Update
Uitspraken van 27-11-2020 tot 14-12-2020
Redactie: J.H. Gerards, H. Morre, J. Krommendijk, S. Lambrecht, P. Ölçer, B. Aarrass, L.E. Burgers, P. Cannoot, L.R. Glas, C. Mak, D.A.G. van Toor en C. Van de Graaf.
Geachte lezer,
Voor u ligt nieuwsbrief 23 van EHRC Updates, de laatste nieuwsbrief van 2020. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de nieuwste uitspraken aan.
Veel leesplezier gewenst!
De redactie van EHRC wenst u prettige feestdagen en een gezond en gelukkig 2021.
Met hartelijke groet,
De redactie van EHRC Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Nigeriaanse man is in het Verenigd Koninkrijk herenigd met zijn Nigeriaanse partner. Samen hebben zij drie kinderen gekregen, waarvan er één een hartaandoening heeft. Het stel is strafrechtelijk veroordeeld wegens fraude bij meerdere aanvragen om in het VK te kunnen blijven, waarop besloten is om de man uit te zetten. De vrouw en de kinderen mogen blijven vanwege de hartaandoening van het eerste kind. Volgens het EHRM heeft de nationale rechter de belangen van de vader en de kinderen onvoldoende laten meewegen in de uitzettingsbeslissing en heeft hij daardoor geen volwaardig proportionaliteitsoordeel gegeven. De uitzetting was dan ook in strijd met art. 8 EVRM.
24-11-2020
(Zaaknaam: Unuane t. het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2020:1124JUD008034317, EHRC-2020-0299) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een journalist van de Turkse krant Cumhuriyet is in 2016 aangehouden omdat hij propaganda voor terroristische organisaties zou hebben verspreid. Na bijna twee jaar in voorarrest te hebben doorgebracht werd hij vrijgelaten, maar later werd hij tot 7,5 jaar gevangenisstraf veroordeeld vanwege zijn uitingen. Het EHRM oordeelt dat er geen redelijke verdenking tegen klager kon bestaan toen hij werd aangehouden en vervolgd, zodat het voorarrest in strijd is met art. 5 lid 1 EVRM. Ook is de vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM) geschonden. Misbruik van de mogelijkheid om EVRM-rechten te beperken (art. 18 EVRM) acht het Hof niet aangetoond.
24-11-2020
(Zaaknaam: Sik t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2020:1124JUD003649317, EHRC-2020-0295) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Gedurende een periode van in totaal 98 dagen heeft klager gevangen gezeten in een cel van 10 m2 die hij deelde met twee andere gevangenen. Hoewel hij daardoor erg weinig persoonlijke ruimte had, ziet het EHRM hierin geen schending van art. 3 EVRM. De reden daarvoor is dat klager wel toegang had tot goede sanitaire voorzieningen en dat de kwaliteit van licht, lucht, voedsel en drinkwater goed waren. Ook had klager verschillende mogelijkheden om zijn cel regelmatig te verlaten, bijvoorbeeld voor keukendiensten, bezoek of sport.
24-11-2020
(Zaaknaam: Bardali t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2020:1124JUD003162317, EHRC-2020-0289) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In 2007 diende klager een succesvolle tender in voor een bouwproject van een overheidsorgaan. Het contract werd gesloten, klager betaalde een waarborgsom en de uitvoering van het project ging van start. Later bleek dat klager op dat moment werd vervolgd vanwege een overtreding bij een eerdere aanbestedingsprocedure, maar noch het bestuursorgaan, noch klager waren daarvan op de hoogte. Het contract werd nietig verklaard en klager kreeg de waarborgsom niet terug. Het Hof oordeelt dat deze gevolgen – hoewel voorzien bij wet – in het licht van de omstandigheden een excessieve last opleverden, in strijd met art. 1 EP EVRM.
24-11-2020
(Zaaknaam: Kurban t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2020:1124JUD007541410, EHRC-2020-0292) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Eind jaren ’90 werd besloten om een Kroatische bank te herstructureren en alle aandelen terug te roepen en ze op naam te stellen van een bestuursorgaan. Daarover werd in abstracto geprocedeerd, maar deze zaak werd na een wetswijziging beëindigd zonder inhoudelijke beoordeling. Ook een zaak die een aandeelhouder had aangespannen vanwege de geleden schade werd niet inhoudelijk behandeld. Omdat in dit geval op geen enkele manier volwaardige rechterlijke toetsing kon plaatsvinden van het overheidsbesluit, is het EHRM van oordeel dat zowel art. 6 lid 1 als art. 1 EP EVRM zijn geschonden.
19-11-2020
(Zaaknaam: Project-Trade d.o.o. t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2020:1119JUD000192014, EHRC-2020-0294) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een advocaat heeft in het verleden een aantal bedrijven bijgestaan. Als een paar jaar later een strafzaak wordt geopend tegen de directeuren van die ondernemingen, wordt klager gevraagd om te getuigen. Zijn beroep op zijn geheimhoudingsplicht als advocaat wordt afgewezen. Art. 8 EVRM is volgens het EHRM van toepassing op alle communicatie tussen advocaat en cliënt. Hoewel het EHRM de inconsistenties in de rechtspraak over het professioneel privilege erkent, is die rechtspraak voor het onderhavige geval voldoende duidelijk. In deze zaak acht het dit privilege niet disproportioneel zwaar aangetast. Geen schending art. 8 EVRM.
19-11-2020
(Zaaknaam: Klaus Müller t. Duitsland, ECLI:CE:ECHR:2020:1119JUD002417318, EHRC-2020-0293) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In een procedure in hoger beroep is geweigerd om een productie in aanmerking te nemen die in eerste aanleg wel was ingebracht, maar waarnaar in appel niet op de voorgeschreven specifieke, duidelijke en precieze wijze was verwezen. Het EHRM acht de toepassing van deze regel in deze zaak niet overmatig formalistisch. Daarbij neemt het ook in acht dat het ging om een getuigenverklaring waarvan de inhoud overeenkwam met een op de zitting in eerste aanleg afgelegde en wel in appel in aanmerking genomen verklaring van een andere getuige. Geen schending van art. 6 lid 1 EVRM.
19-11-2020
(Zaaknaam: Estradiou e.a. t. Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2020:1119JUD005322114, EHRC-2020-0291) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Van de partner van een bekende Let zijn heimelijk foto’s gemaakt toen ze met hun tweede, pasgeboren kindje van het ziekenhuis naar haar auto liep. Die zijn in een groot stuk over haar en haar partner in een roddelblad gepubliceerd. Een procedure over de daardoor veroorzaakte privacy-inbreuk was op nationaal niveau niet succesvol. Het EHRM loopt alle verschillende criteria na die het heeft ontwikkeld voor botsingen tussen art. 8 en 10 EVRM, en concludeert dat de nationale rechter op onterechte gronden heeft aangenomen dat het privéleven niet te zeer was aangetast. Art. 8 EVRM is dan ook geschonden.
19-11-2020
(Zaaknaam: Dupate t. Letland, ECLI:CE:ECHR:2020:1119JUD001806811, EHRC-2020-0290) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Klager zat in slechte omstandigheden in voorarrest. Op zijn verzoek heeft de rechter een deskundige benoemd om die omstandigheden te beoordelen. Uiteindelijk werd in hoger beroep geoordeeld dat de kosten (775 euro) daarvoor niet hadden hoeven worden gemaakt. In een parallelle procedure had klager gevraagd om compensatie voor de slechte omstandigheden. Dit compensatieverzoek werd gehonoreerd, maar van het toegekende compensatiebedrag van 500 euro werden de 775 euro van het deskundigenrapport afgetrokken. Het EHRM oordeelt dat daardoor afbreuk is gedaan aan de effectiviteit van het compensatiesysteem, in strijd met art. 13 jo. 3 EVRM.
19-11-2020
(Zaaknaam: Barbotin t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2020:1119JUD002533816, EHRC-2020-0288) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Tijdens een strafprocedure kon de verdediging een ooggetuige van een moord niet in persoon ondervragen. Het EHRM is van oordeel dat er in dit geval geen goede redenen waren waarom de ooggetuige niet ter zitting kon verschijnen, terwijl de ooggetuigenverklaring wel doorslaggevend was voor de veroordeling. Ook zijn er onvoldoende procedurele waarborgen geboden die een tegenwicht konden vormen tegen het nadeel dat de verdediging ondervond door de ooggetuige niet in persoon te kunnen horen. Schending art. 6 lid 1 en 6 lid 3 (d) EVRM.
17-11-2020
(Zaaknaam: Süleyman t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2020:1117JUD005945310, EHRC-2020-0297) -
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Een Gambiaanse man is sinds 2008 in Zwitserland en heeft in 2014 een geregistreerd partnerschap gesloten met een Zwitserse man. Een door de Zwitserse man ingediend verzoek om gezinshereniging wordt afgewezen en de Gambiaanse man dreigt te worden uitgezet. Volgens het Hof hebben de nationale rechters niet alle risico’s voor de veiligheid van de Gambiaanse man voldoende meegenomen in hun beoordeling; uitzetting zal in strijd zijn met art. 3 EVRM als dat alsnog gebeurt. Het Hof besluit de klacht over art. 8 EVRM (respect voor het gezinsleven) niet te behandelen omdat de Zwitserse partner inmiddels is overleden.
17-11-2020
(Zaaknaam: B. en C. t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2020:1117JUD000088919, EHRC-2020-0287)
Hof van Justitie van de Europese Unie
-
Hof van Justitie van de Europese Unie
Een Nederlandse officier van justitie is geen uitvoerende rechterlijke autoriteit in het kader van uitvoering van Europese aanhoudingsbevelen omdat hij individuele instructies kan ontvangen van de uitvoerende macht. Een officier moet onafhankelijk kunnen handelen en de procedure moet voldoet aan de vereisten van effectieve rechterlijke bescherming.
24-11-2020
(Zaaknaam: AZ, in tegenwoordigheid van: Openbaar Ministerie, YU, ZV, ECLI:EU:C:2020:953, EHRC-2020-0300) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
In het kader van een strafrechtelijke procedure over kinderontvoering is de vraag opgekomen of daarbij dezelfde voorwaarden voor strafbaarheid kunnen gelden bij overbrenging van het kind naar een andere EU-lidstaat als bij overbrenging naar een derde staat. Het HvJ oordeelt dat dit een ongelijke behandeling oplevert die niet gerechtvaardigd is als overbrenging naar een andere lidstaat ook strafbaar is als daarbij geen gebruik is gemaakt van geweld, bedreiging met ernstig kwaad of een list.
19-11-2020
(Zaaknaam: Staatsanwaltschaft Heilbronn, ECLI:EU:C:2020:947, EHRC-2020-0296) -
Hof van Justitie van de Europese Unie
Op grond van een cao is een periode van ouderschapsverlof met gedeeltelijk behoud van salaris alleen beschikbaar voor werkneemsters die zelf hun kind opvoeden. Een nationale rechter heeft vragen gesteld over de verenigbaarheid daarvan met een aantal Handvestbepalingen, maar het Hof besluit de vragen op grond van richtlijn 2006/54 te beantwoorden. Een aan vrouwen voorbehouden verlof is alleen aanvaardbaar als het direct verband houdt met moederschap; bovendien moet het dan aan bepaalde eisen voldoen, bijvoorbeeld omtrent de hoogte en duur. Het is aan de nationale rechter om dat in dit geval na te gaan.
18-11-2020
(Zaaknaam: Syndicat CFTC , ECLI:EU:C:2020:932, EHRC-2020-0298)