Naar boven ↑

Annotatie

R. Lawson
9 september 2022

Rechtspraak

Żurek t. Polen
Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 16 juni 2022
ECLI:CE:ECHR:2022:0616JUD003965018

Żurek t. Polen (EHRM, 39650/18) – Polen opnieuw veroordeeld wegens aantasting rechtsstaat

1. ‘We … have no choice but to pull out all the cannons in our arsenal and open fire’. Aan het woord is geen officier van het Oekraïense leger, die zijn land moet zien te verdedigen tegen de Russische invasie. Het citaat is van een Poolse politicus, Krzysztof Sobolewski. [1] Deze secretaris-generaal van de regeringspartij PiS richt zijn pijlen niet op de Russische agressor, maar op de Europese Commissie. Die blijft maar zeuren over de rechtsstaat, en daar heeft de heer Sobolewski kennelijk genoeg van. Von der Leyen moet met al dat geld over de brug komen, en snel ook. Anders zwaait er wat: de secretaris-generaal (die misschien wel liever generaal had willen zijn) stelt ons een ‘oog om oog, tand om tand-strategie’ in het vooruitzicht. Polen zal initiatieven van de Unie met een veto treffen, een coalitie opbouwen om Von der Leyen te ontslaan en mét haar de hele Commissie wegsturen.

Wie denkt dat dit – om in de enigszins onfortuinlijke beeldspraak te blijven – een loose cannon is, moet weten dat zijn baas, Jarosław Kaczyński, er al net zo over denkt. Hoogste tijd om Brussel een lesje te leren: ‘Since the European Commission is not fulfilling its obligations to Poland in this area, we have no reason to fulfill our obligations to the European Union’.[2] Minister van Justitie Ziobro, altijd bereid om er nog een schepje bovenop te doen, beschuldigt de Europese Commissie van diefstal: ‘Poland is being robbed, and a leading role in this plundering is played by German politicians led by Von der Leyen’.[3] Ja, de Duitsers, die zitten er achter – ook premier Morawiecki houdt ons voor dat de Unie in de greep is van Duits en Frans imperialisme.[4] Tezelfdertijd onthult de president van de Centrale Bank dat Duitsland het snode plan heeft opgevat om, met behulp van de Unie, hele stukken van Polen te annexeren. [5] De koortsige dromen grijpen wild om zich heen in Warschau.

De Britten hebben een mooi woord voor dit soort verhalen: ‘outlandish’. Zoiets als: niet van deze wereld. Of in elk geval: niet van ons.

2. Maar voorlopig zit Polen nog in de Unie, en daarnaast is het – al ontkent men dat in het parallelle universum waarin de PiS-clan zich schijnt op te houden[6] – gebonden aan het EVRM. Dat leidt tot een gestage stroom rechtszaken, en dus veroordelingen. Want werkelijk iedere zaak over de Poolse aantasting van de rechtsstaat, of die nu wordt voorgelegd aan Luxemburg of Straatsburg, eindigt in een Poolse nederlaag. Waarna de retoriek in Warschau alleen maar schriller wordt.

Toch heeft de bekende rechter Waldemar Żurek een primeurtje. Hij mag als eerste het genoegen smaken om zowel in Luxemburg als in Straatsburg de vloer aan te vegen met de tierende bende die in Warschau de dienst uitmaakt. Daar betaalde hij overigens wel een hoge prijs voor.

3. Eerst de feiten. Żurek, rechter, woordvoerder van zijn rechtbank, lid en woordvoerder van de Raad voor de Rechtspraak (KRS), voert actief campagne voor behoud van de rechterlijke onafhankelijkheid. Maar dat gaat zo maar niet in EU-lidstaat Polen! Hij wordt het voorwerp van een lange serie pesterijen. Zo stelt het Centrale Anti-corruptie Bureau, zonder een concrete aanleiding, een onderzoek naar fraude in. Al snel springt ook de belastingdienst bij. Men gaat zeer grondig te werk: zelfs de verkoop van een stukje grond bij zijn vakantiewoning, 22 jaar eerder, wordt tegen het licht gehouden. Na anderhalf jaar heeft het onderzoek, dat zich overigens ook uitstrekt tot Żureks echtgenote en ouders, nog geen concreet resultaat opgeleverd.

In een anoniem briefje beklaagt iemand zich over de uitlatingen van Żurek als woordvoerder van de KRS. Terstond stelt het ministerie van Justitie een onderzoek in naar zijn rechterlijke uitspraken. De president van zijn rechtbank laat weten dat er geen reden is om daaraan te twijfelen. Dat had hij misschien beter niet kunnen doen: kort daarop zet de minister van Justitie hem aan de kant. De minister heeft namelijk – in strijd met het EVRM[7] – de vrije hand rechtbankpresidenten te vervangen. De nieuwe rechtbankpresident gaat voortvarend te werk: zes dagen na haar benoeming ontheft ze Żurek van zijn rol als woordvoerder van zijn rechtbank. Dat besluit neemt ze, in strijd met de wet, zonder het rechtbankbestuur te raadplegen.

In 2018 komt ook een einde aan Żureks lidmaatschap van de KRS. Nieuwe wetgeving bepaalt dat de rechterlijke leden van de KRS niet langer door rechters worden verkozen, maar door de Sejm – de door PiS gedomineerde tweede kamer van het parlement. De zittende leden moeten met onmiddellijke ingang plaats maken voor de nieuw verkozen leden, ook al betekent dat een voortijdig einde van hun grondwettelijk gegarandeerde zittingsduur. Als de Sejm op 6 maart 2018 nieuwe leden van de KRS kiest, wordt Żureks mandaat terstond beëindigd. Hij wordt daar niet officieel van op de hoogte gesteld; in een beroepsmogelijkheid is niet voorzien. Voor Żurek is de maat vol: in augustus 2018 dient hij een klacht in bij het EHRM. Op dat moment lopen er nog vijf tuchtrechtelijke procedures tegen hem.

4. Maar nog is de gifbeker niet leeg. Drie weken nadat hij zijn klacht in Straatsburg heeft ingediend, besluit de president van zijn rechtbank – de nieuwe, die door de minister van Justitie was benoemd – Żurek over te plaatsen naar een andere afdeling. Dat komt neer op een demotie: behandelde hij eerst zaken in hoger beroep, nu moet hij weer in eerste aanleg rechtspreken.

Żurek gaat tegen die overplaatsing in beroep. Wat er dan gebeurt is veelzeggend, in al z’n procedurele complexiteit én in z’n botheid. Eerst de complexiteit, die symptomatisch is voor de wirwar aan procedures waarmee oude en nieuwe rechters elkaar in Polen bestrijden. Het beroep van Żurek komt terecht bij een nieuwe kamer van de Hoge Raad. Daar is iets mee aan de hand. De leden van deze Kamer werden voorgedragen door de KRS nadat deze in 2018 is ‘overgenomen’ door de PiS. Deze voordracht werd geschorst door de hoogste bestuursrechter. Dat weerhield de President van de Republiek er niet van om – in strijd met het EVRM[8] – toch over te gaan tot de benoeming van de voorgedragen personen. Als zijn zaak aan deze nieuwe Kamer wordt voorgelegd, wraakt Żurek dan ook prompt alle ‘rechters’. Terwijl dat wrakingsverzoek aanhangig is bij weer een ándere kamer van de Hoge Raad, wordt, iets later dan de rest, Aleksander Stępkowski benoemd tot lid van de nieuwe Kamer. Laten we ermee volstaan op te merken dat hij een van de oprichters is van Ordo Juris en ook de eerste president was van deze ultra-conservatieve beweging, en dat zijn benoeming in de Hoge Raad inmiddels door het EHRM is gekwalificeerd als een ‘manifest breach of domestic law’.[9] De Poolse regering zag tot twee maal toe aanleiding om hem voor te dragen voor de positie van rechter in het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa wees beide voordrachten af. [10]

Hoe dan ook – doordat deze Stępkowski net iets later is benoemd dan de rest, wordt hij niet ‘geraakt’ door het wrakingsverzoek van Żurek. Hij kan ‘dus’ aan de slag, en zo komen we al vrij snel aan bij de botheid. Stępkowski beoordeelt het beroep van Żurek – en wijst het af – zonder zelfs maar in het bezit te zijn van het dossier. Zijn beslissing vermeldt dat hij instemt met het standpunt van de Procureur-generaal – dat is de Minister van Justitie – zonder dat Żurek vooraf de mogelijkheid is geboden om opmerkingen in te dienen. [11]

Intussen is Żureks wrakingsverzoek nog altijd in behandeling. De Kamer die dáárover gaat, vraagt zich af hoe het nu verder moet. Heeft de afwijzing van Żureks beroep de bodem onder de wrakingsprocedure weggeslagen? Maar is Stępkowski überhaupt wel een rechter? En zo niet, wat is dan de juridische waarde van zijn ‘besluit’? Men besluit het Unierecht erbij te betrekken. Prejudiciële vraag aan het Hof: dwingt het Unierecht, meer in het bijzonder artikel 19, lid 1, VEU, ertoe om een dergelijk ‘besluit’ buiten beschouwing te laten?

5. Zo komt Żurek in Luxemburg, alwaar hij zijn eerste overwinning boekt. Het EU-Hof van Justitie merkt op dat de gedwongen overplaatsing van een rechter het beginsel van onafzetbaarheid, en daarmee de rechterlijke onafhankelijkheid, kan aantasten. [12] Daarna richt het Hof zich op de positie van ‘neo-rechter’ Stępkowski. Eerst verschaft het Hof de verwijzende rechter een gedetailleerde reeks elementen waarmee hij bij zijn beoordeling van Stępkowski’s positie rekening moet houden. [13] Omdat de ervaring inmiddels heeft geleerd dat, in de Poolse verhoudingen, over dergelijke kwesties al snel misverstanden ontstaan, benadrukt het Hof maar alvast dat de beoordeling kán ‘leiden tot de slotsom dat de benoeming van de betrokken rechter kennelijk in strijd was met de fundamentele regels van de procedure voor de benoeming’. [14] Mocht dat zo zijn, aldus het Hof, dan moeten ook de beslissingen van Stępkowski overeenkomstig het beginsel van voorrang van het Unierecht non-existent worden verklaard. [15]

6. Een paar maanden later volgt de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Hier zijn de rechtsvragen anders.

Allereerst beklaagt Żurek zich over het feit dat zijn lidmaatschap van de Raad voor de Rechtspraak (KRS) voortijdig is beëindigd, zonder dat daar een beroepsmogelijkheid tegen open stond. Het is niet verrassend dat hij het Hof hier aan zijn zijde vindt: kort ervoor, in de vergelijkbare zaak Grzęda, had de Grote Kamer al een schending van artikel 6 EVRM geconstateerd. [16] Artikel 6 EVRM is van toepassing op een geschil over het lidmaatschap van de KRS, aldus het Hof, en het ontbreken van een beroepsmogelijkheid is niet verenigbaar met het recht op toegang tot de rechter. Daarbij wijst het Hof nadrukkelijk op de bredere context van, ik citeer, ‘the various reforms undertaken by the Polish Government which have resulted in the weakening of judicial independence and adherence to rule-of-law standards’ (par. 148). Het persbericht over dit arrest formuleert het nog iets directer: het gaat om de situatie ‘widely described as the rule-of-law crisis in Poland’.

7. Terzijde merk ik op dat Żureks lidmaatschap van de KRS liep tot 21 maart 2018. Daaraan kwam een voortijdig einde op … 6 maart 2018. Het geschil draait dus om een luttele twee weken. Het Hof staat hier niet expliciet bij stil, en in principieel opzicht is dat natuurlijk ook niet relevant. Prematuur is prematuur. Vanzelfsprekend brengt de Poolse regering naar voren dat Żurek geen ‘wezenlijk nadeel’ (‘significant disadvantage’) zou hebben geleden: een reden om de zaak niet-ontvankelijk te laten verklaren (artikel 35 lid 3 (b) EVRM). Het Hof maakt daar korte metten mee (zie par. 140 van het arrest). Ook bij relatief klein leed kunnen grote principes op het spel staan.

8. Tot zover bevestigt het arrest de bestaande jurisprudentie. Spannender is de tweede klacht van Żurek: hij stelt dat hij is aangepakt omdat hij kritiek leverde op de opeenvolgende maatregelen waaraan de rechterlijke macht werd onderworpen. Om hem te straffen – en tegelijk ook andere critici te intimideren – werden allerlei onderzoeken tegen hem gestart, werd zijn rol als woordvoerder van zijn rechtbank hem ontnomen, et cetera. Daarmee zou de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM) zijn geschonden. Technisch gezien is het interessante van deze klacht, dat Żurek geen formele straf is opgelegd. [17] Het gaat om een cumulatie van handelingen. Kunnen pesterijen een inbreuk maken op de vrijheid van meningsuiting?

Het Hof is het – grotendeels – met Żurek eens. Maar niet helemaal. Dat hij zijn positie in de KRS verloor, is volgens het Hof niet primair te wijten aan zijn publieke uitingen: de hervorming van de KRS was immers ingezet ‘for the legislative and the executive powers to achieve a decisive influence on the composition of the [KRS] which, in turn, enabled those powers to interfere directly or indirectly in the judicial appointment procedure’ (par. 209 van het arrest, met verwijzingen naar eerdere rechtspraak). Dat is natuurlijk een buitengewoon pijnlijke constatering voor Polen, maar daarmee vormt deze maatregel nog geen inbreuk op Żureks vrijheid van meningsuiting.

Dat ligt anders bij de overige maatregelen. Het Hof constateert dat de opeenvolgende onderzoeken en maatregelen steevast volgden op publieke verklaringen van Żurek – interviews, online artikelen, items op het YouTube-kanaal van de KRS. Er waren geen reële aanwijzingen dat Żurek verantwoordelijk was voor financiële of vakinhoudelijke malversaties. Alle maatregelen tegen Żurek werden ondernomen door organen die onder controle van de regering stonden. Die gegevens bij elkaar, tegen de achtergrond van opeenvolgende hervormingen ‘die tot doel hadden de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te verzwakken’, leiden het Hof tot een prima facie conclusie: hier is wel degelijk gereageerd op publieke verklaringen, en dus is er – bij gebreke van een geloofwaardige verklaring van de Poolse regering – sprake van een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting.

9. Valt die inbreuk te rechtvaardigen? De uitkomst laat zich raden. In hun ijver om Żurek aan te pakken, schonden de autoriteiten herhaaldelijk de wet; een legitiem doel lijkt evenmin voorhanden. Hoe dan ook, aldus het Hof, was de inbreuk niet noodzakelijk in een democratische samenleving. Natuurlijk niet!

Maar in zijn redenering neemt het Hof enkele overwegingen op die de reikwijdte van deze concrete zaak te buiten gaat. In navolging van onder meer de toenmalige Poolse Ombudsman Adam Bodnar (zie par. 182 van het arrest), overweegt het Hof dat Żurek niet alleen het recht, maar ook de plicht had om zich uit te spreken voor de verdediging van de rechtsstaat en de rechterlijke onafhankelijkheid (par. 220-222 van het arrest). Żurek had als woordvoerder van de KRS natuurlijk een bijzondere positie, maar in par. 222 trekt het Hof het algemener: “The general right to freedom of expression of judges to address matters concerning the functioning of the justice system may be transformed into a corresponding duty to speak out in defence of the rule of law and judicial independence when those fundamental values come under threat.”

Het Hof voegt daar aan toe dat Żurek een van de belangrijkste figuren is van de justitiële gemeenschap in Polen; dat hij de fundamentele waarden van de rechtsstaat voortdurend heeft verdedigd; en dat hij zijn uitlatingen deed vanuit een strikt professioneel perspectief. Hij maakte daarom aanspraak op een sterke bescherming van de vrijheid van meningsuiting. De maatregelen die hij te verduren kreeg, moeten een chilling effect hebben gehad op andere rechters. Een en ander mondt uit in zo’n onomwonden rehabilitatie van Żurek, en tegelijkertijd zo’n veeg uit de pan voor het Poolse regime, dat we niet anders kunnen dan de conclusie van het Hof woordelijk te herhalen: “Having regard to the accumulation of measures taken by the authorities, it appears that they could be characterised as a strategy aimed at intimidating (or even silencing) the applicant in connection with the views that he had expressed in defence of the rule of law and judicial independence. On the material before it, the Court finds that no other plausible motive for the impugned measures has been advanced or can be discerned. It notes that the applicant is one of the most emblematic representatives of the judicial community in Poland who has steadily defended the rule of law and independence of the judiciary. The Court considers that the impugned measures undoubtedly had a “chilling effect” in that they must have discouraged not only him but also other judges from participating in public debate on legislative reforms affecting the judiciary and more generally on issues concerning the independence of the judiciary.”

10. Een paar korte opmerkingen tot slot. Ik blijf erbij dat het Hof veel te laat en vervolgens veel te traag in beweging is gekomen.[18] Natuurlijk kan het Hof slechts reageren als een klacht eenmaal is ingediend, en daaraan voorafgaand moeten, in beginsel, de nationale rechtsmiddelen worden uitgeput. Maar toen de eerste ‘Poolse rule of law-klachten’ werden ingediend, maakte het Hof geen haast. Het duurde lang voordat klachten werden gecommuniceerd aan de Poolse regering en ook daarna viel er weinig gevoel voor urgentie te bespeuren. Pas in februari 2021 barstte de bom en kondigde het Hof aan dat het de ‘Poolse rule of law-zaken’ voortaan bij voorrang zou gaan behandelen. [19] En een maand later voerde het Hof een nieuw beleid in: meer prioriteit voor “impact cases”, waaronder zaken die raken aan de kwaliteit van de rechtsstaat.[20] Maar ja, dat gebeurde dus allemaal pas nadat het Poolse regime jarenlang, sinds 2015, in de gelegenheid was geweest voldongen feiten te creëren die maar moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt.

Hoe dan ook – nu de Europeesrechtelijke machinerie eenmaal in beweging is gekomen, is er geen ruimte meer voor misverstanden. Praktisch alle ‘hervormingen’ van de rechterlijke macht in Polen zijn gewogen en te licht bevonden. Daarbij is van groot belang dat zowel het Straatsburgse als het Luxemburgse Hof de algehele context betrekt bij zijn analyse en het effect van maatregelen in onderlinge samenhang beziet. Beide Hoven voeren ook een ‘keten-analyse’ uit: politieke invloed op het orgaan dat rechters selecteert en voordraagt, tast ook de positie van de aldus benoemde rechters aan. De Żurek-zaak voegt hier aan toe dat het Hof laat merken oog te hebben voor informele maatregelen tegen rechters. De term ‘smear campaigns’ valt herhaaldelijk in het arrest. Het gaat van rechtstreeks door de overheid ingestoken campagnes tegen de rechterlijke macht als geheel (zie par. 15 van het arrest), via berichtgeving in de door het regime gecontroleerde media, tot aan feitelijke handelingen zoals het binnendringen van vergaderingen en het overhandigen van documenten aan Żurek ten overstaan van collega’s, om maar duidelijk te maken dat hij voorwerp van onderzoek is. Het EHRM neemt het allemaal mee in zijn beoordeling.

En zo leidt iedere nieuwe poging van de ruling party om zijn grip op het rechterlijk apparaat te versterken, weer tot nieuwe rechtspraak waarin de elementen van de rechterlijke onafhankelijkheid verder worden ontgonnen.

11. Dat het Hof de afgelopen jaren street wise is geworden, bleek ook deze zomer, toen het een aantal tegen Polen uitgevaardigde interim-maatregelen aanpaste. De maatregelen waren genomen in zaken die in Straatsburg aanhangig waren gemaakt door Poolse rechters, die het voorwerp waren van tuchtrechtelijke procedures omdat ze de euvele moed hadden gehad Europees recht toe te passen in hun uitspraken. In de interim-maatregelen gelastte het Hof – en dat was op zich al een unicum – de Poolse autoriteiten om minimaal 72 uur van te voren aan te geven als de klager moest verschijnen voor de omstreden Tuchtkamer van de Poolse Hoge Raad. [21] Nadat de Tuchtkamer in de zomer van 2022 een cosmetische operatie had ondergaan en als Kamer voor Professionele Aansprakelijkheid het daglicht zag, paste het Hof de eerder uitgevaardigde interim-maatregelen prompt aan: de notificatieplicht werd uitgebreid tot “ieder orgaan” dat op grond van het nationale recht bevoegd is tuchtrechtelijke zaken te behandelen.[22]

12. Nog even terug naar de zaak Żurek. Zijn keuze voor een beroep op artikel 10 EVRM zorgde voor een principieel getoonzette uitspraak. Maar gezien de gestage poging tot karaktermoord had hij zich ook kunnen beroepen op artikel 8 EVRM: de autoriteiten hebben immers van alles uit de kast gehaald om zijn reputatie aan te tasten. [23]

De term strategic lawsuits against public participation (SLAPPs) valt in dit arrest niet. [24] De verklaring is allicht dat (straf-)zaken tegen Żurek zijn uitgebleven – wellicht omdat de verschillende vooronderzoeken tegen hem niets opleverden. Maar het thema van de ulterior motives is in deze zaak zo duidelijk aanwezig, dat het een wondertje is dat er niet ook naar artikel 18 EVRM is gekeken. Die bepaling is tot nu toe vooral ingezet tegen Rusland (denk aan Navalnyy), Turkije (Kavala) en Azerbeidzjan (Ilgar Mamadov). Het lijkt een kwestie van tijd voordat Polen in dit rijtje terecht komt.

13. De vraag is natuurlijk of alle rechterlijke activiteit nu ook daadwerkelijk effect sorteert. De reactie van de Poolse autoriteiten stemt somber – zie ook de retoriek waarmee deze noot opende. Voor het gezag van het Hof, en de geloofwaardigheid van het hele Europese mensenrechtensysteem, is nu de reactie van het Comité van Ministers cruciaal: op grond van artikel 46 EVRM heeft het Comité de taak om toe te zien op de tenuitvoerlegging van de arresten van het Hof. Het Comité opereert grotendeels achter gesloten deuren, maar voor de buitenwacht blijft het vooralsnog heel stil. [25] Ik heb niet de indruk dat men wordt geïntimideerd door het Poolse wapengekletter, maar men weet toch ook niet goed raad met de situatie. Van de ferme eensgezindheid die de reactie op de Russische inval in Oekraïne kenmerkte, is in elk geval niet veel te merken.

Ook de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa heeft een verantwoordelijkheid voor het behoud van het systeem. In december 2021 nam de SG de uitzonderlijke stap om de Poolse regering te vragen om tekst en uitleg: hoe denkt men de verplichtingen onder het Verdrag nog na te komen? [26] Naar verluidt is een antwoord ontvangen, maar daarna is het in Straatsburg opnieuw oorverdovend stil gebleven.

14. Al met al is dit natuurlijk materiaal voor een film. Eerzame rechter (‘I am only doing my job’) strijdt voor de goede zaak; neemt het op tegen almachtige staat; incasseert klap na klap; zoekt en vindt bescherming op Europees niveau. Maar wie durft nog te hopen op een happy end?

Rick Lawson
Hoogleraar Europese bescherming van de rechten van de mens, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit Leiden. De paragrafen 4 en 5 van deze annotatie zijn mede gebaseerd op zijn artikel 'De prejudiciële procedure als instrument ter verdediging van de rechtsstaat', in NTER 2022, pp. 96-104.


[1]      J. Cienski, 8 augustus 2022, “Poland warns it will turn cannons on the EU in rule of law dispute”, te vinden op www.politico.eu.

[2]      Ibidem.

[3]      M. Moskwa, 22 augustus 2022, “Polish Minister Escalates Standoff, Accuses EU of ‘Stealing’ Billions in Funds”, te vinden op www.bloomberg.com.

[4]      M. Morawiecki, 20 augustus 2022, “Alleen EU van sterke lidstaten krijgt Moskou op de knieën” in NRC. Zie de zeer kritische reacties van Guy Verhofstadt (op dezelfde dag) en in het hoofdredactioneel commentaar (van 24 aug. 2022).

[5]      J. Cienski, 17 augustus 2022, “Poland’s central bank chief warns of German designs on Polish territory”, te vinden op www.politico.eu.

[6]      Zie mijn bijdrage “Non-existent”, 18 juni 2021, te vinden op verfassungsblog.de

[7]      Broda and Bojara t. Polen, EHRM, 29 juni 2021, nrs. 26691/18 en 27367/18, ECLI:CE:ECHR:2021:0629JUD002669118.

[8]      Reczkowicz t. Polen, EHRM, 22 juli 2021, nr. 43447/19,
ECLI:CE:ECHR:2021:0722JUD004344719 en ook Dolińska-Ficek t. Polen, EHRM, 8 november 2021, nr. 49868/19, ECLI:CE:ECHR:2021:1108JUD004986819, m.n. par. 338 (‘can only be characterised as blatant defiance of the rule of law’).

[9]      Dolińska-Ficek t. Polen, EHRM, 8 november 2021, nr. 49868/19, waar in par. 136 expliciet wordt verwezen naar ‘Judge A.S.’. De vernietigende conclusie van het Hof staat in par. 353.

[10]     Zie www.pace.coe.int > Committee on the Election of Judges to the European Court of Human Rights.

[11]     Voordat de lezer denkt dat ik dit allemaal verzin: het ‘procesverloop’ wordt beschreven in de conclusie van AG Tanchev in Zaak C-487/19 (W.Ż), par. 9-11.

[12]     W.Ż, HvJEU, 6 oktober 2021, Zaak C-487/19, EU:C:2021:2798, par. 114.

[13]     Ibidem, par. 138-151.

[14]     Ibidem, par. 152.

[15]     Ibidem, par. 154.

[16]     Grzęda t. Polen, EHRM (GK), 15 maart 2022, nr. 43572/18, ECLI:CE:ECHR:2022:0315JUD004357218.

[17]     Een vroeg voorbeeld is Wille t. Liechtenstein, EHRM (GK), 28 oktober 1999, nr. 28396/95, ECLI:CE:ECHR:1999:1028JUD002839695.

[18]     Zie mijn bijdage aan European Court of Human Rights, The European Convention on Human Rights: living instrument at 70 - Dialogue between judges (Colloquium on the Occasion of the Opening of the Judicial Year, European Court of Human Rights, Council of Europe, 2020), te vinden op https://www.echr.coe.int/Documents/Dialogue_2020_ENG.pdf.

[19]     Zie ECHR, Press release 066 (2021) van 17 februari 2021, The Grand Chamber to examine case concerning judicial reform in Poland: “the Court has decided that all current and future applications concerning complaints about various aspects of the reform of the judicial system in Poland should be given priority (Category I). In accordance with the Court’s prioritisation policy, this level of priority is assigned to urgent cases”.

[20]     Zie ECHR, Press release 092 (2021) van 17 maart 2021, The European Court of Human Rights is launching a new case processing strategy.

[21]     Zie bv. ECHR, Press release 104 (2022) van 24 maart 2022, Interim measure in cases concerning charges brought against Polish judges. De Tuchtkamer bestond uit ‘rechters’ die waren voorgedragen door de neo-KRS – een situatie die het EHRM in strijd met art. 6 EVRM acht; zie Reczkowicz t. Polen EHRM, 22 juli 2022, nr. 43447/19.

[22]     Zie bv. ECHR, Press release 104 (2022) van 24 maart 2022, Interim measure in cases concerning charges brought against Polish judges. De Tuchtkamer bestond uit ‘rechters’ die waren voorgedragen door de neo-KRS – een situatie die het EHRM in strijd met art. 6 EVRM acht; zie de al genoemde zaak Reczkowicz.

[23]     Zie bv. Oleksandr Volkov t. Oekraïne, EHRM, 9 januari 2013, nr. 21722/11, ECLI:CE:ECHR:2013:0109JUD002172211.

[24]     De eerste keer is OOO Memo t. Rusland, EHRM, 15 maart 2022, nr. 2840/10, ECLI:CE:ECHR:2022:0315JUD000284010.

[25]     HUDOC-EXEC, bijgehouden door het ‘Execution department’, vermeldt bij de Poolse rule of law-zaken, zoals Grzęda of Reczkowicz slechts “Status of Execution: Action plan/report awaited”. Bij de zaak Broda and Bojara zijn we iets verder: de klagers hebben de door het Hof vastgestelde schadevergoeding ontvangen. En we lezen ook: “The authorities informed the Committee of Ministers about the adoption by the Polish Constitutional Court of a judgment of 10 March 2022 in the case K 7/21, in which it found Article 6§1 of the Convention inconsistent with certain provisions of the Polish Constitution (…)”. Daar wordt nu kennelijk op gestudeerd.

[26]     Zie https://rm.coe.int/rau-mfa-poland-sg-article-52-constitutional-court-07-12-2021/1680a4cd03.