de katholieke kerk een aansprakelijkheidsprocedure ingesteld bij de Belgische rechter, onder meer tegen de Heilige Stoel. De rechter heeft zich onbevoegd verklaard omdat de Heilige Stoel – net als staten – immuniteit naar internationaal recht toekomt. Het EHRM billijkt dit nationale oordeel. Bovendien overweegt het dat het misbruik in België niet kan worden toegerekend aan de Heilige Stoel of de Paus als zodanig. Er is dan ook geen schending van het recht op toegang tot de rechter (art. 6 lid 1 EVRM).
12-10-2021
(Zaaknaam: J.C. e.a. t. België, ECLI:CE:ECHR:2021:1012JUD001162517, EHRC-2021-0262) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Boychenko heeft in Russische militaire dienst zelfmoord gepleegd. Het EHRM stelt vast dat hij de psychologische toegangstest weliswaar goed had doorstaan, maar dat er later steeds meer signalen kwamen dat hij zelfmoord overwoog. De suïcidaliteit van Boychenko was bekend bij tenminste vijf collega’s, waaronder hogergeplaatsten. Hoewel niet met zekerheid is vast te stellen of de zelfmoord niet had plaatsgevonden als anders was gehandeld, had het treffen van maatregelen in ieder geval het vooruitzicht kunnen bieden van een andere uitkomst. De positieve verplichtingen onder art. 2 EVRM zijn dan ook geschonden.
12-10-2021
(Zaaknaam: Boychenko t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2021:1210JUD000866308, EHRC-2021-0258) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een minderjarige jongen heeft geprocedeerd over de voorwaarden voor de beëindiging van een kinderpsychiatrische opname; ook zijn ouders hebben dat – uit eigen naam – gedaan. Het cassatieberoep van de jongen is niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het beroepschrift niet aan zijn ouders had betekend, terwijl zij wel formeel verantwoordelijk voor hem zijn. Het EHRM billijkt dit, nu de belangen van de zoon en zijn ouders uiteen kunnen lopen en het van belang was dat de ouders op de hoogte zouden zijn van de inhoud van het beroepschrift. Geen schending art. 6 lid 1 EVRM.
12-10-2021
(Zaaknaam: C.N. t. Luxemburg, ECLI:CE:ECHR:2021:1012JUD005964918, EHRC-2021-0259) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een bestuursrechtelijke procedure die in Albanië in 2016 is aangespannen en een strafzaak die in 2012 tot veroordeling in eerste aanleg hebben geleid, zijn in 2021 nog steeds niet afgerond. De Albanese regering heeft dit verklaard vanuit nog lopende hervormingen van de rechterlijke macht en een grote zaaksachterstand bij de Albanese Hoge Raad. Het Hof is hierdoor niet overtuigd en stelt schendingen vast van het redelijke-termijnvereiste van art. 6 lid 1 en – vanwege het ontbreken van rechtsmiddelen – art. 13 EVRM.
12-10-2021
(Zaaknaam: Bara en Kola t. Albanië, ECLI:CE:ECHR:2021:1012JUD004339118, EHRC-2021-0257)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
In het kader van een verzoek van een openbaar aanklager om de tenlastelegging in een strafzaak te kunnen wijzigen heeft een Bulgaarse rechter het Hof van Justitie gevraagd wanneer en onder welke voorwaarden dit zou mogen. Het HvJ overweegt dat dit op zichzelf gedurende de hele procedure nog mogelijk is, maar dat de rechten van de verdediging en het recht op een eerlijk proces naar behoren moeten worden beschermd. Met name moet de verdachte tijdig kennis kunnen nemen van de beoogde wijzigingen, zodat hij en zijn advocaat hun verweer doeltreffend kunnen voorbereiden.
21-10-2021
(Zaaknaam: ZX (Régularisation de l’acte d’accusation), ECLI:EU:C:2021:874, EHRC-2021-0278) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Tijdens huiszoekingen is geld in beslag genomen dat beweerdelijk niet toebehoorde aan de verdachten in een strafzaak, maar aan familieleden. Naar Bulgaars recht hadden de familieleden niet de mogelijkheid om betrokken te zijn bij de confiscatieprocedure. Het HvJ bepaalt dat dit in strijd is met art. 8 van richtlijn 2014/42, gelezen in samenhang met art. 47 Hv, nu daarin wordt vereist dat de grondrechten van derden worden gewaarborgd. In het bijzonder moeten zij toegang hebben tot een advocaat, moeten ze worden geïnformeerd en moeten ze kunnen worden gehoord in het kader van de procedure.
21-10-2021
(Zaaknaam: Okrazhna prokuratura – Varna, ECLI:EU:C:2021:864, EHRC-2021-0272) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In 2015 is VA als jurylid toegewezen aan de strafkamer van de rechtbank van Sofia, maar vanwege haar blindheid heeft ze daarna een jaar lang aan geen enkele zitting kunnen deelnemen. Het HvJ overweegt dat dit een directe discriminatie naar handicap oplevert. Weliswaar kan gezichtsvermogen in voorkomende gevallen een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste zijn, maar de individuele bekwaamheid om de taken uit te voeren moet wel worden beoordeeld en voorzien moet worden in redelijke aanpassingen. Nu dat niet is gebeurd is sprake van strijd met richtlijn 2000/78, gelezen in het licht van art. 26 Hv en het VN-Gehandicaptenverdrag.
21-10-2021
(Zaaknaam: TC and UB/Komisia za zashtita ot diskriminatsia and VA, ECLI:EU:C:2021:862, EHRC-2021-0265) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Voor het illegaal beschikbaar stellen van tien spelautomaten in strijd met de Oostenrijkse kansspelwetgeving is een boete opgelegd van tienmaal 4000 euro, eventueel te vervangen door tienmaal een dag hechtenis. Het HvJ overweegt dat het opleggen van sancties voor overtreding van de kansspelwetgeving geletigimeerd is, maar dat de nationale rechter bij de hoogte ervan rekening moet houden met het proportionaliteitsvereiste van art. 49 lid 3 Hv. Dat geldt in het bijzonder als gecumuleerde sancties mogelijk zijn, omdat het totaal daarvan uit verhouding kan raken met de doelen van de sanctieoplegging.
14-10-2021
(Zaaknaam: Landespolizeidirektion Steiermark, ECLI:EU:C:2021:845, EHRC-2021-0267)